[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2025-12-09. Laatste update: 2025-12-09 20:42
Plenaire zaal
Tussenpublicatie / Ongecorrigeerd

23e vergadering, dinsdag 9 december 2025

Opening

Voorzitter: Van Campen

Aanwezig zijn 144 leden der Kamer, te weten:

El Abassi, Abdi, Van Ark, Armut, Van Asten, Van Baarle, Bamenga, Baudet, Becker, Beckerman, Belhirch, Van den Berg, Van Berkel, Bevers, Biekman, Bikker, Boelsma-Hoekstra, Bontenbal, Boomsma, Boon, Bosma, El Boujdaini, Brekelmans, Van Brenk, Bart van den Brink, Tijs van den Brink, Bromet, Bühler, Van der Burg, Bushoff, Van Campen, Ceder, Ceulemans, Claassen, Clemminck, Coenradie, Dassen, Dekker, Tony van Dijck, Heera Dijk, Jimmy Dijk, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Dobbe, Van Duijvenvoorde, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Ergin, Erkens, Faber, Flach, Goudzwaard, Graus, Grinwis, De Groot, Hamstra, Heinen, Heutink, Den Hollander, Hoogeveen, De Hoop, Van Houwelingen, Ten Hove, Huidekooper, Huizenga, Chris Jansen, Frederik Jansen, Jetten, Jumelet, Karremans, Kathmann, Keijzer, Kisteman, Klaver, Klos, Koorevaar, Kops, De Kort, Köse, Kostić, Kröger, Krul, Lahlah, Lammers, Van Lanschot, Van der Lee, Maeijer, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Michon-Derkzen, Mohandis, Moinat, Mooiman, Moorman, Mulder, Nanninga, Neijenhuis, Nobel, Van Oosterhout, Oosterhuis, Oualhadj, Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Piri, Van der Plas, Podt, Prickaertz, Raijer, Rajkowski, Rooderkerk, Schilder, Schoonis, Schutz, Sneller, Steen, Stöteler, Straatman, Struijs, Stultiens, Synhaeve, Teunissen, Tijmstra, Tseggai, Vellinga-Beemsterboer, Vermeer, Vervuurt, Vijlbrief, Vliegenthart, Vlottes, Vondeling, De Vos, Wendel, Westerveld, Wiersma, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Zalinyan en Zwinkels,

en mevrouw Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei, viceminister-president, de heer Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, de heer Schoof, minister-president, minister van Algemene Zaken, mevrouw Tielen, staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, de heer Tieman, minister van Infrastructuur en Waterstaat, en mevrouw Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.

De voorzitter:

Ik open de vergadering van dinsdag 9 december 2025.

Vragen Kröger

Vragen Kröger

Vragen van het lid Kröger aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht "Opmerkelijke timing: er komt vóór kerst een besluit over opening Lelystad Airport".

De voorzitter:

Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Ik heet daarvoor van harte welkom de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Kröger van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid voor haar vraag aan de minister. U heeft het woord.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Een extra vliegveld midden in de klimaatcrisis. Al jaren en jaren sleept de besluitvorming over Lelystad Airport zich voort met een rammelende milieueffectrapportage, ontbrekende vergunningen, grote zorgen in de wijde omgeving over de laagvliegroutes, en de absurditeit van het openen van een nieuw vliegveld voor prijsvechters in deze tijd van klimaatverandering. Er is geen juridische of economische basis voor een besluit tot opening. En nog belangrijker: er is geen draagvlak in deze Kamer. Toch lees ik dat het ministerie van IenW bevestigt dat er nog voor het kerstreces een besluit gaat vallen over de openstelling. Mijn eerste vraag aan de minister is of deze berichtgeving klopt.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister. U mag plaatsnemen achter het spreekgestoelte.

Minister Tieman:

Voorzitter. Het antwoord op de vraag van mevrouw Kröger is dat wij op dit moment werken aan een politiek besluit. Dat besluit is nog niet genomen en zal te zijner tijd ook in de ministerraad voorgelegd worden. Daar kan ik op dit moment nog niet op vooruitlopen. Op dit moment ben ik informatie aan het verzamelen. U had het net over het juridische kader en er zijn nog echt wat vraagstukken die daar op dit moment gewoon doorgelopen worden. Wanneer dat rond is en wanneer we daar een goed plaatje van hebben, gaat het de cyclus van besluitvorming in. Daar nemen we alles in mee, ook dit overleg vandaag.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Bij mij thuis staat de kerstboom al; het kerstreces is al bijna. Klopt het dat de woordvoerder van het ministerie heeft bevestigd dat het besluit nog voor het kerstreces genomen zal worden?

Minister Tieman:

Op dit moment hebben wij het voornemen — dat staat ook in de brief van 5 september beschreven — om dit jaar een besluit te nemen. Op dit moment werk ik aan diverse scenario's, zodat het besluit ook in de onderraden en uiteindelijk ook in de ministerraad genomen zou kúnnen worden. Het klopt dat dat nog een aantal weken zijn.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Erkent de minister dat er op dit moment geen zicht is op een natuurvergunning voor Lelystad Airport?

Minister Tieman:

Op dit moment wordt er gewerkt aan een natuurvergunning, een Nb-wetvergunning, voor de luchthaven. Die is op dit moment nog niet rond.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Erkent de minister dat het onwaarschijnlijk is dat er, zolang de stikstofproblemen en andere zaken zoals de PAS-melders niet zijn opgelost, een natuurvergunning zal komen?

Minister Tieman:

Op dit moment staat dat los van een mogelijk politiek besluit. De luchthaven is al open. Het is de drukste groothandelsluchthaven luchthaven van Nederland voor General Aviation. Voor groot handelsverkeer is het een andere vraag. Daar is ook zo'n vergunning voor nodig waar u het over heeft, en die is op dit moment nog niet rond.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Wat bedoelt de minister als hij zegt dat de natuurvergunning losstaat van het politieke besluit?

Minister Tieman:

Er zijn diverse zaken die nog geactualiseerd moeten worden. U had het zonet over diverse juridische zaken. Nou, die zie ik ook. Daar moet uiteindelijk wel een besluit over worden genomen, in de vorm van een vergunning. Denkt u aan een luchthavenbesluit. Dat zijn allerlei zaken die nog opgewerkt moeten gaan worden alvorens het grote handelsverkeer daar dan kan landen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Zegt de minister nou dat er een politiek besluit genomen kan worden vóórdat deze juridische zaken opgelost zijn en er een natuurvergunning is afgegeven?

Minister Tieman:

Dat zou kunnen, in die volgorde. Jazeker.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Oké, dan constateer ik dat het drijfzand van Lelystad Airport alleen maar dieper wordt. Ik zou de minister willen wijzen op twee aangenomen moties. De eerste is de motie van het lid Teunissen, die vraagt om een definitief plan voor een andere invulling van Lelystad Airport en het niet openstellen van het vliegveld. De andere is de recent aangenomen motie van het lid Ceder, die verzoekt om de openstelling voor jachtvliegtuigen op Lelystad Airport niet te koppelen aan de opening voor de burgerluchtvaart. Is de minister voornemens om deze moties uit te voeren?

Minister Tieman:

Ten aanzien van het lid Ceder: dat betreft dan een tweetal besluiten. Wat dat betreft ligt daar een knip. Ik kom op korte termijn met een reactie daarop vanuit het kabinet. Daar is wat afstemming voor nodig. We zullen daarin uitleggen hoe we invulling gaan geven aan de motie-Ceder.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik hoor geen antwoord op mijn vraag omtrent de motie van het lid Teunissen. Is de minister van plan om deze motie uit te voeren?

Minister Tieman:

Nog heel even over de motie-Teunissen. Kunt u dat nog heel even herhalen?

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Nou, de motie-Teunissen, breed aangenomen in de Kamer … De minister probeert hier tijd te rekken, dus ik vraag de voorzitter om coulant met mijn interrupties om te gaan. Die motie van het lid Teunissen verzoekt om het vliegveld definitief niet te openen. Gaat de minister deze motie uitvoeren?

Minister Tieman:

Ik zal er dan op korte termijn op terugkomen hoe we daaraan invulling gaan geven, want het een kan niet zonder het ander, lijkt mij.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Wat bedoelt de minister met: het een kan niet zonder het ander?

Minister Tieman:

Een mogelijk politiek besluit nú voor het openstellen van de luchthaven voor het grote handelsverkeer zou dan ook betekenen dat we een bepaalde zienswijze op de motie-Teunissen loslaten.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dus de minister acht het mogelijk dat hij in dubbeldemissionaire staat de uitvoer van de motie-Teunissen naast zich neerlegt, of, om de minister te citeren, "loslaat"?

Minister Tieman:

Ja, dat zou dan het gevolg zijn wanneer we een luchthaven moeten gaan sluiten, conform die motie.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Nee, het is de wens van de Kamer dat die luchthaven niet opengaat voor de burgerluchtvaart. Ik hoor de minister nu zeggen dat hij het mogelijk acht dat hij de wens van de Kamer loslaat.

Minister Tieman:

Dat zal ik dan ook gaan toelichten mocht het zover komen. Dat is op dit moment nog niet aan de orde. We leggen dat eerst ter besluitvorming en ter opwerking voor aan de ministerraad.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Vindt deze dubbeldemissionaire minister dat het gepast is om in deze staat een besluit voor te leggen aan de ministerraad dat ingaat tegen de wens van de Kamer en dat, zo citeer ik hem zelf, de wens van de Kamer "loslaat"?

Minister Tieman:

Op dit moment werk ik aan wat we afgesproken hebben in het hoofdlijnenakkoord. Dat is ook conform de brief van 15 september jongstleden aan uw Kamer. Op dit moment verzamel ik in dat proces allerlei informatie en leg ik dat voor aan de ministerraad. Het moet dan voldoende zijn om daar mogelijk een besluit over te nemen. Daar ga ik nu niet op vooruitlopen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Nogmaals, ik vraag de minister naar zijn dubbeldemissionaire status. Dit kabinet wordt gesteund door een magere 26 zetels in deze Kamer, er ligt in twee moties van deze Kamer een uitgesproken wens, en de minister rept over een scenario waarin hij de wens van de Kamer loslaat. Nogmaals, kan hij de wens van de Kamer respecteren en die niet loslaten?

Minister Tieman:

Ik ga in herhaling vallen. Als er een besluit genomen wordt voor de openstelling, zal ik ook anders om moeten gaan met de motie-Teunissen, mevrouw Kröger. We komen als kabinet met een reactie, mocht het zover komen. Ik ga nu eerst een overzichtelijk plaatje schetsen van de voordelen en de nadelen. De dubbeldemissionaire status nemen we daar ook in mee. De sondering binnen uw Kamer nemen we daarin mee. Allerlei zaken zullen in de weegfactor meegenomen worden.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dit kabinet is dubbeldemissionair. De houding die deze minister hier aanneemt, is wat mij betreft echt ongepast. Een besluit waar al jaren over gesteggeld wordt, kan niet op deze manier tegen de wens van de Kamer doorgedrukt worden. Ik vraag nogmaals: kan de minister toezeggen geen onomkeerbare stappen te zetten, gegeven de demissionaire status van de minister en de wens van de Kamer?

Minister Tieman:

Nee, die toezegging kan ik nu niet geven, mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik ga zo bij de regeling van werkzaamheden verzoeken om het tweeminutendebat deze week nog in te plannen, want het is echt volstrekt ongepast wat de minister hier doet. Er ligt een duidelijke wens van de Kamer en de minister is dubbeldemissionair en daar zou hij zich naar moeten gedragen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger. Er is een vervolgvraag van de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik vind het ongelofelijk. Ik hoor enkel en alleen een procedurele rijstebrij van deze minister, terwijl de Kamer klip-en-klaar is geweest, bij herhaling. De motie-Teunissen over het niet openen van Lelystad Airport voor burgerluchtvaart werd genoemd. De motie-Ceder werd aangehaald. Die is onlangs nog aangenomen met een duidelijke meerderheid en daarin wordt gezegd: koppel de militaire openstelling voor de F-35 en de burgerluchtvaart niet aan elkaar in één besluit. De motie-Ellian vroeg om dat wél te doen en om tegelijk een positief besluit te nemen over het aan elkaar koppelen van burgerluchtvaart en militaire luchtvaart.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Die motie is verworpen. Mijn vraag aan de minister is of hij klip-en-klaar kan aangeven dat hij zich houdt aan de moties van de Kamer. Daarnaast vraag ik hem om, voordat het kabinet tot een besluit komt, een heldere brief aan de Kamer te schrijven waarin wordt aangegeven hoe er met deze moties wordt omgegaan. Dan bedoel ik dus de motie-Teunissen, de motie-Ceder en de verworpen motie-Ellian. Waarom worden die niet uitgevoerd?

Minister Tieman:

We strijden hier met een open vizier, dus ik zal daar een appreciatie van geven wanneer het zo ver komt, meneer Grinwis, in ieder geval van de drie moties waarover u het heeft.

De heer Goudzwaard (JA21):

De fractie van JA21 zou bijzonder content zijn wanneer de minister echt knopen gaat doorhakken over de burgerluchtvaart en de F-35 op Lelystad Airport. Misschien kan de minister een korte toelichting geven op de vraag waarom de combinatie van burgerluchtvaart en de F-35 zo van belang is.

Minister Tieman:

Dank voor de vraag. Dan ga ik even terug naar het debat dat we nog niet zo lang geleden hier gevoerd hebben, al was dat nog met een andere Kamer. Dan kom ik op diverse meekoppelzaken. Die meekoppelzaken worden op dit moment ook financieel gewogen. Ik ga hier geen bedrag neerleggen. Ik begrijp dat de president-directeur dat vanmorgen op de radio heeft uitgesproken. Daar neem ik kennis van. Dit zijn wel zaken die wij meenemen in dat hele pakketje waar ik het net over had. U moet dan denken aan synergie op het gebied van brandstofinkoop. U moet dan denken aan synergie op het gebied van de luchtverkeersleiding. U moet denken aan de investeringen die op dit moment gedaan zijn. Zo kan ik een rijtje maken. Tot zover mijn antwoord.

De heer Van Asten (D66):

Er werd over gesproken om voor het besluit het plaatje compleet te maken. Later werd erop ingegaan dat dat plaatje er eigenlijk pas zou komen nadat dit politieke besluit genomen zou worden. Ik vraag me daarom af hoever dit plaatje nu eigenlijk is. Tot slot heb ik nog een laatste vraag over de toezegging op de punten van de heer Grinwis. Ik wil die nog eventjes specificeren. Komen de appreciaties van die moties vóór het besluit of gelijktijdig mét het besluit?

Minister Tieman:

Ik strijd hier met een open vizier. Ik wil dat u ook duidelijk weet hoe wij in de wedstrijd zitten. Ik heb daar wel een besluit voor nodig. Dat besluit zal gelijktijdig komen met zowel de ministerraad als die appreciatie. In mijn optiek gaat dat wel samen. Ik zal dat ook zo in de ministerraad melden, als we daar komen. Ik moet namelijk ook eerst nog met wat zaken naar een onderraad. Ik ga wat dat betreft nu gewoon het proces door. Ik wil ook weten hoe het andere smaldeel in de wedstrijd zit. Er worden allerlei uitwisselingen gedaan. Dit is het proces dat we nu conform afspraak doorlopen.

De voorzitter:

Het lid Kostić. Of had u nog een tweede vraag, meneer Van Asten? Nee? Het is wat het is. Het lid Kostić.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dit is echt absurd. Deze BBB-minister zwicht gewoon voor de luchtvaartlobby. Hij gooit niet alleen de burgers voor de bus, maar ook de boeren. We hebben een enorm stikstofprobleem. Van boeren wordt terecht verwacht dat ze wat leveren. Van deze BBB-minister mag de luchtvaartlobby echter gewoon doorgaan, zelfs zonder een natuurvergunning. Mijn vraag aan deze minister van de BBB is hoe hij dit kan rechtvaardigen. Hoe rechtvaardigt hij dit niet alleen tegenover de Kamer, die hij schoffeert, maar ook tegenover al die boeren?

Minister Tieman:

Dit wordt ook meegenomen in die weging. We hebben een oplossing voor de laagvliegroutes. Maar op dit moment is het woord aan LVVN ten aanzien van de PAS-melders. Ik laat me ook graag informeren over wat daar de laatste stand van zaken is.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Deze minister gebruikt veel woorden, maar feit is dat hij als BoerBurger-minister boeren én burgers hier keihard laat vallen. Hij schoffeert de Kamer, want de Kamer wil dit niet. Experts zeggen dat dit een heel slecht plan is. Ik hoor de minister net zeggen dat er een koninklijk besluit komt. Mijn vraag is of dit betekent dat het kabinet de Kamer probeert te omzeilen. Welke rol ziet de minister hier nog in voor de Kamer? Tot slot: gaat hij de wens van de Kamer respecteren om Lelystad niet te openen voor burgerluchtvaart of wil hij gewoon een motie van wantrouwen aan zijn broek?

Minister Tieman:

Die laatste wil ik niet aan mijn broek hebben. Ik doorloop hier gewoon een proces, waar conform de afspraak een weging aan verbonden wordt. Aan het einde van die weging komt er een mogelijk besluit. Ik wil er niet op vooruitlopen wat daar gaat gebeuren.

Mevrouw Moinat (PVV):

We wachten al jarenlang op de opening van Lelystad Airport. De gate zit in de folie. We kunnen morgen beginnen. Ik verwacht van deze minister dat hij als de wiedeweerga het enige juiste besluit neemt en dat is dat we vanaf Lelystad Airport op vakantie kunnen. Kan de minister toezeggen dat hij na al die jaren gekonkel 20 december aanhoudt als datum van besluitvorming en niet weer gaat uitstellen?

Minister Tieman:

Ook dat kan ik helaas niet toezeggen. Wat dat betreft lopen we nu een proces door en daar houd ik me aan. Ik ga daarover in overleg met de andere kabinetsleden en daarna wordt u geïnformeerd. Ik ben op dit moment nog echt het plaatje scherp aan het maken. Ik weet dat de tijd doortikt, maar we wachten nog op een aantal zaken. Wat u hier aangeeft, zou een uitkomst kunnen zijn.

De heer De Groot (VVD):

Voor de VVD is het glashelder dat er een verbinding nodig is tussen de stationering van de F-35 en de burgerluchtvaart op Lelystad Airport. Dat is namelijk de snelste manier om te komen tot meer veiligheid, omdat de F-35 juridisch gezien het snelst van start kan op een functioneel civiel vliegveld. De minister heeft al vaker de synergievoordelen daarvan toegelicht. Hiervoor is er draagvlak bij Defensie. Ook Flevoland heeft zich als volgt uitgesproken: wij verwelkomen de F-35, maar wel mét burgerluchtvaart. Kan de minister hier vandaag dan ook bevestigen dat een gekoppeld besluit heel hard nodig is?

Minister Tieman:

Ik moet daarbij toch een pas op de plaats maken. We kunnen dit opknippen. Ik heb de synergie net aangegeven. Daar hoort een prijskaartje bij. Dat is ook een onderdeel van de weging, maar ik wil daar nu niet op vooruitlopen.

De voorzitter:

Ik dank de minister. O, ik zie nog een interruptie van mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

De minister heeft nu een aantal keren de woorden "we lopen een proces door en daar houd ik me aan" gebruikt. Ik wil de minister erop wijzen dat er nog iets is waar hij zich aan moet houden, namelijk de verhouding tussen de Kamer en de minister. De minister is dubbel demissionair en deze Kamer heeft zich tot twee keer toe ongelofelijk helder uitgesproken. Dan blijft de vraag aan de minister of hij zich een scenario kan voorstellen, waarin hij de wens van de Kamer negeert. Wat betekent dat wat hem betreft voor zijn positie als minister?

Minister Tieman:

Mevrouw Kröger, ik ga nu ook niet vooruitlopen op mijn positie. Dat is wat dat betreft ook aan de Kamer. Maar ik weeg op dit moment alles mee, ook de dubbeldemissionaire status, ook de moties die uw Kamer heeft aangenomen, ook de nieuwe geopolitieke situatie waarin we in dit land verkeren. Daarin is er namelijk toch enige wijziging, gezien wat er heeft plaatsgevonden, ten opzichte van het verleden.

Op ...

De voorzitter:

Spreken doen we via de microfoon, mevrouw Kröger.

Minister Tieman:

Op dit moment loop ik dat proces gewoon uit, op een transparante wijze. Dat wordt gewoon eerst in de onderraad en dan mogelijk in de ministerraad besproken.

De voorzitter:

Ik dank de minister van Infrastructuur en Waterstaat voor zijn aanwezigheid en voor de beantwoording van de gestelde vragen.

Vragen Ceder

Vragen Ceder

Vragen van het lid Ceder aan de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport over het bericht "Zorgelijke verslechtering van mentale gezondheid, vooral van jongeren".

De voorzitter:

Ik nodig de heer Ceder uit voor zijn vraag aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die ik ook van harte welkom heet in ons midden. U heeft het woord, meneer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank, voorzitter. De kerstdagen staan voor de deur. De volgende woorden van Jezus zijn niet alleen een troost voor mij, maar ook voor velen over de hele wereld deze maand: "Kom naar mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en ik zal u rust geven." En daarna: "U zult rust vinden voor uw ziel." Rust voor de ziel: deze behoefte is van alle tijden, ook nu, ook in Nederland. Maar de mentale gezondheid van Nederlanders holt achteruit. Dat raakt mij. Economisch en materieel is Nederland, ondanks de armoede van velen, relatief gezien een van de beste landen ter wereld om in te wonen. En toch is het aantal mensen met angst of depressieve gevoelens toegenomen. Ook het aantal mensen met een psychische aandoening neemt toe. Inmiddels blijkt dat een kwart van alle Nederlanders een psychische aandoening heeft. Er waren meer dan 100.000 wachtplekken in de ggz in 2024. Daarmee is het aantal wachtplekken in twee jaar tijd dus, ondanks alle mooie woorden in de Kamer en de inzet, met bijna 25% gestegen.

Voorzitter. Geruisloos glijden we af naar een diepzieke samenleving. De Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving noemt het een "hypernerveuze samenleving". Dat heeft op korte maar ook op lange termijn ontwrichtende gevolgen voor het gezinsleven, de economie, onze rechtsstaat, ons zorgstelsel en onze ziel. We moeten ook naar de samenleving durven kijken. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat we naar jongeren luisteren en niet direct in de therapiereflex schieten. Jongeren zijn mondiger geworden en kunnen beter dan vroeger praten over hun gevoelens. Is deze ontwikkeling terug te zien in de cijfers, vraag ik aan de staatssecretaris. De identiteitsvorming van jongeren gaat door de veranderde samenleving steeds meer gepaard met allerlei onzekerheden, prestatiedruk en vragen: onzekerheid over uiterlijk, studiekeuze, carrière, relaties en politieke en sociale opvattingen.

Voorzitter. Wat de ChristenUnie betreft kent de individualisering van onze samenleving een grote prijs, want de mens bloeit het beste op in gemeenschap, in verbondenheid. We moeten dan ook samen alles op alles zetten om dat voor elkaar te krijgen. Daarom een aantal vragen aan de staatssecretaris. Hoe reflecteert de staatssecretaris op deze cijfers? Is het code rood? Wanneer komt er een effectieve agenda om de ggz-wachtlijsten terug te dringen? Erkent de staatssecretaris dat economische factoren niet genoeg zijn om te concluderen of het goed gaat met Nederland? Is het kabinet bereid beleidsplannen veel meer te toetsen op het brede welzijn?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Staatssecretaris Tielen:

Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de heer Ceder voor zijn vragen en inleiding. Ik ben zelf niet meteen heel erg gelovig, maar de boodschap die meneer Ceder gaf, met de verwijzing naar Jezus, is volgens mij mooi voor de adventstijd, om het maar zo te zeggen. Een mens alleen is namelijk eigenlijk niet stevig genoeg: we hebben elkaar nodig. En de mens is een sociaal wezen en dat heeft ook z'n effect op de mentale gezondheid. Dat zeg ik zelf ook altijd: gezondheid is meer dan alleen het lichamelijke; gezondheid gaat over lichamelijke, mentale en sociale gezondheid. En die drie aspecten staan ook nog met elkaar in verband.

De reflectie. Als iemand mij vraagt om een reflectie, dan heb ik de neiging om daar heel lang op in te gaan. Maar ik denk dat daar in één zo'n mondelinge vragenuur in de week niet zo veel ruimte voor is. Ik zal dus proberen om een compact antwoord te geven op de vragen van meneer Ceder.

De cijfers over de mentale gezondheid in Nederland doen ons somber aan. Ik denk dat die ons ook alert moeten maken. Ze verrassen ons niet. De eerste Monitor mentale gezondheid, die door het RIVM en Trimbos is samengesteld, liet dergelijke cijfers zien, maar u heeft ook al eerder dit jaar van mij kunnen lezen wat er aan cijfers beschikbaar is. Onder andere daarop is bijvoorbeeld het interdepartementaal beleidsonderzoek mentale gezondheid gebaseerd. We hebben daar ook al andere nieuwsberichten over gezien. Dat betekent dat we ook al begonnen zijn met werken aan de mentale en geestelijke gezondheid van Nederland, onder andere met de afspraken die we gemaakt hebben in het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord, waar u begin september wat over heeft kunnen lezen. Daarin hebben we met de ggz-sector, dus ook met de zorgaanbieders in de geestelijke gezondheidszorg, afspraken gemaakt over transparantie van de wachttijden, zodat mensen ook naar kortere wachtlijsten toe bemiddeld kunnen worden. We hebben ook afspraken gemaakt over bijvoorbeeld het uitsluiten van bepaalde patiënten van bepaalde behandelingen.

Daarnaast kan ik u vast aankondigen dat u voor de kerst van mij nog een brief krijgt, in vervolg op het Actieprogramma mentale gezondheid en geestelijke gezondheidszorg, zoals dat door mijn voorganger was ingezet. Daarbij laat ik volgende week een versterkingsagenda zien, waarmee we inzetten op het vergroten van de mentale veerkracht, op wachttijdondersteuning, op waakvlamondersteuning bij geestelijke gezondheidszorg en specifiek ook op vrouwengezondheid in relatie tot geestelijke gezondheid, aangezien we ook in deze monitor weer zien dat er toch wel grote verschillen zijn tussen vrouwen en mannen. Dat was mijn antwoord op de vraag over reflectie.

Daarnaast vroeg meneer Ceder: is het niet te kil om dit in ons land alleen naar economische factoren af te meten? Dat ben ik met meneer Ceder eens. Tegelijkertijd zijn ook de minder economische cijfers, de mentalegezondheidscijfers en gelukscijfers van Nederland over het algemeen nog best wel hoog. Ook in deze monitor zie je dat het overgrote deel van de Nederlanders hun leven een hoog cijfer geeft. Nederland behoort toch echt wel tot de landen met de gelukkigste bevolking en de gelukkigste jeugd ter wereld. Gelukkig is het leven dus voor de meeste mensen in Nederland goed, ook wat betreft mentale en geestelijke gezondheid, maar, nogmaals, de cijfers zoals die in de monitor zijn gepresenteerd, vragen ook wel om een betere aanpak om te zorgen dat ook de mensen voor wie dat niet zo is, die kant op kunnen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik ben blij om te horen dat er nog voor de kerst een brief komt om niet alleen deze alarmerende cijfers te duiden, maar ook te kijken wat de Kamer of in ieder geval het kabinet kan doen. We zien ook dat leefstijl echt wel wat uitmaakt. Je kan daarbij denken aan onder andere problematisch socialemediagebruik. Verschillende onderzoeken wijzen inmiddels uit dat er een verband bestaat tussen mentale gezondheid en ongezond schermgebruik. Inmiddels zegt een op de drie jongeren in Nederland te maken te hebben met een socialmediaverslaving. In Australië is er al een wet doorheen om socialemediagebruik tot een minimumleeftijd te verbieden. Allemaal zien we de signalen.

Ook in de Kamer hebben we deze stappen gezet. Er is een motie voor nationale leeftijdsverificatiewetgeving aangenomen. Dat geldt ook voor de motie-Van der Werf voor ophoging van de leeftijdsgrens voor social media. Hoe staat het met de gesprekken daarover en de ontwikkeling daarvan in EU-verband? Zou de staatssecretaris daar iets over kunnen zeggen?

Staatssecretaris Tielen:

Ook hier weer complimenten aan de heer Ceder, omdat hij het onderwerp breder trekt. Het onderwerp mentale gezondheid heeft met heel veel aspecten in het leven te maken, onder andere social media. Voldoende sporten en bewegen heeft ook weer een positief effect op de mentale gezondheid. Zo kunnen we een heleboel noemen, denk ik. Ook in het artikel over deze monitor wordt een aantal dingen genoemd.

Ik wil niet heel graag afschuiven, maar mijn collega, de staatssecretaris Digitale Zaken, is de hoofdeigenaar van het dossier sociale media, om het zo maar te zeggen. Ik wil niet voor mijn beurt spreken, dus ik moet op dat punt toch nog wel wat ruggespraak houden om duidelijk te maken waar we staan. Tegelijkertijd kan ik wel dit moment even aangrijpen om te wijzen op de adviezen voor schermgebruik die we vanuit VWS aan ouders hebben meegegeven. Dat zijn adviezen over het gebruik van onder andere schermen, maar ook het gebruik van sociale media, om ouders te helpen om hun kinderen daarin op te voeden en in die zin ook om de mentale gezondheid enigszins te beschermen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik zou dan graag een brief krijgen van de staatssecretaris die hiervoor verantwoordelijk is, zodat we dat kunnen duiden.

Tot slot, voorzitter. We zien ook een rol voor opvoeders en ouders om dit veelkoppige monster aan te pakken. Veel kinderen uit gebroken gezinnen krijgen nou eenmaal te maken met jeugdzorg. Juist in gezinnen met sterke relaties komen kinderen tot bloei, maar die relaties staan onder druk. Mijn vraag is daarom of de minister bereid is om in ieder geval te overwegen om relatietherapie op te nemen in het basispakket, daar gesprekken over te voeren en het gezinsleven integraal te betrekken bij het beleid.

Staatssecretaris Tielen:

Ik denk dat meneer Ceder heel terecht zegt dat klachten over mentale en sociale gezondheid een breed probleem zijn. Mensen die klachten hebben over hun mentale gezondheid hebben vaak ook te maken met sociale uitsluiting, relatieproblematiek — inderdaad — en vraagstukken als bestaanszekerheid en armoede. Om daar nu alleen de relatieproblematiek uit te lichten gaat mij iets te ver, en om dat te verbinden aan het basispakket gaat mij helemaal een beetje te ver. We hebben een hele wetenschappelijke manier om met elkaar, als kabinet en Kamer, af te spreken wat er wel en niet in het basispakket komt; dat is in de Zorgverzekeringswet geregeld. Daar kan ik sowieso dus niet zomaar een toezegging op doen, ook al zou ik dat willen. Ik vraag me ook af of dat de grootste oplossing zal zijn. Ik verwijs weer naar mijn versterkingsagenda, die de Kamer volgende week van mij ontvangt. Die gaat over alle lijnen die we uitzetten om de mentale gezondheid van Nederland te verstevigen.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een vervolgvraag van de heer Van Dijk.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

De staatssecretaris raakte in haar beantwoording al even aan het onderscheid tussen mannen en vrouwen in dit dossier. Ik wil hierbij nog aandacht vragen voor een specifieke groep. In de cijfers valt al langer op hoe relatief slecht het eruitziet voor de groep van jonge meiden als het gaat om mentale gezondheid. Kan deze doelgroep op gerichte acties rekenen? Is de staatssecretaris bereid om daarop in te gaan in de brief die zij aan de Kamer heeft toegezegd?

Staatssecretaris Tielen:

Een van de lijnen in de versterkingsagenda is vrouwengezondheid, waarbij er inderdaad specifiek aandacht is voor jonge vrouwen. We weten nog niet precies welke elementen daarin de hoofdrol spelen. We weten wel welke elementen er allemaal mee te maken hebben. Social media hebben op meiden vaak een andere impact dan op jongens. We hebben dus wel — hoe noem je dat? — aanwijzingen, maar we weten het nog niet. Dat is dus onderdeel van de aanpak vrouwengezondheid, die ook in deze versterkingsagenda terugkomt, om dat beter zichtbaar te krijgen en te zorgen dat de gezondheidsverschillen tussen jongens en meisjes, ook wat betreft mentale gezondheid, kleiner kunnen worden.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

We hebben net een petitie aangeboden gekregen van een groep jongeren die zich heel erg zorgen maakt over met name geldzaken. We zien dat jongeren slecht rondkomen en dat ze zich zorgen maken over de toekomst, met vragen als "krijgen we een woning?" en "krijgen we ook een betaalbare woning?" De vraag is als volgt. Kan deze secreta… Kan deze minister …

De voorzitter:

Staatssecretaris.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Sorry. Kan deze staatssecretaris in ieder geval ook kijken naar de bestaanszekerheid van jongeren? Want ik denk dat dat een hele sterke combinatie is, met name voor mentale gezondheid.

Staatssecretaris Tielen:

Jazeker, jonge mensen hebben überhaupt nog heel veel vragen te beantwoorden in hun leven. Wie ben ik? Waar sta ik voor? Op wie val ik? Wat wil ik eigenlijk worden? Waar wil ik studeren? Vind ik dat leuk? Kan ik een huis kopen? Hoe ziet de toekomst eruit? Hoe vredig blijft Nederland? En inderdaad: kan ik zelf voldoende inkomen vergaren? Dat soort vragen zijn zeker op jonge leeftijd aan de orde. We zien dat dat dus ook extra druk legt op de mentale gezondheid. Dat bevestigt maar weer de breedte van het onderwerp, waarvoor ik als staatssecretaris niet als enige naar de oplossing kan zoeken. Ik moet dat breed, op alle beleidsdomeinen, en hopelijk ook samen met uw Kamer, aandacht geven. Ook daarbij geldt: we hebben geen knopje. Maar we zien wel dat dat een van de onderwerpen is waar we in samenwerking met de gemeenten mee aan de slag zijn.

In sommige gemeenten zijn er laagdrempelige steunpunten voor mentale gezondheidsvraagstukken. Dat loopt goed in sommige gemeenten. Dat doen we juist met gemeenten, omdat die ook voor bredere vraagstukken aan de lat staan, om het maar zo te zeggen. Zij kunnen veel beter hulp en ondersteuning organiseren voor een persoon of een gezin, bijvoorbeeld via wijk- of buurtteams. We verbinden dat daarbij ook aan elkaar. Als er bijvoorbeeld een vraagstuk is over schulden, armoede of überhaupt bestaanszekerheid, dan zeggen we niet direct: nou, als u zo veel zorgen heeft, dan verwijzen we u door naar de geestelijke gezondheidszorg.

Eerst wordt met die laagdrempelige punten en sociale teams aan de slag gegaan met mensen, om te kijken waar oplossingen gevonden kunnen worden, onder andere op het gebied van inkomen.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Nog een vervolgvraag voor de staatssecretaris. Wij zien dat de mentale gezondheid bij mantelzorgers behoorlijk onder druk staat, omdat er steeds meer gevraagd wordt van de omgeving. We zien dat ook bij ouderen. Ouderen maken zich zorgen over de zorg, zo van: is er straks nog zorg voor mij? Nou heeft deze staatssecretaris ooit een fantastische motie ingediend over consultatiebureaus voor ouderen, of in ieder geval een bureau waar ouderen terechtkunnen. Kan zij misschien vertellen wat de stand van zaken daarvan is? En herkent zij die zorgen over de zorg bij mantelzorgers en bij ouderen?

Staatssecretaris Tielen:

Die herken ik. In de berichtgeving die we vandaag konden lezen over die monitor — die bevat overigens veel meer informatie dan we in het kleine bericht terugvinden; ik heb 'm ook nog niet helemaal gelezen, moet ik eerlijk zeggen — ging het met name over jongeren, maar ik denk dat mevrouw Van Brenk terecht ook duidt op ouderen die heel veel taken te doen hebben en daardoor onder zware druk staan en veel onzekerheden ervaren. Daar zou een vorm van een consultatiebureau een goede oplossing voor kunnen zijn. Dat hoeft niet per se een locatie te zijn. Denk ook daarbij aan een multidisciplinair team dat op een laagdrempelige manier beschikbaar is en kan meedenken. Ik ben ermee bezig om dat op een rijtje te zetten. Dat heeft met nog meer dingen te maken, zoals vitaal ouder worden en vaccinatie ten behoeve van gezondheid. Ik vermoed dus dat we daar in het vroege voorjaar wat meer over kunnen zeggen.

De heer Hamstra (CDA):

Ik hoor de staatssecretaris heel veel goede dingen zeggen in het kader van het bevorderen van de mentale weerbaarheid, ook onder jongeren. Ik hoorde u zeggen dat u daarover ook met gemeenten in gesprek bent. Verschillende gemeenten hanteren ook verschillende aanpakken. Een van de aanpakken die ik persoonlijk ken, is bijvoorbeeld OKO, Opgroeien in een Kansrijke Omgeving, naar IJslands model. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij in haar brief die naar de Kamer komt dit soort voorbeelden meeneemt, waar wij als Kamer misschien ook wat meer mee kunnen?

Staatssecretaris Tielen:

Toen de heer Hamstra "OKO" zei, moest ik denken aan OMO; dat ken ik weer uit een andere gemeente. We kunnen er niet alle voorbeelden in opnemen. Dat zou, denk ik, te ver voeren, ook omdat ik ze echt niet allemaal ken. We moeten elkaar helpen om zulke goeie voorbeelden uit te lichten. Er staat wel een aantal van dat soort naar mijn mening hele inspirerende voorbeelden in, om gemeentes te helpen om van elkaar te leren. We spelen daar als kabinet graag een verbindende rol in.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Het is een breed probleem. Ten aanzien van preventie moet de hele samenleving aan de bak. Juist als het gaat om mensen die gespecialiseerde hulp nodig hebben, ligt er wat ons betreft ook een bredere taak bij de overheid. Een groot deel van de ggz is aan de markt overgelaten. Een paar maanden geleden kwam er een interdepartementaal beleidsonderzoek, een ibo, uit waarin de suggestie wordt gedaan om de marktwerking voor een deel uit die specialistische ggz te halen. Ik zou de staatssecretaris willen vragen wat ze met de aanbevelingen uit dat onderzoek gaat doen.

Staatssecretaris Tielen:

Naar aanleiding van het interdepartementaal beleidsonderzoek heb ik een brief geschreven. Daar zitten overigens meer dan 30 — ik weet het niet precies — verschillende aanbevelingen in. Ik vind het zelf altijd lastig … Nee, ik moet het even in stukjes verdelen. Het eerste is: ik ben natuurlijk demissionair. Dit kabinet gaat dus geen grote stelselvoorstellen doen, want dat past niet bij onze rol. Het tweede is wat ik zelf lastig vind aan het woord "marktwerking": wat van de marktwerking bedoelen we dan? Bedoelen we dat er nieuwe toetreders zijn? Gaat het over concurrentie op kwaliteit? Gaat het over concurrentie op geld enzovoort enzovoort? Ik vind dat begrip dus altijd lastig, maar ik snap wel wat mevrouw Westerveld bedoelt. Voor een deel hebben we natuurlijk in het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord geprobeerd om ook echt met de ggz-aanbieders afspraken te maken over hun aanbod, en met de zorgverzekeraars afspraken te maken om af te dwingen dat in overleg met de zorgaanbieders het aanbod er ook is. Voor de hele cruciale ggz — ik moet de afkortingen eventjes goed vertalen — namelijk de intensive home treatment en de high intensive care, hebben we de Nederlandse Zorgautoriteit gevraagd om te kijken of die uit de bekostiging kan gaan, waar die nu zit, en in de budgetbekostiging gestopt kan worden. Door sommigen wordt dat geïnterpreteerd als "uit de marktwerking halen". Goed, dat laat ik voor hen. Maar we zijn in ieder geval bezig om daar een capaciteitsbeschikbaarheid van te maken. Op die manier zijn we daar dus al mee aan de gang.

Mevrouw Dobbe (SP):

Als de staatssecretaris een definitie zoekt van "marktwerking uit de zorg slopen" dan doen we bij dezen het aanbod om daaraan te voldoen. U zegt het maar! U vraagt; wij draaien. Wij hebben het gehad over gebrek aan bestaanszekerheid als een van de oorzaken van de verslechterde mentale gezondheid van mensen, ook van jongeren en ook van vrouwen. We kijken naar het beleid van dit kabinet en we zien dat de beloofde huurbevriezing van tafel is geveegd. We zien dat er enorme bezuinigingen zijn doorgevoerd op onderwijs.

De voorzitter:

Uw vraag?

Mevrouw Dobbe (SP):

Er is in deze Kamer een motie aangenomen om de boodschappenprijzen omlaag te brengen; die is niet uitgevoerd.

De voorzitter:

Uw vraag?

Mevrouw Dobbe (SP):

Ziet deze staatssecretaris een verband tussen het afbraakbeleid van dit kabinet en de slechtere mentale gezondheid van onze jongeren en in het algemeen van de mensen in Nederland?

Staatssecretaris Tielen:

Mevrouw Dobbe wilde als eerste mij helpen om de marktwerking uit de zorg te slopen. Dat roept bij mij altijd direct de gedachte op: kijk even aan de overkant van de Noordzee. Daar hebben ze een volledig publiek stelsel. Kijk hoe groot de problemen daar zijn; die zijn een stuk groter dan hier. Op de tweede vraag van mevrouw Dobbe kan ik ontkennend antwoorden.

De voorzitter:

Uw tweede vraag?

Mevrouw Dobbe (SP):

Dit is bijna een uitnodiging om een heel debat te voeren over de marktwerking in de zorg. Misschien dat we …

De voorzitter:

Dat gaan we niet doen!

Mevrouw Dobbe (SP):

… dat binnenkort gaan doen en dat we voor dat idee op steun van deze Kamer kunnen rekenen. Als dit kabinet de oorzaken van de mentale problemen in Nederland, dus de problemen in de bestaanszekerheid, niet erkent, dan kom je dus terecht bij de gevolgen. Dan komen mensen terecht op ellenlange wachtlijsten. Dan is er geen zorg op het moment dat ze die ggz-zorg nodig hebben. Die wachtlijsten worden kunstmatig lang gehouden door bijvoorbeeld die budgetplafonds, die nog steeds door zorgverzekeraars worden toegepast. Is deze staatssecretaris bereid om eindelijk de wens van deze Kamer uit te voeren en die budgetplafonds uit de ggz te halen?

Staatssecretaris Tielen:

Ik wil mevrouw Dobbe best complimenteren en zeggen dat de mentale gezondheid echt breder is dan alleen maar het terrein van de ggz. Mevrouw Dobbe maakt het echter heel groot. Ik ben het niet eens met de stellingnames van mevrouw Dobbe; dat zei ik al bij een vorige vraag. Vervolgens vraagt mevrouw Dobbe: is bestaanszekerheid een van de oorzaken? Ja. Dat heb ik ook in eerdere antwoorden op de vragen van meneer Ceder aangegeven. Ja, onder andere bestaanszekerheid, armoede- en schuldenproblematiek, maar ook sociale uitsluiting, relatieproblematiek, sociale media en verslavingsvraagstukken kunnen allemaal onderliggend zijn aan de mentale gezondheid. Dat betekent dat het een breed vraagstuk is, dat we ook breed moeten aanpakken. Dat doen we dus ook.

Mevrouw Wendel (VVD):

De VVD is van mening dat we aan de slag moeten om te voorkomen dat mensen afhankelijk worden van de professionele gezondheidszorg en dat we dus moeten werken aan een weerbare, veerkrachtige samenleving. Ik denk dat vroegsignalering daar heel erg belangrijk in is. Ik ben dus benieuwd wat de staatssecretaris aan die vroegsignalering doet en of dat terugkomt in het tweede deel van het actieplan dat we aan het einde van het jaar zullen ontvangen.

Staatssecretaris Tielen:

Ja, zeker. Ik denk dat mevrouw Wendel er heel erg gelijk in heeft dat we ook heel veel samen kunnen oplossen als samenleving. Dat zie je ook al in mooie voorbeelden. In antwoord op de vraag van meneer Hamstra zei ik al dat in de versterkingsagenda een aantal mooie voorbeelden komen. Ik was laatst in Utrecht, waar groepen worden georganiseerd voor meiden die op een wachtlijst voor professionele ggz staan en die in de tussentijd gesprekken met elkaar hebben onder begeleiding van een jeugdteam en een jeugdwerkmedewerker. De helft van die meiden hoeft uiteindelijk niet naar de professionele zorg. Dat soort voorbeelden zijn natuurlijk heel goed. Het betekent niet dat je daarmee alles oplost, maar een heel groot vraagstuk wel. Onder andere in de versterkingsagenda die u volgende week krijgt, zult u lijnen zien die aangeven hoe we dat in de praktijk kunnen brengen.

Vroegsignalering kan nog laagdrempeliger. Dat heeft onder andere met onderwijs te maken, waar heel veel jongeren natuurlijk gewoon elke dag rondlopen. Ook digitaal speelt mee. In oktober heb ik samen met koningin Máxima In je bol gelanceerd, een digitaal platform voor jongeren tussen de 16 en 27 met mentale gezondheidsvragen. Heel veel jongeren kunnen elkaar daar vinden. Aan de ene kant kunnen ze elkaar helpen. Aan de andere kant voelen ze zich niet zo alleen. Als het toch nodig is, omdat er iets aan de hand is, dan is een signaal ook snel opgepakt en kan iemand sneller naar hulp gebracht worden. Met die verschillende elementen zijn we bezig.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de beantwoording van deze vraag. Ik dank de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor haar aanwezigheid en de beantwoording.

Vragen De Vos

Vragen De Vos

Vragen van het lid De Vos aan de minister van Klimaat en Groene Groei, viceminister-president over het bericht "Klap voor klimaatbeleid: 'Opbrengst windparken op zee 50 procent lager dan waarop overheid rekent'".

De voorzitter:

Ik nodig mevrouw De Vos van de fractie van Forum voor Democratie uit voor haar vraag aan de minister van Klimaat en Groene Groei, die ik overigens ook van harte welkom heet in ons midden. Mevrouw De Vos, u heeft het woord.

Mevrouw De Vos (FVD):

Dank u wel, voorzitter. Het standpunt van Forum voor Democratie over het klimaatbeleid is altijd glashelder geweest. Klimaatverandering is zo oud als het bestaan van deze planeet en bovendien een zeer complex samenspel waarin de zon en allerlei andere factoren een nog onduidelijke rol spelen. Ook de invloed van de mens is dus op z'n minst zeer onduidelijk. Bovendien is CO2 een onmisbare voedingsstof voor planten, die zorgen voor meer groen op aarde. Kortom, Forum voor Democratie vindt deze energietransitie volstrekt onverantwoord. Dat gezegd hebbende: als deze minister ondanks deze feiten toch kiest voor een nul-CO2-beleid, dan mogen Nederlanders ten minste eerlijke communicatie verwachten over de enorme kosten en consequenties. Daarover gaat mijn vraag.

In De Telegraaf lazen we deze week de conclusie van een nieuw onderzoek van de TU Delft, namelijk dat de daadwerkelijke elektriciteitsopbrengst van toekomstige windparken op de Noordzee veel lager ligt dan de overheid berekent. Het is een verschil van wel 50%. Om windenergie rendabel te houden, zou dus nog meer subsidie nodig zijn en zouden windturbines verder uit elkaar moeten worden gebouwd om elkaars wind niet in de weg te zitten en weg te nemen. Dat betekent dat er nog minder ruimte is voor onze vissers en onze natuur.

Energieproducent Eneco vindt deze uitkomst niet verrassend, omdat het uitgaat van "veel conservatievere aannames van de opbrengst dan de overheid doet". Daarom heb ik een aantal vragen. Is de minister het met Forum voor Democratie eens dat je niet moet uitgaan van een wenselijk scenario, zoals nu gebeurt, maar van een financieel realistisch scenario, zoals Eneco doet? Waarom heeft zij dat niet gedaan? Wat gaat ze doen met de uitkomsten van dit onderzoek? Wat vindt ze ervan dat de Nederlandse voorspellingen veel onrealistischer zijn dan die van andere landen? Graag een reactie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister van Klimaat en Groene Groei.

Minister Hermans:

Dank, voorzitter. Laat ik de vragen van mevrouw De Vos op volgorde behandelen. Ik begin met de vraag die stelt dat het moet gaan om financieel realistisch beleid. Dat ben ik natuurlijk met mevrouw De Vos eens. Dat is ook een reden dat we hard aan het werk zijn om te kijken wat we nou kunnen doen om de businesscase van wind op zee, die op dit moment onder druk staat, te verbeteren. Tegelijkertijd is de vraag hoe we er nou voor zorgen dat de opbrengst die we uit de windparken halen, dus de stroom die we daadwerkelijk aan land brengen, zo hoog mogelijk is. Dat raakt ook aan de volgende vraag, over met wat voor cijfers het ministerie rekent.

Voorzitter, sta mij toe daar een paar dingen over te zeggen, want het is een vrij technische discussie. Voor je het weet lopen er allerlei cijfers door elkaar. Zoals ik al zei, gaat het erom hoe we er nou voor zorgen dat zo veel mogelijk van de stroom die we opwekken in die parken daadwerkelijk aan land komt. Dat is belangrijk voor ons energiesysteem, voor wind op zee, natuurlijk ook voor de businesscase die eronder zit, en in relatie tot de klimaatafspraken die we hebben gemaakt. De hoeveelheid stroom die je aan land brengt, wordt uitgedrukt in een zogenaamde capaciteitsfactor. Daar gaat nu de discussie over. Daar refereert mevrouw De Vos ook aan op basis van het krantenartikel. Die capaciteitsfactor wordt berekend op basis van een rekenmodel. Daarin zitten een aantal aannames. Er wordt continu onderzoek gedaan naar die aannames. Op basis van de laatste inzichten worden modellen aangepast en daarmee dus ook de capaciteitsfactor waarmee je rekent.

Dat doet ook het ministerie. We hebben in 2024 op basis van de Routekaart 2021 een onderzoek gedaan naar hoe de opbrengst van de bestaande windparken er nou uitziet en naar hoe die parken elkaar beïnvloeden, want dat is van belang om te zien hoeveel van die stroom we daadwerkelijk aan land krijgen. We zijn op dit moment een vervolgonderzoek daarop aan het doen. In dat onderzoek kijken we ook naar de zogenaamde systeemverliezen. Je kan niet alleen opbrengst verliezen bij de rotor, het blad, van de windmolen, maar ook bij het platform van TenneT en vervolgens bij het aanlanden. Je moet zowel aan de opbrengstkant als aan de systeemkant de verliezen meenemen. Op basis van die onderzoeken heeft het ministerie in een aantal onlangs verschenen rapporten de cijfers al bijgesteld en de capaciteitsfactor ook naar beneden bijgesteld. Die staat voor ons in het windenergieplan nu op 42%. Daarin zit ook al een aanname verwerkt die we gedaan hebben over de systeemverliezen. Dus we rekenen met een lager percentage dan je op basis van sommige artikelen kunt denken. Dat percentage is ook al verwerkt in de Klimaat- en Energieverkenning van 2024. Dat zeg ik er voor de volledigheid erbij. Dit even over de cijfers. We hebben de capaciteitsfactor al naar beneden bijgesteld. Dat zit dus ook in onze cijfers.

Daarmee zijn we er natuurlijk niet, want we blijven dit onderzoeken en monitoren, wat ik al zei. Op basis van de laatste inzichten zullen we de cijfers ook aanpassen als dat nodig is, want ik wil juist realistische modellen en realistische berekeningen, waar mevrouw De Vos terecht naar vraagt, omdat we natuurlijk zo goed mogelijk om willen gaan met de investeringen die we doen en omdat we willen kijken hoe we die windparken nou zo kunnen bouwen dat we er het meeste uit halen. Daar doen we ook in het beleid een aantal verkenningen naar: hoe kan je ervoor zorgen dat de opbrengsten binnen het windpark, dus in de bouw van windmolens, en ook tussen de windparken zo goed mogelijk zijn?

Mevrouw De Vos (FVD):

Dat is een heel lang antwoord met allerlei technische uitweidingen, maar laten we toch even naar de concrete cijfers gaan die ook uit die studie blijken. Je hebt een bepaalde mogelijke opbrengst; je bent afhankelijk van de precieze hoeveelheid wind. De lijn in deze grafiek die ik meegenomen heb, vertegenwoordigt de daadwerkelijke cijfers. Je ziet dus dat Nederland het als enige land structureel veel te rooskleurig inschat. Daar komt natuurlijk ook vandaan dat nu blijkt dat dat flink naar beneden moet worden bijgesteld. Dus nogmaals, het is niet realistisch waar het kabinet mee komt. Ik wil toch even op het fundamentele punt terugkomen. In de naam van dit ministerie zit "groene groei". Er wordt dus steeds de suggestie gewekt dat dit beleid —- de energietransitie, het klimaatbeleid met nul CO2 in 2050 — iets oplevert, Nederland iets gaat brengen, maar in de praktijk zien we steeds dat er subsidies bij moeten, zoals nu met de windturbines. Ook zien we natuurlijk de netcongestie en dat de concurrentiepositie van Nederland verslechtert. Dit beleid levert dus helemaal geen groei maar krimp op. Ik zou de minister dus willen vragen om daar dan in ieder geval eerlijk over te zijn, want nogmaals: wij willen dit beleid überhaupt niet, maar als het er dan is, dan mogen Nederlanders in ieder geval weten wat dit in de praktijk precies betekent.

De voorzitter:

Voordat ik de minister het woord geef, het volgende. U liet een tabel zien. Ik denk dat dat niet per se de inhoudelijke bijdrage van dit mondelinge vragenuur ten goede komt. Dat mag eigenlijk niet.

Mevrouw De Vos (FVD):

Ik zal het even toelichten. Dat komt dus rechtstreeks uit het rapport.

De voorzitter:

Nee, nee, hoeft niet. Alleen, ik denk dat we het in dit parlement met woorden zouden moeten willen proberen.

Mevrouw De Vos (FVD):

Maar ik heb het met woorden ook toegelicht.

De voorzitter:

Nou, laten we dan luisteren naar de woorden van de minister. Ik zeg het u voor een volgende keer. Mevrouw de minister.

Minister Hermans:

Ik herkende de tabel die mevrouw De Vos omhooghield, en ik ken ook die internationale vergelijking. Het is misschien goed om te zeggen dat het rapport van de TU Delft zich baseert op cijfers uit 2022. Zoals ik net schetste, hebben wij een aantal onderzoeken gedaan en hebben we op een aantal punten onze cijfers al bijgesteld; dat blijven we ook doen. Ook op basis van de bijstelling die wij gedaan hebben in het Windenergie Infrastructuurplan en in de Klimaat- en Energieverkenning — daar rekenen wij nu met een capaciteitsfactor van 42% — zitten wij nog steeds boven waar de TU Delft mee rekent. Dat is ook de tabel waar mevrouw De Vos naar verwijst. Wij gaan dus in overleg met de TU Delft over de vraag welke verschillende aannames we nu gebruiken om te bezien of wij ons model moeten aanscherpen en wat dat betekent voor de capaciteitsfactor. Dat heeft dus ook invloed op de internationale cijfers. Dat neemt niet weg dat je dit internationaal goed moet blijven vergelijken, vind ik. Dat is ook de reden dat Nederland deelneemt aan de zogenoemde NSEC-samenwerking. Dat is een samenwerking met de landen rondom de Noordzee, die voor een groot deel windparken op zee bouwen voor hun toekomstige energiemix en die allemaal te maken hebben met a die ingewikkelde businesscase en b de vraag hoe om te gaan met de opbrengst- en systeemverliezen. Eind januari zitten wij weer bij elkaar om daarover verder te spreken.

Mevrouw De Vos (FVD):

Ik proef bij de minister dat de data in het onderzoek waar het nu over gaat verouderd zouden zijn en dat het in de praktijk dus wel realistisch is. Onlangs was er ook in het nieuws dat het in de praktijk heel lastig is om investeerders te vinden voor windparken, omdat het niet rendabel is. Hoe je het dus ook wendt of keert: die groene groei waar men het steeds over heeft, en waar deze minister het ook steeds over heeft, blijkt in de praktijk op z'n minst veel minder te zijn. Als we ook nog even kijken naar de concurrentiepositie en allerlei andere factoren, dan blijkt het eerder krimp te zijn. Ik stel dus toch nogmaals de vraag: is deze minister wel zo realistisch?

Minister Hermans:

Mevrouw De Vos haalt nu wel een heleboel dingen bij elkaar en door elkaar. Punt één gaat over die cijfers. Ik acht alle onderzoeken die er liggen belangrijk. Dat is ook de reden dat wij hebben gezegd: we gaan met de TU Delft in gesprek. Dan kunnen we vragen: hoe zitten nou de aannames in uw onderzoek in elkaar, hoe zijn die bij ons en wat kunnen we van elkaar leren? Ik zeg alleen dat de vergelijking in het onderzoek van de TU Delft op basis van cijfers uit 2022 is. Wij hebben die in '24 en '25 op onderdelen al aangepast. Dat kan dan goed in dat gesprek worden uitgewisseld. Overigens gaat ook TenneT zo'n zelfde gesprek met de TU Delft voeren, ook specifiek over dat systeemverlies. Dat was één. Twee gaat over de businesscase voor wind op zee. Die staat inderdaad onder druk om verschillende redenen: hoge materiaalkosten, inflatie en al die argumenten die we in verschillende commissiedebatten al uitgebreid met elkaar gewisseld hebben. Eind oktober hebben we gezien dat er geen inschrijvingen hebben plaatsgevonden op de tender die openstond zonder subsidie. Dat zag ik ook bij landen om ons heen, zoals Denemarken, het VK en België. Daarop anticiperend heeft het kabinet in september gezegd: wij gaan een volgende tender voor wind op zee openstellen met een subsidie, omdat we het van het allergrootste belang achten dat die ontwikkeling van wind op zee doorgaat; wind op zee gaat namelijk een cruciale factor worden in onze energiemix van de toekomst, naast zon en kernenergie. Vandaag is gelukkig de Warmtewet aangenomen in de Eerste Kamer, waardoor we verder kunnen gaan met de warmtetransitie. Dat is weer relevant voor de netcongestie, waar mevrouw De Vos het zojuist over had. Ik zeg er even bij: die wordt niet alleen met warmtenetten opgelost, maar ook door het net uit te breiden en slimmer te benutten. Groene groei is keihard werken, gelet op de internationale concurrentiepositie en wat er nog meer aan de hand is in de wereld, maar het is wel de toekomst van onze economie en de toekomst van onze veiligheid en de verantwoordelijkheid die we hebben om dit land schoon door te geven.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Van den Berg van JA21.

De heer Van den Berg (JA21):

Hoe kan het nou zo zijn dat we structureel aan het overschatten zijn? We hebben hier te maken met een overschatting van zo'n 50%. Dat betekent ook 50% hogere kosten, 50% meer netwerkaansluitingen of 50% meer windturbines. U zegt wel dat het niet 51% maar 42% is, maar dan is het nog 7% hoger dan de realiteit. Dat zorgt ook weer voor hogere kosten. Kortom, mijn vraag aan u is: zijn we bij het bouwen van windturbines en het berekenen van de prijzen van elektriciteit niet continu de kosten aan het onderschatten, terwijl we die bij kernenergie continu overschatten? Hoe kijkt u daarnaar?

De voorzitter:

We spreken via de voorzitter.

Minister Hermans:

Ik hoop dat ik de vraag van de heer Van den Berg goed begrijp. Eerst even iets over wind op zee en de ambities die we op dat vlak hadden. Die zijn een paar jaar geleden gesteld en die hebben we bijgesteld met het windinfrastructuurplan van vlak voor de zomer en de Klimaat- en Energienota van net na de zomer. We wilden dit realistischer neerzetten in onze programma's, in onze programmering, want we zien bijvoorbeeld dat de waterstofmarkt zich minder ontwikkelt. Waar we eerder de verwachting hadden dat we meer binnen het land zouden produceren, is nu onze verwachting dat we meer gaan importeren. Daarvoor hebben we minder capaciteit nodig van wind op zee. Voor onze energievoorziening hebben we ook in de meest conservatieve scenario's — laat ik het even zo zeggen — nog steeds 30 tot 40 gigawatt wind op zee nodig. Daar zijn we ons gewoon op aan het voorbereiden. We werken nu nog aan de routekaart voor 21 gigawatt wind op zee.

Voorzitter, ik snap dat ik korter moet zijn, maar er worden zo veel vragen door elkaar aan mij gesteld. Ik moet wel even volledig antwoorden, om te voorkomen dat hier dingen door elkaar worden gehaald.

De voorzitter:

Ik denk toch dat u het kunt.

Minister Hermans:

Ik ga mijn best doen. Ik zie uw aansporing. In het kader van energie moeten we ook zelf zo min mogelijk energie verspillen. Dat ben ik met u eens.

Tot slot wil ik het hebben over de verbinding met kernenergie. De vergelijking is lastig, want daar ligt de capaciteitsfactor weliswaar hoger, maar de kosten zijn ook veel hoger. Je kan die vergelijking dus niet zomaar maken. Overigens zijn wij wel bezig met een onderzoek naar systeemkosten, zeg ik met een punt, voorzitter.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Het thema kernenergie is een aantal keer gepasseerd. Hoe je er ook over denkt en hoe je de cijfers rond de opbrengsten van windparken ook interpreteert, je wordt er natuurlijk niet vrolijk van. Mijn concrete vraag is: ziet de minister deze cijfers over de opbrengsten van windparken wel als een stevige aansporing om meer en sneller inzet te plegen op het terrein van kernenergie?

Minister Hermans:

Ik zie in het algemeen in het kader van een gedifferentieerde energiemix het belang van doorgaan met wind op zee. Ik wil er in ieder geval voor zorgen dat het niet stilvalt. Tegelijk wil ik zorgen dat we de ambitie met kernenergie en het realiseren van nieuwe centrales in Nederland zo snel als mogelijk van de grond krijgen. Het is dus voor mij en-en: én zorgen dat we doorgaan met wind op zee en de capaciteitsfactor daar waar we kunnen verder optimaliseren, én keihard doorwerken aan kernenergie.

De heer Klos (D66):

Het lijkt me krankjorum om vandaag te suggereren dat we maar moeten stoppen met de energietransitie, alleen al omdat onze situatie onhoudbaar is omdat we als EU anderhalf miljard uitgeven aan het gas van Poetin en voor een kwart van onze energiebehoefte afhankelijk zijn van Trump. Die situatie lijkt me onveilig en onwenselijk. Daarom is het ook heel goed dat de minister vandaag in de beantwoording aangeeft dat ze gewoon door wil. Daar ben ik heel erg blij mee. Ik heb eigenlijk een hele simpele ja-neevraag, om het ook makkelijker te maken in dit vragenuurtje. Mag ik hieruit concluderen dat Nederland gewoon linksom of rechtsom de ambities voor wind op zee gaat realiseren als het aan de minister ligt?

Minister Hermans:

Ja, omdat ik vind dat wij in de toekomst niet zonder windenergie kunnen. Het is ook nog steeds de meest kosteneffectieve vorm van hernieuwbare energie om op te schalen. Ik zeg daar wel bij: ik ben wel continu aan het kijken hoe we daar met elkaar een realistisch pad voor kunnen maken.

De heer Vermeer (BBB):

Eneco en TenneT bevestigen ook de strekking van het rapport. Er is dus echt wel wat aan de hand. Door de te hoge inschatting van de efficiency van de windparken is er meer ruimte nodig om de doelstelling te halen. Kan de minister aangeven hoe de balans met de benodigde ruimte voor visserij, ecologische ruimte, oefenruimte voor Defensie en andere ruimtevragende activiteiten wordt gewaarborgd?

Minister Hermans:

Ik wil eerst even ingaan op TenneT en Eneco. Ik heb met de CEO van TenneT, Manon van Beek, gesproken om van haar te horen hoe zij het ziet. Voor TenneT geldt hetzelfde als voor het ministerie. Wij gaan in gesprek met de TU Delft om te zien welke aannames zij gebruiken en welke aannames wij en TenneT gebruiken in onze modellen. Zoals ik al zei, hebben wij dus al een aantal aanpassingen in onze modellen gedaan. Dat is mijn reactie op de eerste vraag van de heer Vermeer.

Dan over de ruimte op zee. Heb je meer ruimte nodig, omdat je meer windparken nodig hebt om dezelfde opbrengst voor elkaar te krijgen? We zijn nu binnen de windkavels die al gereserveerd zijn, aan het kijken hoe we daar kunnen optimaliseren, om op die manier meer uit de windparken zelf en tussen de windparken voor elkaar te krijgen. Ik heb een heel kort, concreet voorbeeld. De kavel ten noorden van de Wadden was eigenlijk bedoeld voor waterstof uit wind op zee. Met het bijstellen van de ambities zijn we nu aan het verkennen of we meer capaciteit kunnen halen uit die ruimte en uit de ruimte van de kavel voor de wind, die echt bedoeld is voor de elektriciteitsproductie uit wind op zee. We zijn aan het kijken of we dat kunnen doen door de kavel slimmer en optimaler in te richten. Daarmee heb je dus geen extra ruimte nodig, maar benut je wel extra de ruimte die er is.

De heer Vermeer (BBB):

Daar tipt de minister precies het volgende punt aan dat hier een consequentie van kan zijn, namelijk de productie van groene waterstof. Minder capaciteit uit die parken betekent namelijk ook minder ruimte om waterstof te produceren. Welke gevolgen verwacht de minister hiervan voor de kostprijs en de uitrol van groene waterstof in het Nederlandse energiesysteem?

Minister Hermans:

De bijstelling van de ambitie voor wind op zee, die met het infrastructuurplan vóór de zomer met de Kamer is gedeeld, komt voort uit wat wij zien gebeuren op die waterstofmarkt. Die is minder ver ontwikkeld dan wij gedacht hadden. Waar we eerder de verwachting en de aanname hadden dat we veel zelf zouden produceren, is nu onze aanname dat we toch meer zullen importeren. Mijn verwachting is nu dus niet dat er ineens een hele schep weer bovenop komt en dat er daarmee heel veel extra ruimte nodig is. Die zorg hoor ik namelijk door de vraag van de heer Vermeer heen. De zorgen over de ontwikkeling van de waterstofmarkt in zijn geheel en het belang daarvan, en dat die ontwikkeling ook gaat plaatsvinden tegen prijzen die het voor de industrie aantrekkelijk maken om daarop over te stappen, deel ik ook. Op dat terrein zetten we ook allerlei stappen om dat voor elkaar te krijgen. Ik noem maar even de raffinageroute en de oplossing daarvan. Dat is een stap. Het is niet de enige, maar het is wel wat we nodig hadden.

De heer Jumelet (CDA):

Ik hoor de minister het rapport van de TU Delft en de uitkomst daarvan niet bagatelliseren. Ik hoor zelfs dat er op korte termijn al gesprekken worden gevoerd om te kijken waar je nou van uitgaat en wat de aannames zijn. Ik denk dat het goed is om daar ook van op de hoogte te worden gesteld, want dit speelt en we hebben ook al heel veel vragen horen passeren. Ik heb toch nog één vraag die mij ook elke keer weer puzzelt. De minister heeft al wat gezegd over die energiemix. Hoe kijkt u naar die energiemix, zeker als het gaat om betaalbaarheid en om de klimaatdoelen die we met elkaar hebben te halen?

Minister Hermans:

Op de eerste vraag kan ik kort zijn. We doen nu sowieso zelf al een vervolgonderzoek naar die opbrengstverliezen en systeemverliezen. In dat kader zullen we ook verder spreken met de TU Delft. Als daar uitkomsten uit komen die ook in zo'n vorm zijn dat ik ze kan delen met de Kamer, zal ik dat uiteraard doen.

Dan kom ik bij die energiemix. Het is die mix, zoals ik dat net ook in de richting van de heer Van Dijk zei, van zonne-, wind- én kernenergie, en ook nog waterstof en warmte. We hebben dat allemaal nodig. We zien op al die terreinen dat we ook tegen ingewikkeldheden aanlopen, maar dat is geen reden om ermee te stoppen of een stap terug te doen; het is een reden voor mij om te kijken waar we knelpunten moeten oplossen om de beweging en het tempo erin te houden. Dat zit in procedures bij kernenergie, dat zit in de businesscase verbeteren bij wind op zee, dat zit in die marktontwikkeling van waterstof en dat zit natuurlijk in het oplossen van de drukte op het stroomnet.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit mondelinge vragenuur. Ik dank de minister van Klimaat en Groene Groei voor haar beantwoording. Ik schors voor een enkel ogenblik, waarna we verder zullen gaan met de stemmingen. De vergadering is een kort ogenblik geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:

Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden motie-Kisteman (36699, nr. 34).

Voordat we gaan stemmen, wil ik het woord geven aan de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Het kabinet heeft de Kamer gevraagd een beroep te mogen doen op artikel 2.27, lid 2 van de Comptabiliteitswet 2016, om het kabinet in staat te stellen voor 700 miljoen aan contracten te tekenen voor militaire steun aan Oekraïne. Namens de vaste Kamercommissie voor Financiën kan ik zeggen dat we als commissie een brief hebben gestuurd. We verzoeken de voorzitter om deze straks in stemming te brengen.

De voorzitter:

Ik kijk formeel rond om te zien of daar bezwaar tegen is. Ik zie dat dit niet het geval is. Dan voegen we dit toe aan de stemmingslijst.

Stemmingen Wet herziening wettelijke grondslagen kerndoelen

Stemmingen Wet herziening wettelijke grondslagen kerndoelen

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de herziening van de wettelijke grondslagen van de kerndoelen met focus op lezen, schrijven en rekenen (Wet herziening wettelijke grondslagen kerndoelen) (36699).

In stemming komt het amendement-Stoffer (stuk nr. 8, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 8 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ergin (stuk nr. 22, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 22 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ceder (stuk nr. 15, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de PvdD, DENK, de ChristenUnie, JA21 en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 15 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Stoffer (stuk nr. 9, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, JA21, BBB, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 9 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ceder c.s. (stuk nr. 25, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 25 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ceder c.s. (stuk nr. 36, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, het CDA, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 36 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ceder (stuk nr. 37, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 37 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ergin (stuk nr. 23, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 23 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Ceder c.s. (stuk nrs. 25, I tot en met VII), de gewijzigde amendementen-Ceder c.s. (stuk nrs. 36, I tot en met V) en de gewijzigde amendementen-Ceder (stuk nrs. 37, I tot en met VI).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de ChristenUnie, JA21, BBB en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Stemming motie Wet herziening wettelijke grondslagen kerndoelen

Stemming motie Wet herziening wettelijke grondslagen kerndoelen

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de herziening van de wettelijke grondslagen van de kerndoelen met focus op lezen, schrijven en rekenen (Wet herziening wettelijke grondslagen kerndoelen),

te weten:

  • de gewijzigde motie-Kisteman over onderzoeken hoe kan worden gewaarborgd dat gelijke behandeling nooit kan worden geschonden door de levensbeschouwelijke richting van een school (36699, nr. 34).

De voorzitter:

De fractie van de SGP verzoekt om een hoofdelijke stemming over motie op stuk nr. 34, maar eerst geef ik het woord aan de heer Diederik van Dijk voor een stemverklaring. Daarna geef ik het woord aan de heer Ceder en dan aan de heer Boomsma.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. De motie-Kisteman is een nieuw dieptepunt. De VVD vroeg om de vrijheid van onderwijs in de praktijk ondergeschikt te maken aan het gelijkheidsbeginsel. Klassieke vrijheden per motie bij het oudvuil dus. Dit staat haaks op onze Grondwet. De rechtsstaatverklaring onderstreepte tijdens de vorige formatie terecht als basislijn dat de klassieke grondrechten een essentiële waarborg vormen voor de democratische rechtsstaat, waarbinnen de grondrechten kunnen botsen. Verschillende fracties hebben de heer Kisteman opgeroepen om de motie in te trekken. Dat deed hij niet. Gelukkig is hij wel geschrokken van zijn eigen tekst en is de motie gewijzigd. Dit blijkt echter cosmetisch. Het blijft nodig tegen deze motie te stemmen.

Voorzitter. De bomen verliezen momenteel hun laatste bladeren. Allerwegen ronken de bladversnipperaars. De SGP vertrouwt erop dat ook de staatssecretaris in zijn aangekondigde brief wel raad weet met deze illiberale verleiding van de VVD.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Ceder, ik geef u het woord voor uw stemverklaring. Gaat uw gang.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Dit is een stemverklaring aangaande de motie op stuk nr. 34 van de heer Kisteman, ook namens de BBB.

Vorige week zette de VVD de bijl aan de wortel van de vrijheid van onderwijs met een motie die allesbehalve liberaal is. Vandaag stemmen we over de licht gewijzigde motie. Het is niet de taak van de overheid om te bepalen hoe kinderen worden opgevoed. Die verantwoordelijkheid ligt bij de ouders. Daarom hebben ouders in Nederland het recht om hun kinderen vanuit hun eigen overtuiging op te voeden en een school te kiezen die daarbij past. De ChristenUnie staat dan ook pal voor artikel 23 van de Grondwet. Natuurlijk is die vrijheid nooit grenzeloos. Elke school moet voor ieder kind een veilige plek zijn. Waar dat niet gebeurt, moet de onderwijsinspectie optreden. Daar staat geen enkel wetsartikel aan in de weg. Maar als partijen als de VVD het verschil in opvattingen niet meer durven te verdragen, dan maak ik mij grote zorgen over het besef van vrijheid en democratie. Deze motie is ongrondwettig. De motie is onliberaal. Daarom zal de ChristenUnie tegenstemmen.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot een stemverklaring van de heer Boomsma.

De heer Boomsma (JA21):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Mijn stemverklaring gaat ook over de motie van de heer Kisteman. Uiteraard is het volstrekt onacceptabel als kinderen worden gediscrimineerd, geïntimideerd of uitgesloten op school. Daar mag geen enkele ruimte voor zijn. En die is er ook niet. Daarnaast wil JA21 wel degelijk een bredere discussie voeren over de grenzen en inhoud van het burgerschapsonderwijs, maar dat vraagt om een zorgvuldig en inhoudelijk debat. JA21 staat pal voor de klassieke vrijheden. Daarom willen we ook niet een motie steunen waarmee daaraan wordt gemorreld. Daarom zullen we deze motie niet steunen.

De voorzitter:

Dank u wel.

Dan gaan we stemmen over de motie op stuk nr. 34 (36699). We doen dat hoofdelijk. Ik verzoek de griffier om de namen op te lezen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kisteman (36699, nr. 34).

Vóór stemmen de leden: Bromet, Van der Burg, Bushoff, Van Campen, Dassen, Heera Dijk, Jimmy Dijk, Dobbe, Van Eijk, Ellian, Erkens, De Groot, Heinen, Den Hollander, De Hoop, Huidekooper, Huizenga, Jetten, Karremans, Kathmann, Kisteman, Klaver, Klos, De Kort, Köse, Kostić, Kröger, Lahlah, Van der Lee, Martens-America, Michon-Derkzen, Mohandis, Moorman, Neijenhuis, Nobel, Van Oosterhout, Oosterhuis, Oualhadj, Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Piri, Podt, Rajkowski, Rooderkerk, Schoonis, Schutz, Sneller, Struijs, Stultiens, Synhaeve, Tseggai, Vellinga-Beemsterboer, Vervuurt, Vijlbrief, Vliegenthart, Wendel, Westerveld, Yeşilgöz-Zegerius, Zalinyan, Abdi, Van Asten, Bamenga, Becker, Beckerman, Belhirch, Van Berkel, Bevers, Biekman, El Boujdaini en Van Brenk.

Tegen stemmen de leden: Tijs van den Brink, Bühler, Ceder, Ceulemans, Claassen, Clemminck, Coenradie, Dekker, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Van Duijvenvoorde, Eerdmans, Ergin, Faber, Flach, Goudzwaard, Graus, Grinwis, Hamstra, Heutink, Hoogeveen, Van Houwelingen, Ten Hove, Chris Jansen, Frederik Jansen, Jumelet, Keijzer, Koorevaar, Kops, Krul, Lammers, Van Lanschot, Maeijer, Markuszower, Van Meetelen, Van Meijeren, Moinat, Mooiman, Mulder, Nanninga, Van der Plas, Prickaertz, Raijer, Schilder, Steen, Stöteler, Straatman, Tijmstra, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vos, Wiersma, Wilders, Zwinkels, El Abassi, Van Ark, Armut, Van Baarle, Baudet, Van den Berg, Bikker, Boelsma-Hoekstra, Bontenbal, Boomsma, Boon, Bosma en Bart van den Brink.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze gewijzigde motie met 72 stemmen voor en 70 stemmen tegen is aangenomen.

Stemmingen Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen

Stemmingen Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van Boek 2 en Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten met het oog op het aanpassen van de regels inzake de digitale algemene vergadering van rechtspersonen en de regels voor digitale oproeping voor de algemene vergadering (Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen) (36489).

De voorzitter:

Vandaag zullen wij alleen stemmen over de ingediende amendementen en de artikelen. De eindstemming over het wetsvoorstel zal op dinsdag 16 december aanstaande plaatsvinden.

In stemming komt het tweede nader gewijzigde amendement-Sneller/Stultiens (stuk nr. 16, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, de ChristenUnie, JA21 en de PVV voor dit tweede nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit tweede nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 16 voorkomende tweede nader gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het tweede nader gewijzigde amendement-Sneller/Stultiens (stuk nr. 15, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat dit tweede nader gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit tweede nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 15 voorkomende tweede nader gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

Stemming motie Digitale inclusie

Stemming motie Digitale inclusie

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het tweeminutendebat Digitale inclusie,

te weten:

  • de motie-Kathmann over uitspreken dat internet een basisbehoefte is (26643, nr. 1439).

In stemming komt de motie-Kathmann (26643, nr. 1439).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, de ChristenUnie en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen moties Verbod op stroomstootapparatuur in de veehouderij

Stemmingen moties Verbod op stroomstootapparatuur in de veehouderij

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het verbod op stroomstootapparatuur in de veehouderij,

te weten:

  • de motie-Ouwehand over de handelwijze van de minister van LVVN afkeuren (28286, nr. 1409);
  • de motie-Van der Plas over bij iedere nieuwe voorgestelde nationale regel voor ondernemers boven op Europese regelgeving, een andere bestaande nationale regel voor ondernemers laten vervallen (28286, nr. 1410).

In stemming komt de motie-Ouwehand (28286, nr. 1409).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66 en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Plas (28286, nr. 1410).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, JA21, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen moties Verdienvermogen van Nederland

Stemmingen moties Verdienvermogen van Nederland

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Verdienvermogen van Nederland,

te weten:

  • de motie-Vermeer over een fiscale stimuleringsmaatregel voor het mkb (32637, nr. 721);
  • de motie-Vermeer over non-bancaire financiers toegang verlenen tot noodzakelijke kredietdata (32637, nr. 722).

In stemming komt de motie-Vermeer (32637, nr. 721).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Vermeer (32637, nr. 722).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Midden- en kleinbedrijf

Stemmingen moties Midden- en kleinbedrijf

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Midden- en kleinbedrijf,

te weten:

  • de motie-Flach/Kisteman over een nationaal ondernemersakkoord (32637, nr. 723);
  • de motie-Flach over belemmeringen voor niet-bancaire financiers en verbeteringen in het zekerhedenrecht in kaart brengen (32637, nr. 724);
  • de motie-Vermeer over een nationaal actieplan robotisering mkb (32637, nr. 725);
  • de motie-Van Meetelen/Prickaertz over een landelijke minimale vergunningsduur van tien jaar voor schaarse vergunningen in de ambulante handel (32637, nr. 726);
  • de motie-Dassen over de verplichting afschaffen om via een entiteit te investeren (32637, nr. 727).

In stemming komt de motie-Flach/Kisteman (32637, nr. 723).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de VVD, de SGP, JA21, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Flach (32637, nr. 724).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Vermeer (32637, nr. ??, was nr. 725).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, Volt, D66, DENK, de SGP, de ChristenUnie, BBB en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Meetelen/Prickaertz (32637, nr. 726).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, DENK, het CDA, de SGP, de ChristenUnie, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dassen (32637, nr. 727).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, Volt, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen Afschaffing van het tijdelijk verbod op het doen ontstaan van embryo's voor wetenschappelijk onderzoek

Stemmingen Afschaffing van het tijdelijk verbod op het doen ontstaan van embryo's voor wetenschappelijk onderzoek

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het Voorstel van wet van de leden Paternotte en Bevers tot wijziging van de Embryowet in verband met de afschaffing van het tijdelijk verbod op het doen ontstaan van embryo's voor wetenschappelijk onderzoek (36416).

De voorzitter:

Vandaag zullen wij alleen stemmen over de ingediende amendementen en artikelen. De eindstemming over het wetsvoorstel zal op dinsdag 16 december aanstaande plaatsvinden.

In stemming komt het amendement-Krul (stuk nr. 17) tot het invoegen van een onderdeel 0A.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Hertzberger (stuk nr. 14).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, DENK, het CDA, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Hertzberger (stuk nr. 12).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, DENK, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Krul (stuk nr. 16, I) tot het invoegen van een onderdeel Ba.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 16 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Bikker/Diederik van Dijk (stuk nr. 22).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, DENK, de SGP, de ChristenUnie, BBB en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Hertzberger (stuk nr. 13).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, DENK, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Stemmingen moties Afschaffing van tijdelijk verbod op het doen ontstaan van embryo's voor wetenschappelijk onderzoek

Stemmingen moties Afschaffing van tijdelijk verbod op het doen ontstaan van embryo's voor wetenschappelijk onderzoek

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het Voorstel van wet van de leden Paternotte en Bevers tot wijziging van de Embryowet in verband met de afschaffing van het tijdelijk verbod op het doen ontstaan van embryo's voor wetenschappelijk onderzoek (36416),

te weten:

  • de motie-Bikker/Diederik van Dijk over voorkomen dat Nederlandse kennis en technologie over kiembaanmodificatie worden ingezet in het buitenland (36416, nr. 18);
  • de motie-Bikker/Diederik van Dijk over in evaluaties van de Embryowet expliciet aandacht besteden aan de maatschappelijke opinie (36416, nr. 19);
  • de motie-Diederik van Dijk over de maatschappelijke dialoog over (on)vruchtbaarheid bevorderen (36416, nr. 20);
  • de motie-Krul c.s. over onderzoek naar alternatieven van onderzoek met speciaal daarvoor gekweekte embryo's langjarig door laten gaan (36416, nr. 21).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, DENK, het CDA, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

We doen 'm nogmaals.

In stemming komt de motie-Bikker/Diederik van Dijk (36416, nr. 18).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, DENK, het CDA, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

De uitslag van deze motie zal hoofdelijk moeten worden vastgesteld. Ik verzoek de griffier de namen op te lezen en ik wil de leden verzoeken om rust in de zaal.

In stemming komt de motie-Bikker/Diederik van Dijk (36416, nr. 18).

Vóór stemmen de leden: Dekker, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Van Duijvenvoorde, Eerdmans, Ergin, Faber, Flach, Goudzwaard, Graus, Grinwis, Hamstra, Heutink, Hoogeveen, Van Houwelingen, Ten Hove, Chris Jansen, Frederik Jansen, Jumelet, Keijzer, Koorevaar, Kops, Krul, Lammers, Van Lanschot, Maeijer, Markuszower, Van Meetelen, Van Meijeren, Moinat, Mooiman, Mulder, Nanninga, Van der Plas, Prickaertz, Raijer, Schilder, Steen, Stöteler, Straatman, Struijs, Tijmstra, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vos, Wiersma, Wilders, Zwinkels, El Abassi, Van Ark, Armut, Van Baarle, Baudet, Van den Berg, Bikker, Boelsma-Hoekstra, Bontenbal, Boomsma, Boon, Bosma, Van Brenk, Bart van den Brink, Tijs van den Brink, Bühler, Ceder, Ceulemans, Claassen, Clemminck en Coenradie.

Tegen stemmen de leden: Heera Dijk, Jimmy Dijk, Dobbe, Van Eijk, Ellian, Erkens, De Groot, Heinen, Den Hollander, De Hoop, Huidekooper, Huizenga, Jetten, Karremans, Kathmann, Kisteman, Klaver, Klos, De Kort, Köse, Kostić, Kröger, Lahlah, Van der Lee, Martens-America, Michon-Derkzen, Mohandis, Moorman, Neijenhuis, Nobel, Van Oosterhout, Oosterhuis, Oualhadj, Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Piri, Podt, Rajkowski, Rooderkerk, Schoonis, Schutz, Sneller, Stultiens, Synhaeve, Tseggai, Vellinga-Beemsterboer, Vervuurt, Vijlbrief, Vliegenthart, Wendel, Westerveld, Yeşilgöz-Zegerius, Zalinyan, Abdi, Van Asten, Bamenga, Becker, Beckerman, Belhirch, Van Berkel, Bevers, Biekman, El Boujdaini, Bromet, Van der Burg, Bushoff, Van Campen en Dassen.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met 72 stemmen voor en 70 stemmen tegen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bikker/Diederik van Dijk (36416, nr. 19).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Diederik van Dijk (36416, nr. 20).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krul c.s. (36416, nr. 21).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Rapporten van de IGJ en de Inspectie JenV

Stemmingen moties Rapporten van de IGJ en de Inspectie JenV

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de rapporten "Kwetsbare kinderen, kwetsbaar stelsel" van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en "Als zelfs overheidsingrijpen kinderen geen bescherming biedt" van de Inspectie JenV,

te weten:

  • de motie-Westerveld/Dobbe over de kosten van leerlingenvervoer betalen zolang er nog geen permanente oplossing is (31839, nr. 1114);
  • de motie-Dobbe c.s. over gemeenten erop aanspreken dat ze verwijzingen van GI's niet moeten heroverwegen (31839, nr. 1115);
  • de motie-Dobbe over de jeugdzorg niet van tevoren bezuinigingen opleggen voor 2026 en 2027 (31839, nr. 1116);
  • de motie-Dobbe/Westerveld over een verbod op het gebruik van budgetplafonds in de jeugdzorg (31839, nr. 1117);
  • de motie-Dobbe over ervaringsdeskundigheid vaker inzetten bij maatregelen in de jeugdbescherming (31839, nr. 1118);
  • de motie-Ceder over de financiële draagkracht van potentiële gezinshuisouders meewegen bij inkoop en uitvoering (31839, nr. 1119);
  • de motie-Ceder over het perspectiefbesluit binnen drie maanden voorleggen aan de rechter (31839, nr. 1120);
  • de motie-Van Houwelingen over het aanscherpen van het wettelijk kader voor jeugdbeschermingsmaatregelen (31839, nr. 1121);
  • de motie-Van Houwelingen over voorkomen dat jeugdzorginstellingen inadequate zorg verlenen op basis van het handelingsperspectief (31839, nr. 1122);
  • de motie-Van Houwelingen over jaarlijks minstens één onaangekondigd bezoek door pleegzorgbegeleiders (31839, nr. 1123);
  • de motie-Van Houwelingen over de IGJ belasten met direct toezicht op pleegouders, gezinsouders en zorgboerderijen (31839, nr. 1124);
  • de motie-Straatman c.s. over meer prioriteit voor het herstel van familiaire banden tussen het kind en de ouders (31839, nr. 1125);
  • de motie-Coenradie/El Abassi over alle gezinnen bij gecertificeerde instellingen doorlichten (31839, nr. 1126);
  • de motie-Coenradie c.s. over een plan van aanpak voor de arbeidsmarktproblematiek in de pleegzorg (31839, nr. 1127);
  • de motie-Coenradie/El Abassi over een vergunningsplicht voor moeder-kindhuizen en gezinshuizen (31839, nr. 1128);
  • de motie-Coenradie over onnodige privacybelemmeringen wegnemen (31839, nr. 1129);
  • de motie-Synhaeve c.s. over een eis voor GI's over de frequentie van betekenisvol contact (31839, nr. 1130);
  • de motie-Synhaeve c.s. over handle with Care landelijk invoeren (31839, nr. 1131);
  • de motie-Van Meetelen c.s. over onderzoeken of strafrechtelijke vervolging van betrokken medewerkers en leidinggevenden van de William Schrikker Stichting en Enver mogelijk is (31839, nr. 1132);
  • de motie-Van Meetelen c.s. over een wettelijke verplichting tot vervolging voor huiselijkgeweldzaken (31839, nr. 1133);
  • de motie-Van Meetelen c.s. over de strafmaat voor huiselijk geweld en kindermishandeling verhogen in de richtlijnen van het OM (31839, nr. 1134);
  • de motie-Van der Plas/Coenradie over een sterkere rol voor kinderrechters bij het waarborgen van passende hulp voor kinderen (31839, nr. 1135);
  • de motie-Van der Plas/Coenradie over de uitvoeringspraktijk versterken met informele steunfiguren als de JIM (31839, nr. 1136);
  • de motie-Van der Plas over de fysieke en mentale gezondheid van kinderen meewegen bij noodmaatregelen (31839, nr. 1137);
  • de motie-Stoffer/Ceder over het terugdringen van de inzet van jeugdbescherming bij complexe scheidingen (31839, nr. 1138);
  • de motie-El Abassi over expliciet rekening houden met afkomst en achtergrond van pleegkinderen (31839, nr. 1139);
  • de motie-El Abassi/Coenradie over een kind alleen plaatsen als alle basale veiligheidschecks zijn afgerond (31839, nr. 1140);
  • de motie-El Abassi/Coenradie over alle wachtlijsten publiek en transparant toegankelijk maken (31839, nr. 1141);
  • de motie-El Abassi/Coenradie over vier wettelijk verplichte contactmomenten per jaar bij pleegoudervoogdij (31839, nr. 1142).

Voordat we naar de stemmingen gaan, wil ik mevrouw Van der Plas het woord geven voor een stemverklaring.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Dit gaat over de eerste motie. Ik heb het nummer even niet paraat.

De voorzitter:

Dat is die op stuk nr. 1114.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, de motie op stuk nr. 1114. Excuus. De BBB-fractie erkent de zorgen rondom het leerlingenvervoer. Uit huis geplaatste kinderen zijn uitermate kwetsbaar. Het kan niet zo zijn dat kinderen thuis komen te zitten doordat de overheid niet doet wat zij moet doen. Als deze kinderen leerlingenvervoer nodig hebben om naar een school te gaan waar zij zich veilig en vertrouwd voelen, moet dat beschikbaar zijn. Tegelijk blijft dit vervoer een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Kinderen zijn niet gebaat bij ongedekte cheques of een schijnoplossing, maar bij snelle en goede uitvoering door de gemeenten. Zij moeten dit regelen, niet de Rijksoverheid. Toch stemmen we met bovenstaande kanttekening voor de motie op stuk nr. 1114 — ik had het nummer hier gewoon staan — van de leden Westerveld en Dobbe over de kosten van leerlingenvervoer betalen zolang er nog geen permanente oplossing is. Maar ik doe nogmaals een oproep aan de gemeenten om dit zelf goed te regelen in de toekomt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Plas.

In stemming komt de motie-Westerveld/Dobbe (31839, nr. 1114).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, DENK, de ChristenUnie, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dobbe c.s. (31839, nr. 1115).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dobbe (31839, nr. 1116).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, DENK, de ChristenUnie, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dobbe/Westerveld (31839, nr. 1117).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, DENK, de ChristenUnie, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dobbe (31839, nr. 1118).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ceder (31839, nr. 1119).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ceder (31839, nr. 1120).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen (31839, nr. 1121).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, D66, DENK, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen (31839, nr. 1122).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen (31839, nr. 1123).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen (31839, nr. 1124).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Straatman c.s. (31839, nr. 1125).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Coenradie/El Abassi (31839, nr. 1126).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Coenradie c.s. (31839, nr. 1127).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Coenradie/El Abassi (31839, nr. 1128).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, DENK, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Coenradie (31839, nr. 1129).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Synhaeve c.s. (31839, nr. 1130).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van BBB ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Synhaeve c.s. (31839, nr. 1131).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van BBB ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Meetelen c.s. (31839, nr. 1132).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, DENK, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Meetelen c.s. (31839, nr. 1133).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Meetelen c.s. (31839, nr. ??, was nr. 1134).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, DENK, de VVD, JA21, BBB en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ondanks handen omhoog bij de BBB noemde u bij de motie op stuk nr. 1133 BBB niet bij de voorstemmers. Wij willen graag geacht worden voor te hebben gestemd. Wij roepten nog, wij zwaaiden nog. Helaas zag u het niet, maar bij dezen is dat rechtgezet.

De voorzitter:

Het zal mede hebben gelegen aan mijn verspreking, die tot enige onrust leidde, maar we hebben het genoteerd in de Handelingen, mevrouw Van der Plas. Fijn dat u het even corrigeerde.

In stemming komt de motie-Van der Plas/Coenradie (31839, nr. 1135).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Plas/Coenradie (31839, nr. 1136).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Plas (31839, nr. 1137).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Heb ik weer iets fout gedaan, mevrouw Van der Plas?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Nee. Ik wil graag in de Handelingen opgenomen hebben dat het niet is "wij roepten nog" maar "wij riepen nog".

De voorzitter:

Dat is heel correct van u. Heel goed! Ook dat herstellen wij in de Handelingen, mevrouw Van der Plas. Uw wens is ons bevel.

In stemming komt de motie-Stoffer/Ceder (31839, nr. 1138).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, de SGP, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi (31839, nr. 1139).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, DENK, de SGP en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi/Coenradie (31839, nr. 1140).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, de PvdD, Volt, DENK, de ChristenUnie, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi/Coenradie (31839, nr. 1141).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-El Abassi/Coenradie (31839, nr. ??, was nr. 1142).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, het CDA, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Beleid en keuzes van de minister van EZ omtrent Nexperia

Stemmingen moties Beleid en keuzes van de minister van EZ omtrent Nexperia

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het beleid en de keuzes van de minister van Economische Zaken omtrent Nexperia,

te weten:

  • de motie-Dassen c.s. over stappen zetten richting een gecoördineerd Europees industriebeleid (32637, nr. 729);
  • de motie-Dassen c.s. over een instrumentarium om bij bedrijven in te grijpen als er sprake is van ernstige geopolitieke risico's (32637, nr. 730);
  • de motie-Grinwis c.s. over beleidsinstrumenten voor de bescherming van nationale en Europese publieke en economische belangen (32637, nr. 731);
  • de motie-Oualhadj c.s. over een uitvoeringspakket voor uitbreiding van de Europese halfgeleidercapaciteit (32637, nr. 732);
  • de motie-Dekker over verruiming van het instrumentarium uit de Wet vifo naar andere sectoren (32637, nr. 733);
  • de motie-Van Lanschot c.s. over het in kaart brengen van de cruciale private economische infrastructuur (32637, nr. 734);
  • de motie-Van der Lee c.s. over een halfjaarlijkse rapportage over de ontwikkelingen in het economische veiligheidsbeeld (32637, nr. 735);
  • de motie-Van der Lee/Dassen over een advies over effectiever gezamenlijk economisch veiligheidsbeleid (32637, nr. 736).

In stemming komt de motie-Dassen c.s. (32637, nr. 729).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dassen c.s. (32637, nr. 730).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, DENK en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (32637, nr. 731).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Oualhadj c.s. (32637, nr. 732).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dekker (32637, nr. 733).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, het CDA, de ChristenUnie, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Lanschot c.s. (32637, nr. 734).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Lee c.s. (32637, nr. 735).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemming Incidentele suppletoire begroting inzake Ternaard

Stemming Incidentele suppletoire begroting inzake Ternaard

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (XXIII) voor het jaar 2025 (Incidentele suppletoire begroting inzake Ternaard) (36861).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, het CDA, de VVD, de ChristenUnie, BBB, FVD en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Stemmingen moties Incidentele suppletoire begroting inzake Ternaard

Stemmingen moties Incidentele suppletoire begroting inzake Ternaard

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (XXIII) voor het jaar 2025 (Incidentele suppletoire begroting inzake Ternaard),

te weten:

  • de motie-Beckerman c.s. over de lopende vergunningsaanvraag voor zoutwinning onder de Waddenzee afwijzen (36861, nr. 5);
  • de motie-Beckerman c.s. over gaswinning uit het gasveld Warffum beëindigen (36861, nr. 6);
  • de motie-Beckerman/Teunissen over alle resterende bilaterale investeringsverdragen met ISDS-bepalingen opzeggen (36861, nr. 7);
  • de motie-Beckerman/Teunissen over in toekomstige handels- en investeringsakkoorden afzien van bepalingen die bedrijven de mogelijkheid bieden om de Nederlandse Staat buiten de nationale rechter om aan te klagen (36861, nr. 8);
  • de motie-Beckerman/Teunissen over alle geschillen die direct het publieke belang raken voortaan onder de reguliere rechter brengen (36861, nr. 9);
  • de motie-Van Oosterhout c.s. over vergunningverlening voor nieuwe mijnbouwactiviteiten in de Wadden pauzeren totdat de nieuwe Mijnbouwwet is behandeld (36861, nr. 10);
  • de motie-Van Oosterhout/Teunissen over in de Mijnbouwwet een afbouwpad voor gaswinning opnemen (36861, nr. 11);
  • de motie-Van Oosterhout/Teunissen over in kaart brengen hoeveel schade de huidige mijnbouwactiviteiten toebrengen aan de natuur in de Waddenzee (36861, nr. 12);
  • de motie-Teunissen over in de komende aanpassing van de Mijnbouwwet vastleggen dat mijnbouw binnen UNESCO-erfgoed niet is toegestaan (36861, nr. 13).

In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (36861, nr. 5).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (36861, nr. 6).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman/Teunissen (36861, nr. 7).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman/Teunissen (36861, nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, de ChristenUnie, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman/Teunissen (36861, nr. 9).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Oosterhout c.s. (36861, nr. 10).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD en Volt voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Oosterhout/Teunissen (36861, nr. 11).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, DENK en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Oosterhout/Teunissen (36861, nr. 12).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, DENK en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Teunissen c.s. (36861, nr. ?, was nr. 13).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen brief Beroep op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016 ten behoeve van de tweede suppletoire begroting Defensie

Stemmingen brief Beroep op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016 ten behoeve van de tweede suppletoire begroting Defensie

Aan de orde is de stemming over de brief van de vaste commissie voor Financiën over een beroep op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016 (CW) ten behoeve van de tweede suppletoire begroting van het ministerie van Defensie (36850-X, nrs. 1 en 2).

De voorzitter:

In stemming komt het voorstel van de vaste commissie voor Financiën om uit te spreken dat de Kamer zich middels de brief van de minister van Financiën d.d. 8 december 2025 inzake de motie-Klaver c.s. deugdelijk geïnformeerd acht in de zin van artikel 2.27, tweede lid Comptabiliteitswet 2016 over het beroep dat de minister van Financiën heeft gedaan op artikel 2.27, tweede lid Comptabiliteitswet 2016 ten behoeve van de tweede suppletoire begroting van het ministerie van Defensie.

Ik heb gehoord dat er een stemverklaring is. Ik kijk even rond. Meneer Dekker, ik nodig u van harte uit voor deze stemverklaring.

De heer Dekker (FVD):

Dank u wel, voorzitter. Dit is een voorstel om qua procedure een bocht af te snijden, om dit jaar nog snel 700 miljoen over te maken naar Oekraïne. Dat belastinggeld zijn we dan kwijt zonder voorafgaand aan de uitgave een ordentelijk begrotingsdebat te houden. Met een beroep op de spoedeisendheid wordt hier het budgetrecht van de Kamer omzeild. In welke Oekraïense zakken deze 700 miljoen precies verdwijnen, is niet bekend. Gezien de berichten over welig tierende corruptie verdient het juist wel aandacht, maar van accountantscontrole en verantwoording is hier geen sprake. 700 miljoen snel even zonder debat in een oncontroleerbare bodemloze put gooien: dat vindt Forum voor Democratie onverteerbaar. We zullen daarom tegen dit voorstel stemmen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel.

In stemming komt het voorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, 50PLUS, de PvdD, Volt, D66, het CDA, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en JA21 voor dit voorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de stemmingen. Ik dank u allen voor uw medewerking. Ik schors een ogenblik, waarna we verder zullen graag met de regeling van werkzaamheden.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Aan de orde is een regeling van werkzaamheden.

Ik stel voor toestemming te verlenen voor het houden van een wetgevingsoverleg met stenografisch verslag:

  • aan de vaste commissie voor Asiel en Migratie op maandag 15 december 2025 van 10.00 uur tot 17.00 uur over de Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht in verband met maatregelen om de asielketen te ontlasten en de instroom van asielzoekers te verminderen (Asielnoodmaatregelenwet) (novelle aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf) (36855);
  • aan de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op maandag 9 februari 2026 van 10.00 uur tot 14.30 uur over het begrotingsonderdeel Inburgering en integratie.

Op verzoek van de fracties van D66 en het CDA benoem ik in de Bouwbegeleidingscommissie de leden Heera Dijk en Boelsma-Hoekstra tot lid.

Op verzoek van de fractie van GroenLinks-PvdA benoem ik in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Bromet tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Vliegenthart.

Ik deel mee dat het debat over een fundamentele hervorming van het toeslagen- en belastingstelsel is komen te vervallen.

De voorzitter:

Dan wil ik nu graag in de regeling van werkzaamheden het woord geven aan mevrouw Piri.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Allereerst een vooraankondiging voor een tweeminutendebat over de Raad Buitenlandse Zaken met stemmingen, deze week nog te houden.

De voorzitter:

Ja, daar gaan we rekening mee houden.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Een tweede verzoek is een vooraankondiging voor het tweeminutendebat Toenemende spanning in het Caribisch gebied. Daarvan is het uiteraard niet nodig om het deze week te doen, zolang de stemmingen maar wel plaatsvinden voor het kerstreces en het tweeminutendebat dus ook volgende week ergens plaatsvindt.

De voorzitter:

Natuurlijk willen we dat heel graag, maar de agenda is ook echt al heel vol. Dus ik ga u allen echt vragen om terughoudendheid te betrachten bij de verzoeken om voor het kerstreces tweeminutendebatten in te plannen en te laten plannen. Dat ging een vorige keer heel erg goed, bijvoorbeeld voorafgaand aan het zomerreces. Ik hoop dat we dat kunnen herhalen, mevrouw Piri.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Dat begrijp ik heel goed, maar gezien het onderwerp zal de Voorzitter zich ook kunnen voorstellen dat de situatie er over vijf weken totaal anders uit kan zien. Dus gezien het onderwerp zou het heel raar om hier een debat over te houden zonder daar nog voor het kerstreces — daar ben ik soepel in — ook een tweeminutendebat over te houden. Het hoeft niet per se deze week, als het maar in ieder geval voor het kerstreces is, inclusief de stemmingen.

De voorzitter:

Ik zie geen hartgrondige bezwaren. Dan gaan we daar rekening mee houden.

Meneer Dassen. Gaat uw gang.

De heer Dassen (Volt):

Voorzitter. De recente berichten over jongeren schetsen een zorgwekkend beeld. Driekwart van de jongeren heeft geldzorgen. Vandaag was er ook weer een bericht over de mentale gezondheid van jongeren. De belangrijkste oorzaak daarvan is de bestaanszekerheid. Het is dan ook wrang dat een aangenomen Kamermotie om juist iets te doen aan de lonen van jongeren niet uitgevoerd wordt door het kabinet. Daarom wil ik graag zo spoedig mogelijk een debat met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De heer Vermeer (BBB):

Voorzitter, dit is een belangrijk onderwerp, maar geen steun. Ik zou de heer Dassen eigenlijk voor willen stellen om bij de procedurevergadering SZW het commissiedebat Armoede en Schuldenbeleid wat naar voren te halen.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dit debat moet volgens mij hoognodig gevoerd worden. We hebben het veel te weinig over de inkomensproblemen van jongeren. Dus steun.

De heer De Kort (VVD):

Geen steun. Het is een heel belangrijk onderwerp, dat me geschikt lijkt voor de begroting SZW.

Mevrouw Vellinga-Beemsterboer (D66):

Geen steun, voorzitter.

De heer Mulder (PVV):

Geen steun.

De heer Jimmy Dijk (SP):

Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

De heer Ergin (DENK):

Steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter, steun. Ter overweging: ik heb bij de commissie SZW al een debat over schulden in meerderheid aangenomen gekregen. Dit is weer bij een andere commissie. Dus steun, maar ik zou in overweging geven om dat misschien samen te doen.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik zou het bij de begrotingsbehandeling doen. Dus geen steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Dassen.

De heer Dassen (Volt):

Wel 30 leden, voorzitter, dus ik zou 'm graag op de lijst willen zetten.

De voorzitter:

Dat wel. We zetten 'm erbij als een van de vele.

Uw volgende verzoek.

De heer Dassen (Volt):

De veiligheidsstrategie van de Verenigde Staten zou alle alarmbellen in Europa moeten doen afgaan. De VS vallen de wereldorde van na 1945 keihard aan en ook de Europese Unie zoals wij die kennen: inmenging in onze democratie, terugtrekken uit de veiligheidssituatie, economische onderwerping. Het rapport is echt onvoorstelbaar. Ik denk dat we daar als Kamer spoedig over moeten debatteren, omdat dit de relatie met de Verenigde Staten op scherp zet. Ik denk dat wij daar als Kamer met elkaar het debat over moeten voeren.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. De heer Dassen was mij voor met een debataanvraag hierover. Ik steun het van harte. Ik wil daaraan niet per se "deze week" toevoegen — wees niet bang, voorzitter — maar wel …

De voorzitter:

Wat denkt u mee!

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

… om hier voor de begroting van Buitenlandse Zaken apart een debat over te hebben.

De heer Van der Burg (VVD):

Geen steun om dat deze of volgende week te doen, ook gezien uw oproep, voorzitter. We hebben vanavond nog een debat over specifiek Venezuela en de Carieb en we hebben nog een debat staan met de minister-president. Ik vind de gedachte van mevrouw Piri geen gekke.

De heer Vermeer (BBB):

Eens met mevrouw Piri, dus steun maar voor een later moment.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Op voorwaarde dat we er een inhoudelijk debat over kunnen voeren, over het mooie rapport. Ik bedoel dat het niet alleen een "orange man bad"-debat wordt. Dan kunnen we er steun aan geven.

Mevrouw Paulusma (D66):

Geen steun. Ik sluit mij aan bij de woorden van de VVD.

De heer Krul (CDA):

Eens met mevrouw Piri.

De heer Van Baarle (DENK):

Wij steunen het verzoek.

De heer Jimmy Dijk (SP):

Steun.

De voorzitter:

U heeft een meerderheid, meneer Dassen.

De heer Dassen (Volt):

Dank, voorzitter. Ik zou dan ook graag een reactie willen van het kabinet op de nationale veiligheidsstrategie van de Verenigde Staten.

De voorzitter:

Dat geleiden we door.

Ik nodig mevrouw Kröger uit voor haar verzoek.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Er speelt nogal wat rond luchtvaart. Daarom wil ik heel graag verzoeken om het tweeminutendebat Luchtvaart, dat al op de planning staat, deze week nog in te plannen en om het, als dat nodig is, te houden in plaats van een ander tweeminutendebat, met de minister van IenW.

De voorzitter:

Inhoudelijk heb ik daar geen opvatting over, maar ik zeg erbij dat het inbreekt op de agenda die we met elkaar hebben. Ik wil daar dus wel een meerderheid voor hebben, als dat moet gebeuren.

De heer De Groot (VVD):

Voorzitter. Ik heb net uw oproep gehoord dat de agenda heel vol is. Dit commissiedebat is begin september gevoerd. Denk bijvoorbeeld aan het commissiedebat Verkeersveiligheid van 4 september. Volgende week hebben wij weer een commissiedebat Verkeersveiligheid. Het tweeminutendebat daarvan is ook nog niet geweest. Om die reden denk ik bij mezelf: zo kunnen we aan elk debat prioriteit gaan toekennen, maar dat lukt niet op deze manier. Ik zou dan bijvoorbeeld meer voorkeur hebben voor het commissiedebat Verkeersveiligheid. Ik steun dit verzoek dus niet.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik steun het verzoek.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dit is wel dringend, want het kabinet dreigt nog voor vrijdag een besluit te nemen dat nogal grote gevolgen kan hebben. Het lijkt mij dus goed om het debat te voeren. Ik zou ook heel graag een brief van de minister willen — dat is een informatieverzoek — waarin hij antwoord geeft op de vraag wat hij bedoelde toen hij zei dat ze een koninklijk besluit aan het voorbereiden zijn over Lelystad Airport. Kan daarmee de Kamer worden omzeild?

De voorzitter:

Dat geleiden we door.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. Gezien de spoed en de mondelinge vragen die we hierover gesteld hebben, steunen wij dit verzoek.

De heer Heutink (PVV):

Ook voor de agenda geldt: vol is vol. Dus geen steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Gezien de aard van de beantwoording door het kabinet vanmiddag maken wij ons ernstige zorgen. We hebben ook al verschillende berichten gehad van mensen uit de omgeving, die zeggen dat de Kamermotie niet aangenomen dreigt te worden. Het lijkt mij reden om het heel snel in te plannen, om duidelijkheid te krijgen.

Mevrouw Vellinga-Beemsterboer (D66):

Steun.

Mevrouw Beckerman (SP):

Steun.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voor nu geen steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, mevrouw Kröger.

Uw tweede verzoek.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dat vergeet ik dan bijna, voorzitter. Het tweede verzoek is om deze week een tweeminutendebat in te plannen over het niet uitvoeren van de motie-Hirsch over opvolging van een schriftelijk overleg. Ook hier zit spoed achter, aangezien het gaat om het niet uitvoeren van een motie waarbij de minister heeft aangegeven er wel snel een besluit over te nemen.

De voorzitter:

Alleen, voor het proces zeg ik dat ook dit inbreekt op de volle plenaire agenda. Ik kijk rond om te zien of er een meerderheid is voor het inplannen van dit tweeminutendebat.

Mevrouw Dobbe (SP):

Steun.

De heer Van der Burg (VVD):

Geen steun.

De heer Van Baarle (DENK):

Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

De heer Stöteler (PVV):

Geen steun.

De heer Krul (CDA):

Steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter, ook hierbij overschrijdt het kabinet hetgeen betamelijk is voor een dubbeldemissionair kabinet, dus steun.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Geen steun.

Mevrouw Paulusma (D66):

Steun.

De voorzitter:

U heeft een meerderheid.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dank.

De voorzitter:

Mevrouw Michon-Derkzen geef ik het woord voor haar verzoek.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. In mei van dit jaar, 2025, heb ik een debat aangevraagd over geweld tegen politie en hulpverleners en in z'n algemeenheid de hufterigheid in de samenleving. Die debataanvraag heb ik nu verlengd, zoals dat hoort, en ik zou u willen vragen om dit met prioriteit bovenaan te zetten. Ik snap dat dat allemaal niet volgende week kan, maar graag wel met enige spoed, want we kunnen het simpelweg niet maken tegenover de politie en de hulpverleners die dag in, dag uit met hun hoofd in de wind staan. Maar ook bestuurders en zo veel mensen die voor de publieke zaak werken, ervaren keer op keer agressie. Ik vind echt dat we hier vanuit de Kamer voor hen moeten gaan staan en met elkaar in debat moeten om ervoor te zorgen dat het tij voor deze belangrijke werknemers en bestuurders keert.

Dank u wel.

De voorzitter:

U doet het concrete verzoek om deze debataanvraag boven aan de lijst te plaatsen en zegt daarmee niets over het momentum, dus voor of na het reces.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Exact.

De voorzitter:

Als u dat wil, zal daar een meerderheid voor moeten zijn. Daar ga ik naar luisteren. Mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voorzitter. Op dit moment is er ook een documentairereeks van Zembla, Nederland agressieland. We zien dat mensen echt totaal losgeslagen zijn, en zaken vaak ook worden geseponeerd. De jaarwisseling komt eraan. We zien elk jaar dat dat op sommige plekken compleet uit de hand loopt. Ik steun dus het debatverzoek en het lijkt me goed om het juist wél voor het kerstreces in te plannen.

De voorzitter:

Dat is niet het verzoek, maar u steunt het voorstel om het boven aan de lijst te plaatsen?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, dat is mijn suggestie aan de Griffier.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. Dat kan wat ons betreft dus ook in het nieuwe jaar, maar wel steun voor het verzoek om er wat prioriteit aan te geven.

Mevrouw Faber (PVV):

Voorzitter. Gezien de prioriteit lijkt het mij beter om het gewoon volgende week, in het politiedebat dat we dan hebben, te bespreken. Dus geen steun. Dan kan het ook nog voor het kerstreces.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Inderdaad, oud en nieuw komt er weer aan. Dan is het altijd een puinhoop wat dat betreft. Dus steun voor dit debat.

De heer Flach (SGP):

Ja, honderd procent steun voor dit verzoek.

De heer Frederik Jansen (FVD):

Ook steun.

Mevrouw Vellinga-Beemsterboer (D66):

Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Steun.

De voorzitter:

U heeft een meerderheid.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Mevrouw Kathmann nodig ik uit voor haar verzoek. Ga uw gang.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Terwijl Trump en zijn techmiljardairs frontaal de aanval hebben geopend op Europese democratieën, ook die van ons, gaat Nederland gewoon lachend door met al onze data en computers in de uitverkoop doen aan de Amerikanen. Vorige week bleek dus dat de overstap van de Belastingdienst naar Microsoft gewoon doorgaat. Je wordt er toch een beetje pisnijdig van. We moeten onszelf hier wel een beetje serieus gaan nemen en niet blijven toekijken hoe Nederland zich zo ongelofelijk kwetsbaar maakt. Zelfs in de beslisnota's van het kabinet lees je terug dat het ondoordacht en dom is om dit te doen. Ik wil dus graag een plenair debat aanvragen met de staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris Digitalisering om samen een uitweg te vinden voor deze casus. Als er nog notities of overwegingen zijn geweest die ten grondslag liggen aan de keuze van de Belastingdienst die de Kamer nog niet heeft ontvangen, vraag ik die allemaal alsnog te ontvangen voordat dit debat gaat plaatsvinden.

De heer Vermeer (BBB):

We moeten niet onszelf zo serieus nemen, denk ik, maar het werk dat we hier doen. Dat zeg ik ten eerste. Maar geen steun, want we hebben op 29 januari bij Digitale Zaken een debat over de digitaliserende overheid. Het lijkt me goed als we daarbij de staatssecretaris van Financiën uitnodigen, omdat dit een integraal probleem is binnen de Rijksoverheid.

De heer Ergin (DENK):

Voorzitter, als het zo doorgaat, blijft er weinig over van onze digitale soevereiniteit, dus van harte steun voor dit debat.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Geen steun. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Vermeer.

De heer Frederik Jansen (FVD):

Wel steun. Ik vind het eigenlijk heel gunstig en nodig om in bredere sfeer te spreken over autonomie en soevereiniteit in de digitale sfeer, dus heel veel steun.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. Eens dat we een debat moeten voeren over digitale soevereiniteit, maar we hebben ook een plenair debat aangenomen over Solvinity en alles wat daar speelt rondom DigiD. Om daar nou twee aparte debatten van te maken, vind ik wat te gortig. Als dit dus samengevoegd kan worden met het debat over Solvinity en er een debat over soevereiniteit van kan worden gemaakt, zouden wij daarvóór zijn, maar voor dit aparte verzoek geen steun.

Mevrouw Paulusma (D66):

Steun.

De heer Vlottes (PVV):

Geen steun. Dat kan prima in januari bij Digitale Zaken.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun voor een debat in het nieuwe jaar.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, mevrouw Kathmann.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, als u mij toestaat: ik begrijp dat er steun is om het bij dat commissiedebat te doen, maar dan moet wel duidelijk zijn dat de staatssecretaris van Financiën daar dus bij moet aansluiten.

De voorzitter:

Ja, maar dat doet u via de regeling van werkzaamheden van de commissie. Dat doen we niet plenair.

Ik nodig meneer Bushoff uit voor zijn verzoek. Ga uw gang.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Het verzoek is vrij helder: ik zou heel graag een debat willen met de minister van VWS over de noodklok die geluid wordt door de Nederlandse ziekenhuizen. Vandaag kwam daar ook nog een brief achteraan van Zorgverzekeraars Nederland, die zeggen dat de politiek zich moet uitspreken over en moet bemoeien met de opkomst van zelfstandige behandelcentra en de winst die daarnaar wegvloeit, het publieke geld dat daarnaartoe gaat. Ik denk dat het zinvol is om daar het debat over te voeren.

De heer Claassen (PVV):

Voorzitter. Zeker. Wij roepen dat al jaren. Daarin staan we zij aan zij met GroenLinks-Partij van de Arbeid. Zelfs de zorgverzekeraars scharen zich nu volgens mij achter ons, dus zeker steun voor het debat.

De heer Bevers (VVD):

Voorzitter. Ik zie de urgentie ook, maar ik zou er echt voor willen pleiten om het te behandelen bij de begroting. Geen steun voor dit aparte debat.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Steun.

Mevrouw Paulusma (D66):

Steun.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. Volgens mij heeft de heer Bushoff al een score van vier of vijf plenaire debatten voor VWS in de afgelopen weken. Die zijn allemaal belangrijk, en ook dit wil ik gaan steunen. Alleen, als ze nooit op de agenda komen, wordt het meer een soort lijst van wensen. Dus steun, maar met de hoop dat we dan binnenkort ook een keer een van die VWS-debatten kunnen gaan doen.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik sluit me aan bij het CDA. Steun voor het debat in het nieuwe jaar.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Geen steun voor nu.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Steun.

De heer Jimmy Dijk (SP):

Voorzitter. Er is geen beter voorbeeld van doorgeslagen marktwerking. Steun.

De voorzitter:

U heeft een meerderheid.

Meneer De Hoop nodig ik uit voor zijn verzoek. Ga uw gang.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Het gaat niet goed met de staat van onze infrastructuur. Dat alarmerende signaal zagen we nu opnieuw van ProRail en Rijkswaterstaat. Dat signaal krijgen we eigenlijk jaar op jaar. Er gaat te weinig geld naar het onderhoud van onze bruggen, spoorwegen en tunnels. In de Kamer hebben we elk jaar een debat over onze begroting en het MIRT-debat, maar daarna houdt het weer op, krijgen we hetzelfde signaal en doen we het rondje weer opnieuw. Ik denk dat we er recht aan zouden doen om nu een keer een goed plenair debat over de staat van onze infrastructuur met elkaar te voeren.

De heer Heutink (PVV):

Ik ben het er met de heer De Hoop over eens dat we er een debat over moeten voeren. Volgende week staat er op de regeling van werkzaamheden in de commissie een verzoek om er een apart commissiedebat van te maken. Ik zou meneer De Hoop willen uitnodigen om dat te steunen, dan hebben we er een apart debat over. Wil hij dat niet, dan moet hij het doen bij de begroting. Geen steun dus voor dit plenaire verzoek.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik wil deze aanvraag wél steunen, want er gaat heel veel geld naar Oekraïne en allerlei voorzieningen voor Oekraïne, maar tanks en materieel moeten ook op onze wegen rijden of over ons spoor gaan. In dat licht is het dus belangrijk, ook voor de burgers. Bruggen staan op instorten. Aan de ene kant kan alles wel, en aan de andere kant kan er niks. Ik wil dit debat dus van harte steunen.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter, ik vind dat dit bij de begroting moet, dus geen steun.

De heer De Groot (VVD):

Het is een zorgwekkend bericht. We moeten daar dus over debatteren, maar ik zou zeggen dat we dat doen bij de begroting of in een commissiedebat. Ik volg dus eigenlijk het voorstel van de heer Heutink, om het zo af te doen. Geen steun dus.

De heer Frederik Jansen (FVD):

Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun voor het debat in het nieuwe jaar.

Mevrouw Vellinga-Beemsterboer (D66):

Geen steun, voorzitter. Het kan bij de begroting.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer De Hoop.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Ik zet 'm wel graag op de lijst van de dertigledendebatten.

De voorzitter:

We zetten hem er gewoon bij.

Ik nodig de heer Dijk uit voor zijn verzoek.

De heer Jimmy Dijk (SP):

Dank u wel, voorzitter. De gemeenten en het Rijk zijn het chronisch oneens over het armoedebeleid en mensen zijn daar de dupe van. Het Rijk en de gemeenten botsen voortdurend over hoe ze inwoners die in armoede leven het beste kunnen ondersteunen. Onze band met gemeenten die armoedebeleid uitvoeren, en daarbij vaak maatwerk moeten leveren om mensen echt uit de ellende te halen, moet glashelder zijn. We moeten gemeenten zo goed mogelijk in staat stellen om de hulp te bieden die er is. Dit speelt al jaren en als er dit soort urgente krantenberichten verschijnen, zowel van het Rijk zelf als van de gemeenten, dan vraagt dat om een debat hier om dat goed te gaan regelen.

De heer Vermeer (BBB):

Het is een belangrijk onderwerp, maar eigenlijk zeg ik hetzelfde als bij het verzoek van de heer Dassen: laten we dit doen in het commissiedebat Armoede- en Schuldenbeleid dat op 26 maart gepland staat en laten we kijken of we dat naar voren kunnen halen.

De heer De Kort (VVD):

Ik sluit me aan bij de heer Vermeer: geen steun. Het kan ook bij het commissiedebat Participatiewet. Wel in debat dus, maar nu geen steun.

De heer Mulder (PVV):

Dito.

De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):

Wel steun, juist hier in de plenaire zaal.

Mevrouw Paulusma (D66):

Steun.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik steun de heer Vermeer en niet dit debat.

De heer Ergin (DENK):

Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun voor het debat in het nieuwe jaar.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Dijk.

De heer Jimmy Dijk (SP):

Maar wel 30 leden, volgens mij. Dan zou ik het graag wel op die lijst laten staan. We gaan zien of het er tijdens de commissiedebatten voldoende over gaat.

De voorzitter:

Dank u wel.

Dan is het woord aan mevrouw Mich… Nee, de heer Claassen. U deed het heel goed, meneer Claassen. U krijgt ook nog eens het woord voor uw verzoek.

De heer Claassen (PVV):

Ik dacht: u gaat mij weer "mevrouw" noemen. Het gaat toch niet weer mis, hoop ik?

De voorzitter:

Ik wilde zeggen "mevrouw Michon-Derkzen", maar dat is iets te veel van het goede.

De heer Claassen (PVV):

O, gelukkig.

Enkele weken geleden stond ik hier ook om een debat aan te vragen over de volumenormen. Daar was een Kamermeerderheid voor, maar dat wordt maar niet ingepland. Daarom moet ik opnieuw een verzoek doen, omdat dit een belangrijk debat is. Het gaat over het overeind houden van de regionale ziekenhuizen. De tweede tranche van de volumenormen komt eraan. Het is dus belangrijk dat we hier het debat over gaan voeren. Mijn voorstel aan de Kamer is dan ook om dit debat te voeren voor de begrotingsbehandeling van VWS in maart, met de minister van VWS.

De voorzitter:

We gaan het voorleggen. Meneer Bevers, ik zie u diep peinzen.

De heer Bevers (VVD):

Ik zou juist zeggen: laten we het bij de begrotingsbehandeling betrekken. Het gaat over normen die we ziekenhuizen opleggen, dus wat mij betreft geen steun.

Mevrouw Dobbe (SP):

Zeker wél steun.

Mevrouw Paulusma (D66):

Steun, maar dan hoop ik ook … De heer Krul zei het net ook: we vragen heel veel debatten aan. Ik weet dat dit niet de plek is, maar het zou ook heel goed zijn als we ze kunnen inplannen met de betreffende bewindspersonen.

De heer Krul (CDA):

Daar sluit ik mij helemaal bij aan, voorzitter.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun voor het debat in het nieuwe jaar.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Steun, en dan kunnen we misschien gelijk even kijken of de heer Claassen het wel echt helemaal op dit onderwerp wil houden. Er zijn misschien ook nog wat debataanvragen die hieraan raken. Als dat het geval zou zijn, zou je die ook bij elkaar kunnen betrekken. Maar dat weet ik niet, want ik heb de plenaire lijst niet helemaal in mijn hoofd zitten, zoals iedereen hier …

De heer Claassen (PVV):

Nee, maar ik ben ook voor efficiëntie …

De voorzitter:

Nee nee nee nee, mevrouw Van der Plas is aan het woord.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dan doe ik dus even het verzoek om te kijken of er onderwerpen zijn die dit debat raken en om die dan samen te voegen. Dan kunnen we de lijst ook wat korter maken.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Ik sluit me aan bij de woorden van het CDA en D66.

De heer Frederik Jansen (FVD):

Steun voor het verzoek.

De voorzitter:

U heeft een meerderheid.

De heer Claassen (PVV):

Die had ik al. Die heb ik nu weer. Daar ben ik blij mee. Ik hoop dat het dan ook gaat lukken voor de begroting.

De voorzitter:

Dank u wel.

Ik nodig de heer Huidekooper uit voor zijn vooraankondiging.

De heer Huidekooper (D66):

Volgende week dinsdag is de Milieuraad. Ik zou graag deze week nog een tweeminutendebat inplannen, om daar ook moties voor in te kunnen dienen.

De voorzitter:

Zoals u aangeeft, betreft het een Raad, dus daar houden we rekening mee.

Mevrouw Synhaeve heeft een verzoek. Daarvoor geef ik haar het woord.

Mevrouw Synhaeve (D66):

Wij willen graag in debat over de noodkreet van kinderartsen over de explosieve toename van het aantal jonge kinderen met ernstige obesitas. Dat leidt tot grote gezondheidsschade en een lage levensverwachting. Voor kinderen die op hun vierde al ernstige obesitas hebben, is de gemiddelde levensverwachting 39 jaar. We willen een breed debat waarin we kijken naar wat nodig is om het tij te keren, zowel met het oog op de maatschappelijke kosten, de zorgkosten als de kwaliteit van leven voor deze kinderen. We hopen op brede steun vanuit deze Kamer.

Mevrouw Van Meetelen (PVV):

Voorzitter, het is belangrijk, maar we zijn nog bezig met het prioriteren van de commissiedebatten. Ik zou zeggen: laten we het commissiedebat Leefstijlpreventie naar voren halen en dan doen we het in een commissiedebat. Geen steun dus voor het plenaire debat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voorzitter, daar sluit ik me bij aan. Daarbij maak ik ook de opmerking dat er begin februari twee wetgevingsoverleggen zijn: een wetgevingsoverleg Jeugd en een wetgevingsoverleg Sport. Volgens mij kan het daarbij betrokken worden.

De heer Ergin (DENK):

Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun voor het debat in het nieuwe jaar.

Mevrouw Wendel (VVD):

Geen steun. Kan bij het commissiedebat Leefstijlpreventie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Steun.

Mevrouw Vliegenthart (GroenLinks-PvdA):

Steun.

De heer Krul (CDA):

Het commissiedebat is nog niet ingepland, daarom steun ik dit verzoek. Ik vind het ook een uitstekend idee om dat commissiedebat ook naar voren te halen.

De heer Eerdmans (JA21):

Steun.

De voorzitter:

U heeft een meerderheid.

Ik nodig mevrouw Westerveld van GroenLinks-Partij van de Arbeid uit voor haar verzoek. Gaat uw gang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, de afgelopen maanden zijn er heel veel rapporten en noodkreten verschenen over mentaal welzijn van mensen in Nederland. Natuurlijk ligt die opdracht voor een deel bij de samenleving, maar het is ook voor een deel een opdracht voor het kabinet. Als we zien dat er 100.000 wachtplekken zijn in de ggz, dan is het wel duidelijk dat de regie ontbreekt. Ik wil daar heel graag een debat over voeren met de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport.

De voorzitter:

Ik ga kijken of daar steun voor is.

Mevrouw Synhaeve (D66):

Steun.

De heer Flach (SGP):

Zeker van harte steun voor dit debat, ook omdat met name onder jongeren de mentale ongezondheid explosief toeneemt.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Gezien de volle agenda wijs ik ook hier op het wetgevingsoverleg Jeugd op 2 februari. Dat is waarschijnlijk sneller. Het is een belangrijk onderwerp, maar voor dit moment geef ik geen steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

Mevrouw Dobbe (SP):

Steun.

Mevrouw Wendel (VVD):

Wij doen het graag bij het commissiedebat Ggz, dus geen steun.

De heer Van Baarle (DENK):

Steun voor het verzoek.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Steun.

De heer Eerdmans (JA21):

Steun.

De heer Frederik Jansen (FVD):

Steun.

Mevrouw Ten Hove (PVV):

Van harte steun.

De heer Krul (CDA):

Volgens mij is mevrouw Westerveld er al, maar steun.

De voorzitter:

Er is groot draagvlak, mevrouw Westerveld. U heeft een meerderheid.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Fijn!

De voorzitter:

Lid Kostić, u heeft een verzoek voor de Kamer.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank, voorzitter. Volgende week debatteren we met de minister van LVVN en met de minister van Volksgezondheid over de rondrazende vogelgriep, die ernstige risico's oplevert, ook voor de gezondheid van mensen. Nu kwam gisteren het onderzoek van de Gezondheidsraad naar buiten, dat bevestigt dat mensen gevaar lopen door geitenhouderijen. De Gezondheidsraad roept de politiek op om zo snel mogelijk in te grijpen. De snelste weg naar ingrijpen is volgende week dat debat voeren, dus dit onderwerp erbij betrekken. Dat is dus mijn simpele verzoek: betrek ook het rapport van de Gezondheidsraad erbij. Volgende week kunnen we het erover hebben. Ik had ook nog het verzoek tot één minuut extra spreektijd, maar ik weet hoe streng de voorzitter daarin is en ik snap dat de ruimte in de agenda beperkt is. Dat laat ik dus vallen. Mijn simpele verzoek is om het rapport van de Gezondheidsraad erbij te betrekken.

De voorzitter:

Lid Kostić verzoekt dus debatten samen te voegen. Mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Een halfjaar geleden was de meerderheid van de Kamer er al van overtuigd dat er iets moest gebeuren om die longontstekingen in de buurt van geitenhouderijen te stoppen. De minister wilde een extra onderzoek, zoals ze altijd alles naar voren schuift. Op dit onderwerp doet ze dat met de gevolgen voor de volksgezondheid. We hebben geen dag te verliezen. Elke dag die we langer wachten met maatregelen … Wij willen dus niet wachten tot na het reces. Van harte steun.

Mevrouw Podt (D66):

Voorzitter. Ik snap de noodkreet van lid Kostić heel goed, maar ik ga die niet steunen, omdat ik het belangrijk vind dat we voor het reces echt goed kunnen spreken over de vogelgriep. Ik heb daar al mijn tijd voor nodig. Dan hebben we het zoönosedebat na het reces om uitgebreid in te gaan op het rapport over de geitenhouderij.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voorzitter. Daar sluit ik mij bij aan. Bovendien is er nog geen kabinetsappreciatie. We hebben het altijd over goed bestuur en zorgvuldig zijn, dus ik steun deze aanvraag niet en laat het gewoon bij het vogelgriepdebat zoals het gepland staat.

Mevrouw Dobbe (SP):

Steun.

Mevrouw Den Hollander (VVD):

Geen steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik zie wel dat er meerdere partijen zijn die toch wel vragen willen stellen, dus ik stel aan het kabinet voor om zich daar toch op voor te bereiden. Ik wil toch graag voor volgende week een reactie op het rapport van de Gezondheidsraad.

De voorzitter:

We geleiden dat door naar het kabinet.

Tot slot kom ik bij het voorstel van de heer Ergin, een vooraankondiging.

De heer Ergin (DENK):

Voorzitter. Ik doe een vooraankondiging voor een tweeminutendebat Zzp volgende week, omdat er op 1 januari heel veel gaat veranderen voor 1,6 miljoen zelfstandigen in Nederland. Ik zou daarom graag alvast een tweeminutendebat willen vooraankondigen.

De voorzitter:

Ik wijs ook hier nogmaals op de volle agenda. Ik kijk of hier grote bezwaren tegen zijn. Ik zie dat dat niet het geval is, dus dan houden we daar rekening mee.

Ik schors een enkel ogenblik, waarna we verdergaan met het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad. De vergadering is een enkel ogenblik geschorst.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en heet van harte welkom de staatssecretaris en de minister van Landbouw, Voedselzekerheid, Visserij en Natuur. Ik vraag mevrouw Van der Plas, de eerste spreker van de zijde van de Kamer in eerste termijn, naar voren en ik geef haar meteen het woord.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag twee moties indienen, die als volgt luiden.

Dank u wel.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Alstublieft.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Teunissen voor haar inbreng namens de fractie van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Als minister van Landbouw kun je niet instemmen met het EU-Mercosur-verdrag. Je gooit Nederlandse boeren voor de bus. Toch heeft de minister ermee ingestemd. Daarmee stelt ze de Nederlandse boeren bloot aan oneerlijke concurrentie van goedkope, onder slechte omstandigheden geproduceerde producten en het dwingt boeren tot nog kleinere marges en nog meer schaalvergroting. Daarmee verergert ze de trend die we de afgelopen twintig jaar hebben gezien waardoor bijna de helft van de boeren heeft moeten stoppen. De minister verdedigt haar besluit met twee punten en daar heeft de Partij voor de Dieren vragen over.

Eén. Zij beweert dat je met Mercosur afspraken kunt maken over dierenwelzijn en voedselveiligheid, maar dat is niet zo. Het Mercosur-verdrag, het handelsverdrag met Zuid-Amerika, zet de grenzen juist meer ópen voor goedkope Zuid-Amerikaanse plofkippen en kiloknallers, onder heel slechte omstandigheden geproduceerd. Ook hormoonvlees komt meer deze kant op. Dat betekent nog meer dierenleed en meer risico's voor de volksgezondheid en het is oneerlijke concurrentie voor Nederlandse boeren die moeten opboksen tegen vlees dat tegen lagere standaarden wordt geproduceerd. De minister laat de boeren keihard vallen. Waarom doet zij dat?

Twee. De minister gaf de boeren eerst al de belofte van een rekenkundige ondergrens, die ze niet heeft waargemaakt. Nu probeert ze in ruil voor haar steun aan Mercosur de derogatie voor elkaar te krijgen. Dit is weer een loze belofte aan de boeren. Ze krijgt er alleen voor terug dat de premier nog een keertje gaat pleiten voor de derogatie. In de Financial Times lezen we al dat er al nee is gezegd tegen Nederland. Was dit het dus waard? Aangezien de minister de dossiers niet los van elkaar ziet, is de vraag: hoe verandert de inzet wanneer blijkt dat Nederland die derogatie niet krijgt? Gaat de minister dan tegen het Mercosur-verdrag pleiten?

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Bromet voor haar inbreng namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. In het schriftelijk overleg vroeg GroenLinks-PvdA naar de 15% van de natuurgebieden in de Noordzee die in 2030 gevrijwaard moeten zijn van bodemberoerende visserij. Nog 1,2% van dat gebied moet worden aangewezen. Dat is bij uitstek iets wat in het Noordzeeoverleg plaatsvindt, waar de brede belangenafweging plaatsvindt over de ruimte op zee. Maar de staatssecretaris zegt: ik heb het advies gekregen en dat weeg ik mee. Dat vind ik zorgwekkend. Het Noordzeeoverleg is dé plek waar die keuze gemaakt moet worden. Dat staat zelfs zwart-op-wit in het Noordzeeakkoord. Daarom heb ik de volgende vragen. Kan de staatssecretaris het advies van het Noordzeeoverleg zo spoedig mogelijk met de Kamer delen? Waarom zegt de staatssecretaris alleen dat hij dit advies meeweegt in plaats van dat hij het advies overneemt? Is de staatssecretaris bereid om het advies dat van zowel vissers als natuurorganisaties komt, gewoon over te nemen? Wij vinden dat het niet past bij een demissionair kabinet om de polder naast zich neer te leggen en een eigen plan door te drukken. Daarom doe ik de volgende oproep: doe het niet, deel het advies van het Noordzeeoverleg met de Kamer en volg het gewoon op.

Voorzitter, tot slot een motie over de makreel. Complimenten voor de supermarkten in Nederland die hun verantwoordelijkheid nemen om de makreel te beschermen en uit te zonderen van uitroeiing.

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Boomsma voor zijn inbreng namens de fractie van JA21. Gaat uw gang.

De heer Boomsma (JA21):

Dank u wel, meneer de voorzitter. We moeten het hebben over twee heel vette vissen, want met allebei gaat het niet goed. Ten eerste de makreel. Die stand daalt enorm. Dat is natuurlijk zeer problematisch. Ik lees tot mijn schrik dat Rusland nog steeds op makreel vist. Op zich kunnen ze dat natuurlijk doen, maar er is kennelijk geen controle op overladingen. Kan de staatssecretaris ingaan op de vraag hoe we dat aan kunnen pakken?

Ik ben ook bezorgd over de inbreukprocedure voor bijvangst van walvisachtigen, met name bruinvissen. We hebben inmiddels een met redenen omkleed advies ontvangen. Wat is precies het probleem daarmee? Hoe gaan we daarop reageren? Dat wat betreft de makreel.

De andere vette vis is natuurlijk de paling. JA21 staat niet alleen sympathiek tegenover het palingpopulisme, maar ook tegenover een gezonde palingpopulatie. Het is belangrijk dat die palingen gewoon kunnen migreren door Nederland. Daarom de volgende motie.

Dank u wel.

Tot slot van de zijde van de Kamer mevrouw Podt namens de fractie van D66.

Mevrouw Podt (D66):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb twee moties.

Mevrouw Podt (D66):

Dan de tweede motie.

Dank u wel.

Ik schors tot 16.50 uur. Daarna volgt van de zijde van het kabinet de beantwoording van de vragen en de appreciaties van de moties. De vergadering is geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de staatssecretaris voor de beantwoording van de gestelde vragen en de appreciatie van de ingediende moties. Tegen de leden zeg ik erbij dat er zeer, zeer beperkt ruimte zal zijn voor interrupties in dit tweeminutendebat.

De staatssecretaris.

Termijn antwoord

Staatssecretaris Rummenie:

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een vraag van mevrouw Bromet over het NZO-overleg. De conclusies van het NZO-overleg zijn openbaar beschikbaar. Ik zal deze inbreng van het NZO uiteraard ook met de Kamer delen op het moment dat ik u over mijn besluit informeer. Het NZO is een overleg dat op consensus is gericht. Het is helaas niet gelukt om consensus onder alle deelnemers te bereiken over de inbreng waar het hier om gaat. Desalniettemin waardeer ik de inzet van het NZO en, zoals ik aangegeven heb, weeg ik die ook zwaar mee in mijn besluit.

De heer Boomsma vroeg wat precies het belang is bij de walvisachtigen, zoals de bruinvis, in het kader van de inbreukprocedure. Meneer Boomsma, de Commissie is van mening dat Nederland bijvangst beter moet monitoren, bijvoorbeeld om bruinvis als bijvangst te voorkomen. We hebben dit pas eind november te horen gekregen en omdat dit een lopende infractie is, kan ik hier nu helaas geen nadere informatie over geven.

Dan had ik nog een vraag van de heer Boomsma. Klopt het dat er geen controle is op de makreelvisserij in Rusland en op overladingen op zee? Zoals benoemd heeft de Europese Commissie hier inderdaad heel veel zorgen over. Die deel ik. Het is van belang dat we zicht en controle hebben op totale vangsthoeveelheden, zeker gezien de zorgwekkende staat van de makreel. De Commissie doet voorstellen om dit stringenter te controleren en die steun ik.

Dan ga ik nu, met uw goedkeuring, over tot de moties.

De voorzitter:

Wel degelijk.

Staatssecretaris Rummenie:

De motie op stuk nr. 1737 is van de BBB. Die verzoekt de regering om indien Haagse preferenties voor Ierland onderdeel uitmaken van een compromisvoorstel — enzovoorts — niet met dit voorstel in te stemmen. Ik deel uiteraard uw ongemak bij de mogelijkheid dat Ierland via het inroepen van Haagse preferenties een deel of zelfs al de Nederlandse makreelquota kan ontvangen. Ik zeg u dan ook toe dat ik mij hier tijdens de Raad tegen zal verzetten. Ik doe dat trouwens al sinds dit voorjaar. Ik heb hier ook uitgebreid over overlegd met mijn Ierse collega. Als ik de motie zo mag interpreteren dat ik mij hier tijdens de Raad tegen verzet, geef ik deze motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Van der Plas knikken. Dan krijgt de motie met die interpretatie oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 1738.

Staatssecretaris Rummenie:

Dat is een motie van mevrouw Van der Plas en mevrouw Den Hollander over de pulsvisserij. Ook die krijgt oordeel Kamer, met een interpretatie. Ik presenteer de puls altijd als een reeds bewezen techniek. De onderbouwing hiervoor ligt er al. Onderzoeken of pilots zouden dan ook enkel ingezet moeten worden als ze bij kunnen dragen aan draagvlak bij andere lidstaten. Met deze kanttekening kan ik deze motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Van der Plas en mevrouw Den Hollander. Mevrouw Bromet, ik wil interrupties eigenlijk alleen bij de eigen moties toestaan.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Maar, voorzitter, als ik een oordeel moet vormen over een motie, moet ik natuurlijk wel een vraag kunnen stellen.

De voorzitter:

Eén korte vraag.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Een hele korte vraag. Betekent het dan dat we die experimenten niet gaan doen als de Fransen tegenstemmen? We hebben namelijk nogal een verleden met de pulsvisserij.

Staatssecretaris Rummenie:

Nee, uiteraard niet.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1738 krijgt met die interpretatie oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 1739.

Staatssecretaris Rummenie:

Dat is een motie van mevrouw Bromet over de makreel. Ik zou mevrouw Bromet erop willen wijzen dat wij, zoals altijd, de ICES-adviezen volgen. Daarin staat dat er nog steeds verantwoorde visserij mogelijk is voor 174.000 ton. Het zou dan ook erg pijnlijk zijn als deze vis niet meer verkocht kan worden. Dit straft de bedrijven die hun vangsten binnen de aan hen toegekende quota opvissen ten onrechte en heeft een ongewenst effect op de visserij en de keten. Uiteraard deel ik wel uw zorgen over het makreelbestand. Daarom blijf ik er bij de Commissie op aandringen dat afspraken over de verdeling van het makreelquotum van essentieel belang zijn. Maar om deze redenen ontraad ik uw motie.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Dus het bedrijfsleven, de supermarkten in Nederland, maakt zich grotere zorgen over de stand van de makreel dan de staatssecretaris. De staatssecretaris zegt namelijk: zonde als we geen makreel meer kunnen kopen in de winkel. Terwijl de winkels zelf zeggen: we stoppen even met de verkoop, omdat we ons hele grote zorgen maken over de stand.

Staatssecretaris Rummenie:

Ik vind dat ten onrechte. Begrijp me goed, mevrouw Bromet, er is nog steeds een mogelijkheid om duurzaam makreel te vissen. Ik vind niet dat de vissers die zich daaraan houden daarvoor gestraft moeten worden. Ik heb trouwens eerder, in reactie op schriftelijke vragen, al aangegeven dat ik bereid ben om met het CBL van de supermarkten om de tafel te gaan zitten.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1739: ontraden. Dan de motie op stuk nr. 1740.

Staatssecretaris Rummenie:

De motie op stuk nr. 1740 is van de heer Boomsma. Oordeel Kamer, met een interpretatie. Meneer Boomsma, als ik de motie mag uitleggen als een vervolg om samen met waterbeheerders de kennis verder te versterken, dan kan ik dat ondersteunen. En als er daarmee een scherper beeld ontstaat van de knelpunten voor de palingmigratie, kan samen met waterbeheerders bekeken worden wat de verdere mogelijke oplossingen zijn voor het beter doorlaatbaar maken van de belangrijkste knelpunten.

De voorzitter:

Ik zag de heer Boomsma knikken, dus de motie op stuk nr. 1740 krijgt oordeel Kamer met die interpretatie. Was de staatssecretaris daarmee aan het einde gekomen van zijn beantwoording? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de minister.

Minister Wiersma:

Yes, dank. We dachten: de laatste Landbouw- en Visserijraad gaat altijd vooral over visserij, dus vandaar dat de staatssecretaris even als eerste ging. Ik heb ook een tweetal vragen en een tweetal moties.

De eerste vraag is van de Partij voor de Dieren. Er is volgens mij een uitgebreid debat geweest over Mercosur. We hebben het hier recent ook plenair over gehad. Gevraagd werd of ik de boeren laat vallen met het Mercosur-verdrag. Mijn antwoord daarop is: natuurlijk laat ik de boeren niet vallen. Ik wil daarbij benadrukken dat de brief over Mercosur en het kabinetsstandpunt daarbij een kabinetsstandpunt is, waarbij we het goed met elkaar gewogen hebben en tot een standpunt gekomen zijn. Maar dat debat heb ik hier volgens mij vorige week ook gevoerd. Natuurlijk zijn er zorgen. Die deel ik ook. Dat heb ik ook altijd gezegd. Daarom is het zo belangrijk dat hierin opgenomen is dat er quota komen. Er geldt dus een beperkte import onder dit handelsverdrag. Er zijn extra vrijwaringsmaatregelen ingebouwd. We hebben ook afgesproken dat we gaan monitoren wat de effecten zijn op de boeren in heel Europa. Daarbij is er vandaag ook door de Commissaris aangekondigd, onder andere naar aanleiding van de zorgen die wij gedeeld hebben, dat er extra controles komen op de voedselveiligheid. Dat geldt zowel in de landen van herkomst als aan onze eigen grenzen. Dat zijn allerlei extra waarborgen die zijn ingebouwd. Wij zullen er vanuit dit kabinet goed op toezien dat die ook worden nageleefd.

De voorzitter:

Een korte interruptie van mevrouw Teunissen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik moet toch mijn verbazing hierover uitspreken, want bij de mondelinge vragen heb ik de minister hier al naar gevraagd. Er ligt een hele duidelijke Kameruitspraak. Er is meerdere keren gezegd: verzet u tegen het Mercosur-verdrag, want het is slecht voor de Nederlandse boeren; er komt oneerlijke concurrentie. Hoe kan het dat de minister nu opeens vóór dat verdrag is? Die stap snap ik niet. Ik heb de minister gevraagd om zich daarover te verantwoorden. Wat heeft nu tot nieuwe inzichten geleid?

Minister Wiersma:

Het Mercosur-debat heeft u gevoerd met de staatssecretaris Buitenlandse Handel. Het is een kabinetsstandpunt. Inderdaad, dit debat hebben we eerder gehad op deze plek.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Maar van al die punten die de minister noemt, bijvoorbeeld over de voedselveiligheid, weten we dat het niet goed te controleren is. We weten dat het nadelig uitpakt voor bijvoorbeeld de rundvleessector en de kippenvleessector in Nederland. Dat weten we door rapporten van Wageningen. Daar hebben we het heel vaak over gehad. Dan vraag ik de minister het volgende. We zien aan alle kanten dat dit voor Nederlandse boeren, zeker in bepaalde sectoren, negatief uitpakt. Hoe kan het dan zo zijn dat BBB hier altijd enorm kritisch op is en ook tegen het verdrag is, en dat deze minister dan zonder blikken of blozen zegt "dit is het kabinetsstandpunt en dat steun ik", terwijl dezelfde argumenten tegen het verdrag nog steeds gelden?

De voorzitter:

Ik wijs erop dat de minister hier staat namens de Kroon en ik geef haar het woord voor het antwoord op de vraag.

Minister Wiersma:

Ik kan in herhaling vallen, voorzitter. Er is een uitgebreid debat geweest over Mercosur. Er is een kabinetsstandpunt ingenomen. Ik heb gezegd dat ik een aantal zorgen deel, maar dat wij er goed op zullen toezien dat de voorwaarden worden nageleefd. Het is een kabinetsstandpunt. We hebben hier een debat over de Landbouw- en Visserijraad, dacht ik. Mercosur staat daar niet op de agenda. Volgens mij heb ik antwoord gegeven op de vragen en daar zou ik het ook graag bij willen laten. Dat geldt in principe ook voor de tweede vraag, over derogatie in relatie tot Mercosur, namelijk of dit het waard was. Het kabinetsstandpunt staat netjes in de brief verwoord. Wij verwachten een positieve grondhouding van de Europese Commissie. De gesprekken lopen nog. Dat is wat ik daarover kan zeggen.

De voorzitter:

We gaan naar de moties.

Minister Wiersma:

Ja. Ik had een motie over het Omnibusvoorstel waar de Commissie nog geen formeel voorstel voor gedaan heeft. Dat is de motie op stuk nr. 1741 van D66. Ik geef deze motie het oordeel ontijdig, want wij reageren nooit op voorstellen die formeel nog niet gedaan zijn. Op dit moment wordt er nog gewerkt aan het voorstel. Op het moment dat de Commissie het voorstel gedaan heeft, komen wij met een BNC-fiche. Dat is het geëigende instrument voor de Kamer om vervolgens op te reageren richting het kabinet. Deze motie is dus ontijdig.

De voorzitter:

U dient mevrouw Podt dan eerst te verzoeken of zij bereid is tot het aanhouden van de motie. We zien dat mevrouw Podt daar niet toe bereid is. Ik geef haar ruimte voor een korte interruptie.

Mevrouw Podt (D66):

Het lastige is dat dit echt een omvangrijk en impactvol voorstel is. Er is niet voor niets een brief gekomen van allerlei wetenschappers die zeggen: doe dit niet. Het punt is een beetje dat ik navraag heb gedaan over wat de meest opportune momenten zijn voor ons als Kamer om hier iets over te vinden.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Podt (D66):

Dan is mijn vraag toch: als ik dat nu niet doe, dan heb ik daar weinig mogelijkheden meer voor. Het is heel gebruikelijk dat wij als land dingen meegeven aan de Europese Commissie. Dat kan de minister nu al doen.

Minister Wiersma:

Er ligt op dit moment nog geen formeel voorstel. Wij reageren op formele voorstellen van de Europese Commissie. Dan komen wij met een BNC-fiche richting de Kamer. Het is te vroeg om op de inhoud in te gaan. Wij reageren ook nooit op gelekte stukken die nog niet definitief en formeel zijn vastgesteld. Procedureel is dit gewoon niet de geëigende weg. Wij komen met een formele appreciatie in een BNC-fiche als de Commissie het voorstel gedaan heeft.

De voorzitter:

Eén interruptie, mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

De minister zegt eigenlijk: ik kan het niet doen. Maar mijn vraag aan de minister is: wil zij het doen?

Minister Wiersma:

Er ligt nog geen formeel voorstel. Zodra het voorstel er is, kom ik met een inhoudelijke reactie daarop.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1741: ontijdig. Tot slot de motie op stuk nr. 1742.

Minister Wiersma:

Dat is de motie over vleesvervangers. Die motie geef ik ook het oordeel ontijdig, als mevrouw Bromet daarmee akkoord gaat. De discussie over de gemeenschappelijke marktverordening loopt op dit moment namelijk nog, ook in de triloog. Het inbrengmoment daarvoor is geweest. Op dit moment wordt dit verder in MFK-verband besproken. Dit is niet het moment om dit in te brengen.

De voorzitter:

Het is een motie van de leden Podt, Den Hollander en Teunissen. Ik kijk of mevrouw Podt bereid is de motie aan te houden. Dat is niet het geval. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 1742 de appreciatie "ontijdig".

We zijn aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun aanwezigheid.

De voorzitter:

Ik schors een enkel ogenblik, waarna we zullen beginnen met de begroting Algemene Zaken en de begroting van de Koning. De vergadering is voor een enkel ogenblik geschorst.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en verzoek de leden hun plaatsen in te nemen. Aan de orde is de behandeling van de begroting Algemene Zaken en de begroting van de Koning. Ik heet daarvoor de minister-president van harte welkom in vak K.

De voorzitter:

Er zijn acht sprekers aan de zijde van de Kamer. Er is ook één heugelijk moment. Dat gaat om de maidenspeech van de eerste spreker van de zijde van de Kamer, mevrouw Belhirch, die ik heel graag het woord zou willen geven voor haar inbreng namens de fractie van D66. Bij maidenspeeches is het gebruikelijk dat we niet interrumperen en na afloop van de bijdrage ruimte geven voor felicitaties. Ik wil mevrouw Belhirch graag het woord geven.

Mevrouw Belhirch (D66):

Dank u wel, voorzitter. Het is bijzonder mijn maidenspeech te mogen geven in dit gebouw, de plek waar ik mijn reis in de ambtelijke en diplomatieke wereld bijna twintig jaar geleden begon als jonge diplomaat voor Buitenlandse Zaken. Dat is een vak dat vraagt om luisteren, verantwoordelijkheid en het bouwen van bruggen in een wereld onder spanning.

Mijn weg naar de politiek begon echter niet bij Buitenlandse Zaken, maar aan de keukentafel bij mijn ouders. Ik ben geboren in Rotterdam en opgegroeid in Rotterdam en Capelle, met wortels in Marokko. Mijn moeder komt uit Fez, thuisbasis van de oudste universiteit ter wereld. Mijn vader komt uit Marrakesh, de handelsstad met roodkleurige huizen. Mijn ouders leerden mij en mijn drie zussen te wortelen in het land waar je leeft zonder je eigen wortels ooit te verliezen. Ik ben trots op mijn ouders. Ze brachten ons zelfstandigheid, nieuwsgierigheid, een open blik naar buiten en de verantwoordelijkheid om om te kijken naar wie het moeilijk heeft, zonder oordeel, omdat ieder mens gelijk is. Aan de keukentafel leerden we praten over vrijheid, mensenrechten en waarom democratie nooit vanzelfsprekend is, maar we leerden vooral discussiëren, soms zo vurig dat mijn ouders elkaar aankeken en dachten: waar zijn we aan begonnen? Voorzitter, ik denk dat mijn ouders u met open armen hadden ontvangen om de discussies bij ons thuis te leiden.

Voorzitter. In mijn werk heb ik de schaduwzijde van de wereld gezien, landen aan de rand van conflict en oorlogsgebieden zoals Sudan en Irak. In Al-Fashir in Darfur ontmoette ik een moeder die net haar dochter had verloren; bruut vermoord terwijl ze hout ging halen voor het vuur. Ze keek me aan en vroeg: zal iemand ons nog zien? Die vraag draag ik nog altijd met me mee. Ik zag hulpverleners die bleven staan wanneer alles instortte. Ik zag onze militairen, die ver van huis bouwden aan vrede. Ik zag mensen die elkaar vasthielden, die zelfs in de zwaarste tijden weigerden te breken; mensen die vroegen om medemenselijkheid, om verbinding en om de hoop niet te worden vergeten. Mijn werk leerde mij dat vrede, veiligheid en vrijheid kwetsbaar zijn, maar ook hoe groot de menselijke veerkracht kan zijn: dat juist in kwetsbaarheid ruimte ligt voor nieuwe kracht.

Ook in Nederland zie ik die kwetsbaarheid en die veerkracht. Bij mensen die zich afvragen of ze zekerheid hebben over hun toekomst en elke maand moeten puzzelen om rond te komen. Bij jongeren die zoeken naar perspectief. Maar ik zie ook iets anders: mensen die elkaar dragen en kansen zien in buurten, in bedrijven, in vrijwilligerswerk en in de dromen van jongeren. Zij laten zien dat Nederland niet minder kracht heeft, maar meer kracht dan wij samen soms denken. Dat brengt mij bij een overtuiging die ik overal ter wereld heb gezien, en hier in Nederland bevestigd zie. Nederland is op z'n sterkst wanneer we niemand laten vallen en elkaar de ruimte geven om samen vooruit te komen. Daarom ben ik trots op Nederland, op de mensen die ons land elke dag opnieuw maken en op onze vrijheid en democratie, die we samen moeten koesteren en beschermen. Dat is de opdracht die we gezamenlijk dragen.

Voorzitter. Onze vrijheid, veiligheid, welvaart en ons welzijn vragen om bescherming, om een sterke rechtsstaat, een weerbare samenleving, Defensie die onze mannen en vrouwen ondersteunt en diplomatie die bruggen bouwt in plaats van muren, want in een wereld met meer conflicten dan in decennia kan Nederland alleen sterk staan als we kiezen voor samenwerking, menselijkheid en onze internationale verantwoordelijkheid.

Voorzitter. Dat brengt mij bij het Koninklijk Huis, een instituut met een bijzondere rol in onze democratie, niet omdat het boven de politiek staat, maar omdat het symbool staat voor continuïteit en verbondenheid. Juist daarom is het belangrijk dat het Koninklijk Huis weerbaar en toekomstbestendig is, zodat het vertrouwen dat zo veel mensen erin stellen, niet wordt ondermijnd door vragen over financiën of nevenfuncties. Als we de monarchie willen versterken, moeten we haar bij de tijd houden: transparant, zorgvuldig en in lijn met de waardige rol die het Huis inneemt.

Voorzitter. Daarom een aantal vragen. De brief over de nevenfuncties brengt meer duidelijkheid, maar niet op alle punten. Wanneer moet de ministeriële verantwoordelijkheid precies gelden? Wie besluit uiteindelijk: de vakminister of de premier? En hoe wordt die afweging kenbaar gemaakt? Hoe heeft de premier deze afweging gemaakt bij de nevenfunctie van een lid van het Koninklijk Huis als bestuurder bij het NAVO-innovatiefonds? Is hierover vooraf afstemming geweest tussen dit lid en de minister-president?

Dan die andere brief, of eigenlijk moet ik "briefje" zeggen. De moties waarnaar wordt verwezen, zijn ruim een jaar geleden aangenomen, met grote meerderheden. De brief zegt nu simpelweg: we gaan die niet uitvoeren. Dat had de premier de dag na de stemmingen ook kunnen zeggen. Dat de Kamer hier ruim een jaar op moet wachten, geeft geen pas. Waarom heeft dit zo lang moeten duren? Ik snap zijn dubbeldemissionaire status, maar het zou passender zijn geweest als de premier hier op een eerder moment open over was geweest.

Voorzitter. Twintig jaar geleden begon ik hier in dit gebouw mijn reis in de diplomatie. Nu sta ik hier opnieuw, niet langer als diplomaat die bruggen zoekt tussen landen, maar als Kamerlid dat verschillen wil overbruggen met mensen, in het hart van onze democratie. De waarden die ik aan de keukentafel meekreeg — gelijkwaardigheid, solidariteit, menselijkheid en vertrouwen — zijn dezelfde waarden die ons land vooruitbrengen. Ik zie ernaar uit om hier samen met u het werk te doen dat deze tijd van ons vraagt. Verantwoordelijkheid dragen wij namelijk samen, om ons land sterker, vrijer en rechtvaardiger door te geven dan wij het ontvingen. Maar solidariteit houdt niet op bij onze grenzen. Wat buiten gebeurt, raakt ons binnen en wat wij hier besluiten, heeft invloed buiten.

Dat is waarom ik hier sta. Dat is de opdracht die ik aanvaard. Dat is het Nederland waaraan ik wil bouwen, samen met u en voor iedereen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Belhirch. Het is een genoegen u als eerste te mogen feliciteren. Ik zou u daarna willen verzoeken om voor het rostrum felicitaties in ontvangst te nemen. De vergadering is voor een enkel ogenblik geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de heer De Kort voor zijn inbreng namens de fractie van de VVD.

De heer De Kort (VVD):

Dank, voorzitter. Op de eerste plaats wil ik hiervandaan mevrouw Belhirch van harte feliciteren met haar mooie en indringende maidenspeech. Ik wil hier ook gebruikmaken van de gelegenheid om namens de VVD-fractie mijn dank en waardering voor de minister-president uit te spreken. Hij heeft in roerige tijden het hoofd koel gehouden en het land gediend. Ik wil hem nog een vraag stellen over de beleidsagenda vanuit AZ. Er is natuurlijk veel aan de hand op het gebied van veiligheid, zowel nationaal als internationaal. Ik zou graag zijn visie daarop willen horen en een toelichting willen krijgen.

Dan kom ik bij onze constitutionele monarchie. Als VVD zijn wij daar voorstander van; dat zal u niet verrassen. Het is belangrijk dat de koning een samenbindende, aanmoedigende en vertegenwoordigende rol in ons stelsel vervult. Wat de VVD betreft mag de koning bij de volgende formatie ook een rol spelen. Samen met de SGP zullen wij met een voorstel komen. Dat zal de heer Flach namens de VVD en de SGP verder toelichten.

Dan wil ik ook stilstaan bij de nevenfuncties. D66 had het daar ook al even over. Bij de vorige begrotingsbehandeling hebben we vanuit de VVD verzocht om meer duidelijkheid. Er was te vaak onduidelijkheid. We zijn blij met de brief die gekomen is en dat het vaker gemonitord gaat worden. Er moet nog steeds maatwerk worden geleverd. Dat zijn wij met het kabinet eens. Wij denken dat die brief heeft geleid tot meer duidelijkheid.

We zijn ook blij met het predicaat "hofleverancier", dat vaker onder de aandacht wordt gebracht door het ministerie van Algemene Zaken en ook door het ministerie van Economische Zaken. Juist die mkb'ers spelen een cruciale rol in de bv Nederland. Het zijn heel vaak familiebedrijven die met dat predicaat "hofleverancier" extra in het zonnetje worden gezet. We willen het kabinet vooral ook aanmoedigen om dit onder de aandacht te blijven brengen.

Tot slot vinden wij het belangrijk om de volgende generatie meer bij het Koninklijk Huis te betrekken. In de provincies kennen we al de zogeheten kamerheren. Dit zijn personen die van onbesproken gedrag zijn, die een groot netwerk hebben in de betreffende regio, en die een begeleidende, adviserende en ondersteunende rol hebben richting de koning wanneer er een gebeurtenis in die regio heeft plaatsgevonden of wanneer er een koninklijk bezoek zit aan te komen. Het lijkt ons mooi — ik zou eigenlijk aan de minister-president de suggestie mee willen geven om dit voor te leggen in zijn overleg met de Majesteit — om jaarlijks ook een kinderadviseur van de koning te benoemen. De vraag is dus aan de minister-president of hij dit zou willen meenemen in een van zijn overleggen.

Tot zover mijn bijdrage in eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Kort. Dan geef ik het woord aan mevrouw Bromet voor haar inbreng namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ook van mijn kant felicitaties voor mevrouw Belhirch. Het is hier hartstikke leuk, en moeilijk!

Voorzitter. Dit is vermoedelijk de laatste begrotingsbehandeling van deze premier. Ik wil vandaag met hem over twee zaken praten, allereerst over het belang van nationale herdenkingen en feestdagen. We waren met de hele Tweede en Eerste Kamer bij de herdenking van 80 jaar vrijheid. Ik wist helemaal niet dat die plaatsvond. Het stond in mijn agenda en ik dacht: het zal wel. Ik moet zeggen dat ik het heel indrukwekkend vond. Ik wil hier mijn complimenten uitspreken over die herdenking, die op zich heel weinig media-aandacht heeft gehad. Sociaaldemocraten die in de oorlog vermoord zijn omdat ze Joods waren, werden daar gememoreerd. De heer Van Uhm hield daar echt een prachtige speech, waarvan ik hoop dat een heleboel parlementariërs hier er goed over nadenken. En die schattige kindertjes ben ik ook niet vergeten. Ik vond het dus echt een hele mooie en belangrijke herdenking. Ik zou ook willen zeggen: herdenken is iets dat we als land samen doen en waarin we elkaar kunnen vinden, waarin we ons met elkaar kunnen verbinden omdat we een verleden delen of omdat we bepaalde waarden die wij allemaal belangrijk vinden, willen uitspreken. We hebben dat gedaan bij 80 jaar vrijheid. Ik vind het daarom van belang — dat is ook ons pleidooi — om van 5 mei een feestdag te maken. Dat is dan dus niet een keer in de vijf jaar een vrije dag, maar gewoon elk jaar. Het is namelijk juist zo belangrijk. Ook Ketikoti hoort bij de geschiedenis van Nederland. Vandaag houd ik dus het pleidooi om ook daar een feestdag van te maken.

Voorzitter. Dan kom ik specifiek op de financiële aspecten van het Koninklijk Huis; dat is het andere onderwerp dat ik graag wil bespreken. Al meermaals is door de Kamer een motie aangenomen om de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis ook inkomstenbelasting en erf- en schenkbelasting te laten betalen. Onlangs zijn moties daarover, eerder van collega Sneller en afgelopen jaar van inmiddels oud-collega Van Nispen, aangenomen. De regering weigert om deze moties uit te voeren omdat het een complexe stelselwijziging zou zijn, maar dat vind ik toch lastig te snappen. De Kamer is het hoogste orgaan in onze democratie. Als die er meermaals om vraagt, waarom weigert de regering dan om hier uitvoering aan te geven? Voor ons als Kamer is het een principieel punt. Graag een reactie hierop van de minister-president. Waarom moet het zo lang duren voordat wij — dat benoemde D66 ook al — een reactie hierop krijgen?

Tot slot nog twee punten waar ik de minister-president, als voorzitter van de ministerraad, op wil aanspreken. Beide punten gaan over het belang van transparantie. Het eerste gaat over de openbare agenda's. Ik wil de minister-president een compliment geven voor het feit dat hij bijna als enige bewindspersoon altijd zijn openbare agenda bijhoudt. Alleen, deze week staat precies dit Kamerdebat niet in zijn agenda. Is dat toeval? Ik wil hem vragen om zijn collega's in het kabinet hier opnieuw op te wijzen, omdat zij het niet doen.

Voorzitter. Een ander punt betreft het feit dat leden uit zijn kabinet, de minister van Landbouw specifiek, meermaals misbruik maken van procedures om het openbaar maken van stukken die evident openbaar zouden moeten worden gemaakt, te dwarsbomen. Het is niet alleen misbruik van procedures, maar het kost de belastingbetaler ook nog eens onnodig miljoenen euro's. Het onafhankelijke Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding maakt zich hier grote zorgen over. Graag zou ik van de minister-president horen hoe hij ervoor zorgt dat leden van zijn kabinet geen procedureel misbruik maken van wetgeving.

Ik zie uit naar de beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bromet. Ik stel de leden voor om het aantal interrupties niet te maximeren, maar daarbij wel met elkaar te bewaken dat ze niet langer duren dan 30 seconden, en om in principe niet vaker dan drie keer te interrumperen.

De heer Flach (SGP):

Mijn vraag gaat over de opmerking die mevrouw Bromet maakte over de motie over het belasten van inkomens van leden van het Koninklijk Huis. Ik begrijp dat het haar er vooral om te doen is waarom er niks gedaan is met die moties. Maar ik zou toch ook graag de volgende inhoudelijke vraag stellen, nu zij het toch zelf opnieuw aankaart: wat zou de onderbouwing zijn om het op deze manier te doen? Die vergoedingen zijn ergens op gebaseerd. Door die te belasten, zul je ze ook weer op een bepaalde manier moeten aanvullen. Dan krijg je toch een beetje het gevoel van het rondpompen van geld. Wat is de ratio achter die motie van destijds?

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Als je redeneert dat het het rondpompen van geld is, kan je het ook net zo goed wel doen. Het gaat over een bepaalde mate van eerlijkheid, zo van: wat de burger van een land doet, moeten de leiders ook. U betaalt ook belasting. Ik betaal ook belasting. Waarom zouden de leden van het Koninklijk Huis dat niet doen? In Engeland is dat heel gewoon. Het is dus helemaal niet zo'n heel wild voorstel. Bovendien wordt het gesteund door de meerderheid van de Kamer. Tenminste, dat was tot nu toe het geval.

De heer Flach (SGP):

Het is oprechte interesse, omdat ik die discussie nooit eerder heb gevoerd. Als mevrouw Bromet het er inderdaad om gaat om dat inkomen aan te vullen en het daarna te belasten, zodat het netto hetzelfde blijft, is het, denk ik, een ander verhaal dan dat het huidige bedrag belast moet worden, want dan hebben we gewoon een gat in de begroting van de koning.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik vind het belangrijk om juist ook tijdens de begrotingsbehandeling van Algemene Zaken altijd het debat te voeren over waar we het geld dat van ons allemaal is, aan uitgeven. Het zou best kunnen zijn dat we grote noden hebben in het land, grote opgaves, en dat we geld nodig hebben. Dat kunnen we overal vandaan halen, ook uit de begroting van Algemene Zaken. Ik zeg niet per se dat het bedrag voor de leden van het Koninklijk Huis naar beneden moet, maar ik vind het wel een mooie gewoonte, en niet meer dan logisch, dat we elk jaar het debat daarover opnieuw voeren. Dat doen we vanavond.

De heer De Kort (VVD):

Ik ken de GroenLinks-PvdA-fractie als een fractie die veel waarde hecht aan rekening houden met de uitvoering. En in de uitvoering zitten wel problemen als het gaat om belasting heffen in box 1 van de Koning. Hoe kijkt mevrouw Bromet daarnaar?

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Voor ons is uitvoering niet een beletsel om iets te doen. Het kan best lastig zijn in de uitvoering. Een heleboel is lastig in de uitvoering. Maar als we iets willen, dan moeten we ervoor zorgen dat het ook uitvoerbaar is. Daar zullen wij zeker op letten, want dat vinden we inderdaad belangrijk.

De heer De Kort (VVD):

Juist vanuit allerlei adviseurs hebben we eerder gehoord dat privé en zakelijk hier heel erg door elkaar lopen. Neem bijvoorbeeld de thuiswerkvergoeding op het moment dat de minister-president langsgaat bij de Koning. Dat geldt ook voor andere belastingen. Het is wel echt een complex probleem hoe je daarmee omgaat. Dat wil ik nogmaals aan de GroenLinks-PvdA-fractie meegeven.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Niet alleen bij de leden van het Koninklijk Huis lopen privé en zakelijk door elkaar heen; dat geldt voor ons als Tweede Kamerleden ook. Ik had heel toevallig vandaag een discussie over het gebruik van de NS-jaarkaart. Wanneer is iets privé en wanneer zakelijk? Leg het maar uit. Dat is geen beletsel om iets te doen. Misbruik moet je altijd voorkomen, maar ik … Juist als het zo complex is, moeten er plannen komen, vind ik. Dan moet je niet zeggen: het is complex; we laten het maar. Dat is niet hoe wij in het leven staan. Wij willen dingen veranderen. Wij willen onder andere dat het Koninklijk Huis een voorbeeldfunctie heeft. Wij willen dat mensen niet hoeven te denken: wat oneerlijk dat wij belasting moeten betalen, maar zij dat niet hoeven te doen. Vanuit die eerlijkheid willen wij dit. Hoe we het later dan gaan organiseren, is vraag twee. Alleen komen we daar niet aan toe, want het kabinet zegt alleen maar: het is reuze-ingewikkeld; we doen een jaar over het schrijven van een brief naar de Kamer. En dan hebben we nog niks. Dus dat schiet niet heel erg op.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan geef ik het woord aan de heer Van den Brink voor zijn inbreng namens het CDA. Gaat uw gang.

De heer Tijs van den Brink (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me graag aan bij de felicitaties aan het adres van mevrouw Belhirch en bij de woorden van dank van de heer De Kort aan de minister-president voor zijn werk in het afgelopen jaar.

In dat afgelopen jaar vierden we 80 jaar vrede en vrijheid. We hebben stilgestaan bij alle mijlpalen, vanaf de start van de bevrijding in Limburg en vervolgens in Brabant en Gelderland, de vieringen en herdenkingen van 4 en 5 mei, tot aan de herdenking van de bevrijding van Nederlands-Indië op 15 augustus. Bij tal van deze herdenkingen is de Koning aanwezig, zo ook bij de Bijzondere Vergadering waar mevrouw Bromet het net over had. Ik vond het net zo mooi als zij. Dat was een bijzondere bijeenkomst, waar de Koning andermaal als nationaal symbool een rol vervulde boven alle partijen. Die rol moeten we wat het CDA betreft van harte koesteren. Nationale symbolen doen ertoe, zeker in tijden dat de polarisatie in de samenleving groeit en we alles wat ons samenbindt moeten koesteren. Bij een werkbezoek vindt iedereen het fijn als de Koning er is. Iedere stad vindt het fantastisch als Koningsdag daar wordt gevierd. Het is lastig dat te kwantificeren, maar wij vinden die bijdrage zeer waardevol.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik denk dat de heer Van den Brink en GroenLinks-PvdA er ongeveer hetzelfde in staan. Dat blijkt wel uit zijn inbreng. Maar ik had ook gepleit voor een nieuwe feestdag, voor een andere gebeurtenis die heel veel Nederlanders beroert, namelijk Ketikoti. Hoe zit het CDA daarin?

De heer Tijs van den Brink (CDA):

Als u het goedvindt, kom ik daar in de tweede termijn op terug.

De voorzitter:

U vervolgt.

De heer Tijs van den Brink (CDA):

Wat ons betreft heeft de Koning een meer dan symbolische ceremoniële functie. Als staatshoofd vertegenwoordigt de Koning de continuïteit, de stabiliteit en het internationale gezag van ons Koninkrijk. Zeker in tijden waarin de wereldorde onder druk staat, kan deze diplomatieke symboliek van onschatbare waarde zijn, zoals we bijvoorbeeld ook tijdens de NAVO-top zagen. Ook nationaal kan de Koning wat ons betreft een prominentere rol vervullen. De afgelopen drie formaties begonnen alle drie rommelig omdat verkenners of informateurs al dan niet terecht in opspraak raakten. Zoals u weet, is mijn fractie er om die reden voorstander van de Koning opnieuw een rol te geven in de formatie. Ik sluit me aan bij de motie van meneer De Kort en meneer Flach, die later wordt ingediend.

Wat betreft de nevenfuncties van de leden van het Koninklijk Huis kan mijn fractie de lijn volgen die de premier vorige week in zijn brief uiteenzette. Wij vinden het verstandig om bij nevenfuncties van leden van het Koninklijk Huis voortdurend met elkaar in gesprek te zijn over de vraag of er geen spanning op de koninklijke lijn zit of komt. De NAVO-top, die ik net al even noemde, was uiteraard van groot belang omdat de geopolitieke verhoudingen aan grote veranderingen onderhevig zijn. In de begroting Algemene Zaken wordt gemeld dat het functioneren van de in 2022 opgerichte Nationale Veiligheidsraad, de NVR, steeds meer centraal staat in het bepalen van de koers die Nederland in dit krachtenveld aanhoudt. Mijn vraag aan de minister-president is of hij kan schetsen hoe die NVR nu functioneert. Vergadert die nog wekelijks, zoals in het begin van het jaar is gemeld?

Voorzitter. Ik begon met de viering van 80 jaar vrede en veiligheid. Ook in het komende jaar zullen we ons stevig moeten inzetten om die vrede en veiligheid in stand te houden. Op onze fractie kunt u daarbij rekenen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van den Brink. Het woord is aan de heer Eerdmans voor zijn inbreng namens JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank. Namens JA21 ook felicitaties aan mevrouw Belhirch voor haar maidenspeech. Mooi verhaal.

Voorzitter. De problemen in de wereld zijn het afgelopen jaar niet minder geworden. Ik stond hier ook vorig jaar bij de begrotingsbehandeling. Kijk naar Sudan — mevrouw Belhirch sprak er al over — Oekraïne, Gaza, Israël, en de dreiging nu rondom Curaçao, 65 kilometer verwijderd van Venezuela. Onze nationale veiligheid staat daarmee in verband. Het is dus ook terecht dat we op standje alert staan met elkaar, met de minister-president voorop. Afgelopen zondag nog, toen twee Nederlandse gevechtsvliegtuigen vanuit Volkel opstegen vanwege een onbekend object. Over de internationale ontwikkelingen heb ik een vraag aan de minister-president. Wat is de laatste stand rond het conflict tussen Trump en Venezuela? In het bijzonder: hoe verloopt het contact met de Curaçaose autoriteiten? Liggen er ook voor hen plannen klaar als de situatie daar escaleert? Graag een reactie.

Ondertussen piept en kraakt onze nationale veiligheid. We hebben het hier heel vaak over de overvolle gevangenissen, tbs-klinieken, de politie die met tekorten kampt en het dreigingsniveau terrorisme dat hoog — substantieel — is. Het ministerie van Algemene Zaken is daar natuurlijk niet in de eerste plaats verantwoordelijk voor, want daarover voeren we debatten met de minister en staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, maar de minister-president is wel verantwoordelijk voor de begroting van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Het is bekend dat de minister-president nogal veel verwantschap heeft met de inlichtingenwereld, dus de vraag is of die inlichtingendiensten volgens de minister-president voldoende armslag hebben. Ziet hij dat het genoeg is op dit moment? Zou hij misschien wel pleiten voor meer financiële ruimte of niet?

Voorzitter. Dan ga ik even naar de ambtenarij. Zoals bekend ondersteunt het ministerie van Algemene Zaken de minister-president in zijn rol als voorzitter van de ministerraad en de onderraden. Een van de taken van de raad is natuurlijk, conform artikel 45 van de Grondwet, het bevorderen van de eenheid van het kabinetsbeleid. Toch zie je heel vaak — de afgelopen tijd heb ik me daar bijzonder aan geërgerd — dat er informatie wordt gelekt vanuit departementen en dus ook vanuit de ambtelijke top, in ieder geval van een behoorlijk niveau. Ik blijf dat echt bijzonder storend vinden. Het ondermijnt namelijk de eenheid van het kabinetsbeleid. Op dit front moet ik altijd weer denken aan Arnon Grunberg. Toen het vorige kabinet er kwam, zei hij dat hij van hoge ambtenaren had gehoord dat ambtenaren wanneer het maar kon zo veel mogelijk zand in de machine zouden gooien. Dat is ambtelijke muiterij, als dat waar is. Ook na het vertrek van minister Veldkamp van Buitenlandse Zaken hebben we gezien dat hij openlijk werd afgevallen door zijn eigen ambtenaren.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Hoe weet de heer Eerdmans dat die lekken van ambtenaren komen?

De heer Eerdmans (JA21):

Ik citeer Arnon Grunberg. Wat betreft het geval waar u op doelt: ambtenaren van Buitenlandse Zaken hadden zelf een brief laten publiceren over het Israël-Gaza-conflict. Grunberg had het van horen zeggen, in de trant van: ik hoor van ambtenaren dat er zo veel mogelijk zand in de motor van het nieuwe kabinet moet worden gestrooid.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Maar eerder had de heer Eerdmans ook allerlei opmerkingen over lekkende ambtenaren. Heeft hij die ook ergens gehoord of heeft hij daar bewijzen van?

De heer Eerdmans (JA21):

Nou, in het geval van Buitenlandse Zaken is dat heel duidelijk. Daar hebben de ambtenaren zich openlijk afgezet tegen het beleid van minister Veldkamp, toen hij al vertrokken was. Dat kunt u allemaal teruglezen. Zij zeiden: we hebben hem wel gewaarschuwd om maatregelen te nemen, en dat wilde hij niet. Het gaat mij om de loyaliteit van ambtenaren. Ik vind dat elke ambtenaar recht heeft op vrijheid van meningsuiting, maar zodra het knaagt aan de loyaliteit en neutraliteit van het beleid, dan hebben we een probleem. Overigens hebben diverse ministers, ook de minister van Binnenlandse Zaken, al erkend, en terecht, dat dit een probleem is van deze tijd.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Nu zeilt de heer Eerdmans weer weg bij wat hij eerder zei, want hij had het over lekken en niet over protest. Dat is iets anders. Lekken is dat je achter de schermen iets doorvertelt aan de pers, toch? Of heb ik dat dan verkeerd begrepen?

De heer Eerdmans (JA21):

Dat sloeg op de opmerking die ik maakte over Grunberg. Die vertelde: we hebben gehoord dat er inderdaad over wordt gesproken dat, als het kan, ervoor gezorgd wordt dat het beleid wordt afgevallen. Het lek vinden we nooit en daar gaat het mij vaak ook om. Zo was het ook bij Buitenlandse Zaken. Toen hebben we Kamerbreed verzocht om aangifte te doen. Daarop is mijn vraag aan de minister-president ook gericht. Is er iets gekomen in reactie op dat verzoek van de Kamer?

De voorzitter:

U vervolgt.

De heer Eerdmans (JA21):

Ambtenaren moeten neutraal zijn en loyaal aan hun politieke bazen. Ze mogen een mening hebben, maar die moet niet tegen de politieke bazen worden gebruikt.

Voorzitter. Dit lijkt me een mooi bruggetje naar de leden van ons koningshuis. Zij hebben zeer zeker recht op hun vrije mening. Toch vinden we ook met z'n allen dat zij zich vanwege hun ceremoniële functie niet moeten inlaten met politieke opvattingen, in het belang van het Koninklijk Huis zelf. Het wordt ongemakkelijk als je dan leest dat leden van het koningshuis enthousiast pleiten voor de digitale euro, zoals in het verleden, of zich mengen in het dispuut rond de toeslagenaffaire. Ik denk dat het goed is dat het kabinet in de Kamerbrief van vorige week aangeeft dat nevenfuncties van de Oranjes beter worden gecontroleerd en ook worden geëvalueerd. Voordat een functie wordt aangenomen, moet er toestemming worden gevraagd aan de vakminister. Als een Oranje dus iets wil doen op het gebied van armoede, dan gaat de minister van Sociale Zaken daarover. Ik denk dat het goed is dat die controle er komt. Wij beoordelen dat positief.

Tot slot. Het vertrouwen in de koning en de familie neemt toe. Dat vinden wij fijn. 72% van de Nederlanders is nu voorstander van de monarchie. Dat is weleens minder geweest. Ik denk dat dat ook terecht is, want in het gepolariseerde Nederland bewaakt de koning de eenheid en vormt hij een stabiele factor in woelige tijden. Wat JA21 betreft blijft de Koning vooral een ceremoniële functie houden, maar hij opent de deuren die normaal gesproken gesloten blijven en brengt het volk dichter bij elkaar op momenten van rouw en vreugde.

Voorzitter. Daar laat ik voor nu mijn bijdrage bij.

De heer Flach (SGP):

Over de warme afrondende alinea over de koning heb ik een vraag aan de heer Eerdmans. Hij beschrijft een rol die louter ceremonieel zou zijn, maar als je alleen maar ceremonieel bent, openen de deuren niet meer zo makkelijk als wanneer je daadwerkelijk een rol hebt als hoofd van de regering. Hoe kijkt de heer Eerdmans daar precies naar? Hoe afgebakend is dat ceremoniële, en ziet hij voor de Koning bijvoorbeeld een rol in het formatieproces weggelegd?

De heer Eerdmans (JA21):

Die zie ik niet per se. Ik ga nog even de toelichting van de heer Flach op het voorstel met de VVD afwachten. Ik vind de positie nu goed. Ik heb niet sterk de neiging om te denken dat de Koning die positie opnieuw moet gaan innemen, maar het is ook niet iets waarvan ik zeg: coûte que coûte niet. Ik wacht het voorstel even af. Ik weet niet of de problemen, die we natuurlijk met diverse fases, dus de verkenning- en formatiefase, gekend hebben, door dat voorstel nu per se worden opgelost. Maar dat laat ik me graag even uitleggen door de heer Flach.

De heer Flach (SGP):

Is de heer Eerdmans het dan wel met me eens dat de positie die de Koning nu heeft en waardoor er deuren opengaan die anders gesloten blijven — we hebben allemaal gezien wat het met iemand als Trump deed dat een koning hem uitnodigde om een nachtje te komen slapen — gepaard moet gaan met daadwerkelijke invloed in onze constitutionele monarchie? Zo voorkomen we dat het een soort lege huls wordt en dus geen betekenis heeft.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik denk juist dat de koning en zijn familie er prima in slagen om die deuren te openen zonder dat we aan zijn positie komen, dus zonder dat we die uitbreiden of afnemen. Ik denk dat zijn positie precies goed is en dat de koning die ook ten volle benut. Ik denk ook dat hij de grenzen eraan goed kent. Ik zou het eigenlijk niet eens doen vanwege de positie van de Koning, maar meer vanwege de positie van de Kamer, dus om onze processen beter te laten lopen. Er zit een zekere gezagsfactor bij als de Koning de verkenningsfase start. Ik hoor dus graag of het stopt bij de verkenning of dat de voorstellen gaan over het hele proces van informatie, dus het proces waar we met de huidige gesprekken met de informateur in zitten. Dat hoor ik zo even. Ik ben er namelijk niet per se tegen, maar ik weet ook niet of je het daarmee beter maakt. Misschien moeten we gewoon betere verkenners en informateurs kiezen! Dat zou natuurlijk ook kunnen.

Voorzitter, dat was hem.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Eerdmans. Dan geef ik het woord aan de heer Van Meijeren voor zijn inbreng namens Forum voor Democratie. Gaat uw gang, meneer Van Meijeren.

De heer Van Meijeren (FVD):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Forum voor Democratie hecht sterk aan tradities. Het koningschap is er daar een van. Een Koning als staatshoofd heeft iets sprookjesachtigs. De historische continuïteit kan generaties met elkaar verbinden en de politieke waan van de dag overstijgen. Op momenten van nationale vreugde of juist nationale rouw of onzekerheid kan een land behoefte hebben aan iemand die namens de natie als zodanig spreekt, zonder politieke kleur of electoraal belang. Een goede uitoefening van deze symbolische functie kan waardevol en verbindend zijn. Ik kom daar in het slot van mijn inbreng op terug.

Eerst moeten we het erover hebben dat de rol van de Koning in het Nederlandse staatsbestel een stuk verder gaat dan de rol die ik zojuist beschreef. Behalve staatshoofd is de Koning in ons land immers ook onderdeel van de regering. Daar is helemaal niets ceremonieels of symbolisch aan. Het is dan ook een wijdverspreid en hardnekkig misverstand dat de Koning in het Nederlandse staatsbestel geen politieke macht heeft. Die heeft hij wel degelijk. Dat hij daar in ieder geval op papier geen gebruik van maakt, doet daar helemaal niets aan af. De Koning heeft, hoe je het ook wendt of keert, zeer vergaande grondwettelijke bevoegdheden. Geen enkele wet in dit land treedt in werking voordat de Koning er hoogstpersoonlijk zijn handtekening onder heeft gezet. Dat lijkt misschien slechts een formaliteit, al is het maar omdat de Koning in de praktijk nooit heeft geweigerd zijn handtekening te zetten, maar dat zou in buitengewone situaties zomaar kunnen veranderen.

Hoe groot de invloed van de Koning in de hedendaagse praktijk precies is, valt simpelweg niet te controleren. We weten dat de Koning wekelijks overleg voert met de minister-president over het regeringsbeleid, maar de strikte vertrouwelijkheid van die gesprekken, het zogenaamde "geheim van Noordeinde", maakt het onmogelijk te achterhalen in welke mate de Koning pogingen onderneemt om het beleid te beïnvloeden en of de minister-president die pogingen kan weerstaan.

Voorzitter. Dat een ambt met politieke macht wordt vervuld op basis van erfopvolging druist in tegen het grondbeginsel van democratie, ongeacht of, en zo ja, hoe terughoudend, daar in de praktijk gebruik van gemaakt wordt. Democratische legitimiteit vereist dat politieke macht wordt vervuld op basis van een mandaat van het volk, niet op basis van waar je wieg heeft gestaan. Forum voor Democratie pleit daarom voor een louter ceremonieel koningschap. Een aangenomen motie om hier invulling aan te geven wordt door deze regering schaamteloos terzijde geschoven. Vorige week heeft de minister-president aan deze Kamer laten weten de motie niet te zullen gaan uitvoeren, waarbij hij zich verschuilt achter onnavolgbare redenen. Volgens de minister-president zou het niet de rol zijn van het kabinet om uitvoering te geven aan deze motie, omdat er al drie initiatiefwetsvoorstellen met deze strekking in procedure zijn gebracht. Los van het feit dat dit op zichzelf geen geldige reden is om een motie niet uit te voeren, is die reden ook nog eens feitelijk onjuist. De initiatiefwetsvoorstellen waar de regering aan refereert zijn namelijk alle drie al ruim een halfjaar vervallen op grond van artikel 9.25 van ons Reglement van Orde. De regering verschuilt zich dus achter wetsvoorstellen die in de praktijk helemaal niet meer bestaan. Graag een reactie van de minister-president.

Verder wijst hij er in zijn reactie op de motie op dat er algemene en brede waardering is voor wat het Koninklijk Huis doet in Nederland. Mijn vraag is waar hij dit op baseert. In de peilingen die ik heb gevonden, zoals de jaarlijkse peiling van EenVandaag over het koningshuis, blijkt dat het vertrouwen in de monarchie en de populariteit van de koninklijke familie de afgelopen jaren drastisch zijn gedaald, van 85% in 2018 naar ergens tussen de 50% en 60% in de afgelopen jaren. Toegegeven, dat is nog iets meer dan de helft, maar is dit wat de minister-president beschouwt als "brede waardering"? Hoe beoordeelt de minister-president dit afnemende vertrouwen? Ziet hij een verband met de politiek gekleurde activiteiten en uitspraken van koning Willem-Alexander en koningin Máxima, die de deur platlopen bij het World Economic Forum, Bilderberg, de Verenigde Naties en andere gremia waar zij globalistische agenda's expliciet omarmen en uitgesproken standpunten innemen over zeer omstreden projecten als de central bank digital currency? Deelt de minister-president de mening dat leden van het Koninklijk Huis zich verre moeten houden van politiek gekleurde functies en uitspraken, omdat dit hen juist kwetsbaar maakt en afbreuk doet aan de ceremoniële rol die zij zouden moeten vervullen? Graag een reactie.

Voorzitter. Ik begon mijn betoog met de erkenning van een ceremonieel koningschap als waardevolle traditie, maar die functie kan alleen goed vervuld worden als leden van het Koninklijk Huis zich in de publieke ruimte politiek neutraal opstellen. Een koningshuis dat actief deelneemt aan netwerken waarin beleidsagenda's worden besproken of dat zich uitspreekt over maatschappelijke thema's die politiek zeer beladen zijn, werkt niet verbindend maar juist polariserend. Onze samenleving is al verdeeld genoeg.

Daarom, meneer de voorzitter, is het hoog tijd om het koningschap te zuiveren van elke politieke rol, zowel juridisch als feitelijk, zodat het kan doen waarvoor het bedoeld is, namelijk het zijn van een waardig, verbindend symbool voor alle Nederlanders.

Dank u wel.

De heer Flach (SGP):

De SGP denkt anders over de inrichting van het staatsbestel dan FVD. Wij zijn niet zo'n voorstander van die ver doorgevoerde volkssoevereiniteit, maar vinden de balans in de constitutionele monarchie eigenlijk heel passend in Nederland. Mijn vraag lijkt een beetje op de vraag die ik aan de heer Eerdmans heb gesteld. Er is internationaal onderzoek dat laat zien dat je, als je soft power wil inzetten, dus ceremonieel koningschap, ook hard power nodig hebt. Je moet echt iets betekenen; je moet ook iets kunnen doen in politieke zin. Door dat helemaal weg te halen, maken we er toch een hele holle functie van, en wordt die ceremoniële functie toch eigenlijk beklagenswaardig leeg?

De heer Van Meijeren (FVD):

Daar ben ik het uitdrukkelijk niet mee eens. Ik zie inderdaad een meerwaarde van de rol die de Koning vervult als staatshoofd. Dat is ook heel gebruikelijk in vrijwel alle andere landen met een koningshuis. Maar de rol van de Koning als lid van de regering is helemaal niet zo gebruikelijk. Kijk bijvoorbeeld naar Zweden. Daar is in de jaren zeventig uitdrukkelijk gekozen voor het helemaal loskoppelen van die politieke functie, zonder dat dat enige invloed heeft gehad op de wijze waarop de Koning die ceremoniële taken kan uitoefenen. Zojuist noemde de heer Flach het voorbeeld van president Trump. Ik denk niet dat het voor president Trump zo belangrijk is of de koning lid is van de regering of niet. Het gaat in dit geval juist om de symbolische functie van het feit dat de president van Amerika te gast is bij het Koninklijk Huis. In dit soort gevallen vervult de koning een representatieve functie, maar juist die politieke macht verhoudt zich niet met democratie. Wij verstaan onder democratie namelijk inderdaad dat de macht in een land bij het volk ligt, ofwel middels personen die door het volk rechtstreeks zijn gekozen ofwel middels referenda. Een Koning, een persoon die zijn ambt vervult op basis van erfopvolging, past daar niet in. Wij zien dus inderdaad voordelen van de traditionele, de symbolische functie, maar willen die politieke macht daar absoluut weghalen.

De heer Flach (SGP):

Dat samenbindende in het land zie je zich ook wel voordoen rondom evenementen en bepaalde bekende artiesten. Ik ben er een beetje bang voor dat de Koning in deze redenering ook ongeveer afglijdt tot dat niveau. Het gaat natuurlijk om informeel leiderschap. Het openen van deuren doe je niet omdat je een mooi plaatje meebrengt; dat doe je ook omdat je iets betekent op het wereldtoneel. Is de heer Van Meijeren het met me eens dat het belangrijk is dat de Koning die rol houdt, zodanig dat hij ook zijn meerwaarde kan blijven vervullen op het wereldtoneel voor Nederland?

De heer Van Meijeren (FVD):

Volgens mij is dit exact dezelfde vraag als die de heer Flach in eerste instantie stelde. Mijn antwoord blijft dus ook hetzelfde. Natuurlijk begrijp ik dat in tal van situaties meer deuren worden geopend als je ook daadwerkelijk iets te zeggen hebt over het beleid in een land, maar die functies zouden naar onze mening dus vervuld moeten worden door personen met een democratisch mandaat en niet door personen die zo'n invloedrijke politieke functie puur en alleen te danken hebben aan de plaats waar hun wieg heeft gestaan.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Flach (SGP):

Dan constateer ik dat we het daar niet over eens zijn, maar in ieder geval dank voor het antwoord.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Meijeren. Ik geef het woord aan de heer Flach voor zijn inbreng namens de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter. De Tweede Kamer hamert heel vaak op het belang van een feitenrelaas en van bewezen effectieve methoden. De politiek neemt burgers daarmee nogal eens de maat. Laten we onszelf vandaag eens op die manier bekijken als het gaat om de kabinetsformatie. De formatiefeiten laten een zorgwekkend verloop zien. In 2021 verliep de verkenningsfase onfortuinlijk. In 2023 moest de verkenner voor aanvang van de werkzaamheden het veld ruimen. Dit jaar, in 2025, gebeurde hetzelfde met een informateur. Dat is opmerkelijk en onzorgvuldig, pijnlijk voor de personen die het betreft en schadelijk voor het aanzien van de politiek in het algemeen en de Tweede Kamer in het bijzonder. Als ik de historische feiten goed op een rij heb, is een Nederlandse koningin er nog nooit in geslaagd een drievoudig debacle te maken van een formatie. Uiteraard ga ik de premier niet vragen om het parlement te recenseren; dat is een hachelijk avontuur. Toch draagt hij onmiskenbaar ook een bepaalde verantwoordelijkheid voor het goede verloop van het formatieproces. Hoe komt het volgens de minister-president dat er keer op keer ophef ontstaat over de aangewezen personen? Zijn er lessen te leren als het gaat om de selectieprocedures? De SGP vindt dat de Tweede Kamer niet anders kan dan nu eens echt nuchter en eerlijk worden. Na de formatie van 2021 besloot de Kamer om de eigen rol niet te herzien, maar om beterschap te beloven en een paar wijzigingen door te voeren. Die reactie begint nu ongeloofwaardig te worden. Inmiddels blijkt ook dat het probleem zich breed voordoet, aan alle kanten van het politieke spectrum.

De formatie moet anders, en dat kan echt. Na de verkiezingen is het tijd voor rust en een gezonde, onafhankelijke afstand. Juist daardoor kunnen we het politieke proces optimaal dienen. Ik wijs hierbij op het advies van de Raad van State uit 2023 over het belang van een vast ambt. Ik zal een motie indienen, mede namens de heer De Kort en inmiddels nog twee anderen, om de Koning een rol te geven om personen aan te wijzen om een opdracht te vervullen tijdens de formatie.

Voorzitter. De SGP bedankt de premier voor zijn brief over de nevenfuncties van het Koninklijk Huis. Die onderstreept het belang van maatwerk in plaats van regelzucht. Laten we de waardering voor de betekenis die de leden van het Koninklijk Huis met een nevenfunctie kunnen hebben, hoog houden. Toch heb ik ook behoefte aan een nadere duiding. Zijn de vakministers in hun beoordeling extra alert op activiteiten die duidelijk raken aan de taakuitoefening van departementen?

Tot zover.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Tot slot geef ik het woord aan mevrouw Beckerman voor haar inbreng namens de fractie van de SP. Zij is de laatste spreker in de eerste termijn van de zijde van de Kamer.

Mevrouw Beckerman (SP):

Goedemiddag, bijna avond. Mijn felicitaties aan mevrouw Belhirch.

Voorzitter. Waar je wieg staat, mag niet bepalen wat je kan of moet worden. Dat is misschien wel het meest essentiële punt van een socialistische partij: waar je wieg staat, mag niet bepalen wat je kan of moet worden. Dat geldt volgens de SP dus ook voor ons koningshuis. Zolang Nederland nog een koningshuis heeft, zou dat volgens de SP een ceremoniële rol moeten vervullen. Bovendien zou het, net als ieder ander, belasting moeten betalen en transparant moeten zijn over inkomen en vermogen. Het koningshuis kost ons dit jaar 60,8 miljoen. Inclusief alle kosten op andere begrotingen, zoals het gebruik van het schip De Groene Draeck en de kosten van de paleizen, is het zelfs 82 miljoen. We weten niet hoeveel vermogen het koningshuis, of de koninklijke familie, heeft. Wij vragen aan het kabinet waarom hier niet meer transparantie over is. Het is geen gekke eis om hier transparant over te zijn. De Spaanse koning deed dit bijvoorbeeld wel. De afgelopen jaren zijn er moties aangenomen om het koningshuis eerlijker te maken en belasting te laten betalen, zoals wij allen moeten. In 2024 werd een motie van het lid Sneller c.s., waar wij medeondertekenaar van waren, om een Grondwetswijziging voor te bereiden om de leden van het Koninklijk Huis net als in Spanje, het Verenigd Koninkrijk en België inkomstenbelasting te laten betalen, met een hele keurige tweederdemeerderheid aangenomen. De motie van mijn collega Van Nispen om de leden van het Koninklijk Huis niet langer vrij te stellen van erf- en schenkbelasting werd vorig jaar aangenomen. Beiden worden niet uitgevoerd, terwijl er toch een duidelijke opdracht van de Tweede Kamer ligt. We vragen het kabinet waarom dit niet wordt uitgevoerd. En waarom is er zo lang gewacht met een reactie?

Dan kom ik op het inkomen van het Koninklijk Huis. In 2025 steeg het inkomen met zo'n 7%. Dat ligt een stuk hoger dan de inkomensstijging van de gemiddelde Nederlander. De cao-lonen stijgen in 2025 naar verwachting namelijk maar met zo'n 4,3%. In lijn met het cao van het Rijk staat de Koning nu op de nullijn. Zou het voortaan niet logisch zijn om het loon van de leden van het Koninklijk Huis te laten stijgen met het gemiddelde van alle cao-lonen of de uitkeringen?

Voorzitter. U schreef vorige week aan de Tweede Kamer dat er duidelijke regels komen voor de bijbanen van de nauwe familieleden van koning Willem-Alexander. Een betrokken vakminister gaat beoordelen of een nevenfunctie van een van de Oranjes nog wel verstandig is. Follow the Money kwam direct daarna met het nieuws dat prins Constantijn bij het NAVO Innovatiefonds tegelijkertijd én bestuurder én toezichthouder is. Dit is direct een zaak om de aangekondigde nieuwe regels tegen het licht te houden. Hoe staat het kabinet tegenover deze functies en deze dubbelrol? Heeft Constantijn hier toestemming voor gekregen?

Voorzitter. Dan kom ik bij mijn allerlaatste punt. Het wetsvoorstel Wet regels integriteit en vervolgfuncties bewindspersonen is in juni 2025 door de Tweede Kamer aangenomen, en door de Eerste Kamer in september 2025. Het moet nog in werking treden. Wanneer treedt deze wet in werking? Treedt alles in een keer in werking, of per artikel? Hoe zeker zijn we van de toezegging dat vertrekkende leden van het kabinet-Schoof zich aan deze wet gaan houden, nu deze wet formeel nog niet in werking is?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Beckerman.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors tot 18.45 uur voor de dinerpauze. Daarna zullen we gaan luisteren naar de beantwoording in de eerste termijn van de zijde van het kabinet. De vergadering is geschorst tot 18.45 uur.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de eerste termijn van de zijde van het kabinet bij de behandeling van de begroting Algemene Zaken en de begroting van de Koning. Daarvoor geef ik het woord aan de minister-president.

Termijn antwoord

Minister Schoof:

Dank u, voorzitter. Ik zal drie onderwerpen behandelen, of, zoals ze zo mooi heten: drie blokjes. Het eerste gaat over de vragen die gesteld zijn over het buitenlandbeleid. Dan volgen een aantal meer specifieke AZ-onderwerpen en vervolgens kom ik op alles wat te maken heeft met het koningshuis.

Voordat ik begin, feliciteer ook ik mevrouw Belhirch hartelijk. Zij heeft vandaag haar maidenspeech mogen houden. Dank.

Voorzitter. We leven in onrustige tijden en de wereld verandert snel. We hebben te maken met de oorlog in Oekraïne, de directe dreiging vanuit Rusland, de situatie in het Midden-Oosten, de veranderde verhouding van de Verenigde Staten met landen zoals India en ook met landen zoals India, die steeds meer hun plek opeisen. Ik ga dus graag in op de vragen die door zowel Van den Brink, De Kort als Eerdmans zijn gesteld over dit onderwerp.

Overkoepelend kun je zeggen dat het zwaartepunt van de wereld verschuift. Neem China. De invloed van China neemt mondiaal toe. China zet in op een alternatieve wereldorde waarin onze belangen niet altijd gediend zijn. Sowieso zijn de multilaterale afspraken en de structuur waaraan wij ons altijd hebben vastgehouden, minder vanzelfsprekend geworden. Dat geldt ook voor onze veiligheid. Dit betekent dat Nederland en Europa daar zelf meer verantwoordelijkheid voor moeten nemen en ook dat we voorbereid moeten zijn. Dit vergt forse investeringen in Defensie. Daar waren we als kabinet al mee begonnen. Bij de NAVO-top in Den Haag hebben we hierover ambitieuze afspraken gemaakt die vol en breed zijn gesteund in deze Kamer. Die afspraken hadden betrekking op de 5%, de 3,5% en 1,5%. Dit vergt dat we als samenleving bovendien weerbaarder moeten worden tegen hybride en militaire dreigingen. Het vergt ook dat we ons in deze nieuwe internationale context hardmaken voor de belangen van Nederland en van onze veiligheid.

Voorzitter. Dat begint bij Oekraïne. De veiligheid van Oekraïne is de veiligheid van Europa en daarmee die van Nederland. Er moet een duurzame en rechtvaardige vrede komen. Dat is het gezamenlijke doel in alle gesprekken die nu plaatsvinden en waarbij iedereen, de Verenigde Staten, Oekraïne en Europa, een eigen rol heeft. Nederland is daar via onze partners nauw op aangesloten. Dat geldt ook voor mijzelf.

Hoe zorgen we voor robuuste veiligheidsgaranties, waarmee we voorkomen dat Rusland opnieuw Oekraïne aanvalt? Meer steun, zodat Oekraïne zich kan blijven verdedigen, want dat is de beste veiligheidsgarantie die we Europa en ons eigen land kunnen geven. Wij nemen daarin ten volle onze verantwoordelijkheid. Zoals u weet, wordt er bij Defensie met man en macht gewerkt om alles wat vanuit Nederland is toegezegd, of het nou gaat om drones, munitie of luchtverdediging, zo snel mogelijk in Oekraïne te krijgen. Dat blijven we ook onverminderd doen.

Europa als geheel zal overigens substantieel meer verantwoordelijkheid moeten nemen voor de Europese veiligheid. We investeren in het geopolitieke handelingsvermogen van bijvoorbeeld de Europese Unie. Maar bij dit alles blijven de Verenigde Staten een cruciale partner en bondgenoot. Ik hecht eraan te benadrukken dat een sterker Europa geen alternatief is voor het NAVO-bondgenootschap; het is juist een versterking daarvan.

Maar ook in andere partnerschappen zullen we moeten investeren, zoals met landen als Japan en India, en met partners in Afrika en Latijns Amerika. Met dat doel was ik vorige maand aanwezig bij onder andere de EU-Afrikatop en de EU-Latijns-Amerikatop. De internationale verbondenheid van Nederland is een grote kracht, zeker in economisch opzicht, maar vergt ook onderhoud. Daarbij staan de belangen van Nederland en het Koninkrijk der Nederlanden voorop.

Dat is ook het geval bij de situatie in het Caribisch gebied, waarnaar de heer Eerdmans vroeg. Wij begrijpen de zorgen die in de Caribische delen van het Koninkrijk leven. Er is veelvuldig overleg op alle niveaus, ook tussen mij en mijn collega's, zoals gisteren nog met de minister-president van Sint-Maarten en afgelopen vrijdag nog met de beide collega's van Aruba en Curaçao. Daarnaast heeft ook de minister van Buitenlandse Zaken met enige regelmaat gesprekken met de landen van het Koninkrijk, om onze informatievoorziening op alle fronten te delen. Het is van groot belang dat de spanningen in de regio niet verder oplopen en dat partijen zich inspannen voor de-escalatie. Onze inzet is daarop gericht. In onze contacten met de VS benadrukken we ook dat de gevolgen voor de regio goed moeten worden meegenomen.

Meer in algemene zin geldt dat de veranderde context vereist dat we soms scherpe keuzes moeten maken; niet alles kan. We zullen steeds vaker moeten kiezen tussen waarden, welvaart en weerbaarheid. Dit vergt afwegingen. Die maken we als kabinet natuurlijk in de ministerraad, maar in dat licht bezie ik ook het functioneren van de Nationale Veiligheidsraad. Die stelt ons in staat om tot een gezamenlijk beeld te komen van internationale ontwikkelingen die onze nationale veiligheid kunnen raken en om ons standpunt af te stemmen. De frequentie daarvan wisselt, afhankelijk van de ontwikkelingen en de benodigde afstemming. Soms komen we één keer per week bij elkaar, bij een regulier tempo van één keer in de twee weken, zeg ik daarbij. Als het nodig is voor een crisissituatie, kunnen we binnen een dag bijeenkomen, zoals bij de ontwikkelingen rondom de VS en Iran en de aanvallen die daar hebben plaatsgevonden. Maar soms gebruiken we de Nationale Veiligheidsraad ook juist om strategisch verder vooruit te kijken, in het bijzonder bij de grotere geopolitieke dossiers.

Voorzitter. Dat gezegd hebbende kom ik bij een aantal zaken die meer betrekking hebben op AZ-achtige onderwerpen. De heer Eerdmans vroeg of de toezichthouders van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten die onder de begroting van AZ vallen, de CTIVD en de TIB, voldoende zijn uitgerust. Daarbij verwees hij ook nog naar mijn verleden. Het zal u niet verrassen: de inlichtingen- en veiligheidsdiensten spelen een centrale rol in de bescherming van onze nationale veiligheid. Goed functionerend onafhankelijk toezicht, zeg ik ook als oud-baas van een inlichtingendienst, is daarbij van cruciaal belang. Graag verwijs ik hierbij naar mijn brief van 26 november 2024. Hierin heb ik toegezegd dat bij de herziening van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten zal worden bepaald welk budget voor welke toezichthouder structureel nodig is. Hierbij is ook toegezegd dat het budget van de toezichthouders zal meebewegen met het budget van de inlichtingendiensten. Ook in het begrotingsdebat van vorig jaar hebben we hier kort over gesproken. Op basis daarvan zijn de budgetten ook aangepast.

Voorzitter. De heer Flach zei: u moet natuurlijk niet de Kamer gaan recenseren voor wat betreft de formatie. Dat was ik ook zeker niet van plan en zéker niet in dit stadium, maar ik hoop het überhaupt niet te hoeven doen. Maar de verantwoordelijkheid voor het proces van de formatie is, zoals u weet, in 2012 naar de Tweede Kamer toegetrokken met een wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Dit betekent onder meer dat de verantwoordelijkheid voor de beoordeling en aanstelling van verkenners en informateurs bij de Tweede Kamer berust. Dit is ook het geval bij de aanwijzing van een verkenner door de Voorzitter van de Tweede Kamer, direct na de verkiezingen. Het is daarom in mijn positie nu niet gepast om hierover opvattingen te uiten, omdat deze raken aan de interne werkwijze van de Tweede Kamer. Hier past mij dus grote bescheidenheid.

Mevrouw Bromet vroeg naar de openbare agenda. Het kabinet onderschrijft het belang van het goed bijhouden van de openbare agenda. Ik was blij dat ik een plusje van mevrouw Bromet kreeg. Vanzelfsprekend zal ik in de ministerraad het belang van de openbare agenda nogmaals onderstrepen. Dat heb ik al een keer gedaan, maar ik zal het een dezer dagen nog een keer doen. Ik zal het zeker ook meenemen in mijn overdrachtsdossier. Ik weet eerlijk gezegd nog niet helemaal precies hoe dat gaat, maar ik zal dit punt zeker meegeven aan mijn opvolger. Terzijde merkte u op dat deze vergadering niet in mijn openbare agenda stond, maar dat is omdat ervoor gekozen is om voor Kamerdebatten door te verwijzen naar de websites van de Eerste en Tweede Kamer. Die verwijzingen staan onderaan de openbare agenda voor bewindspersonen op rijksoverheid.nl. Op die manier zijn ze altijd weer terug te vinden.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Een klein puntje. Het is niet van wereldschokkend belang, maar stel dat je nou als burger een beetje transparantie wil hebben en wil kijken wat zo'n premier nou de hele dag doet. Waarom staat dat openbare debat er dan niet gewoon bij? Dan kunnen de mensen het namelijk aanzetten en kunnen ze kijken. Dan hoeven ze niet eerst zelf tien stappen te nemen.

Minister Schoof:

Ik wil met alle plezier daarnaar kijken. Er is gekozen voor een systematiek met doorklikken op de site. Dan kom je meteen op de openbare agenda van de Kamer. Het is inderdaad absoluut geen principieel punt; het is een praktisch punt. Deze vergaderingen willen nog weleens wijzigen. Ook deze ging van woensdag naar dinsdag. Ik geloof dat dat trouwens nog net op tijd was voor mijn openbare agenda, maar dat terzijde. Ik neem dat mee en kijk of we daar iets mee kunnen.

Mevrouw Bromet vroeg naar het misbruiken van procedures om het openbaar maken van stukken te dwarsbomen. In de eerste plaats: ministers zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet open overheid. Het is dan ook aan ministers als bestuursorgaan om te bepalen welke informatie ze ter beschikking stellen binnen de kaders die de Woo daarvoor stelt. Bij het openbaar maken van de informatie wordt natuurlijk gehandeld binnen de kaders van de wet; daar kan geen enkel misverstand over bestaan. Het is in voorkomende gevallen, ook in termen van procedures, aan de rechter of een besluit in concreto voldoet aan deze kaders. Dat hebben we een aantal keren gezien.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik begrijp dat de premier dit helemaal op het bordje van minister Wiersma schuift, want ik had het over haar, maar het is ook schadelijk voor het aanzien van het hele kabinet, voor het aanzien van de politiek in Nederland en voor het geloof in de overheid. Ik zou daar dus bij uitstek een rol voor de premier in zien. Media proberen al meer dan drie jaar die gegevens boven tafel te krijgen. Er wordt alleen maar getraineerd. Ik weet niet of u het artikel in de NRC van afgelopen zaterdag heeft gelezen over de handelswijze van minister Wiersma …

De voorzitter:

En uw vraag?

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Voelt de premier zich verantwoordelijk voor het vertrouwen dat de burger heeft in de overheid?

Minister Schoof:

Vanzelfsprekend. Ik denk dat openbaarheid daarbij hoort. Tegelijkertijd maakt elke minister zelf de afweging, overigens met toepassing van de criteria die we hanteren en die ook bekend zijn, of en, zo ja, hoe stukken onder de Woo beschikbaar worden gesteld. Voor het geval partijen het daarmee niet eens zijn, staan er allerlei procedures open om dat verder af te dwingen dan wel waardoor de minister in het gelijk wordt gesteld. Zo werkt het. Ik ben ervan overtuigd dat in de afwegingen die elke minister maakt, misbruik niet aan de orde is, maar de vraag is of het verantwoord is, overigens binnen de kaders die de Woo geeft om iets wel of niet openbaar te maken.

Voorzitter. De heer Eerdmans vroeg of er iets gedaan is met de "lekkende ambtenaren", zoals hij het formuleerde, kort samengevat. Ik hecht eraan eerst iets te zeggen over ambtenaren. Dat zal de heer Eerdmans ongetwijfeld niet verbazen. Ik heb dat een aantal keren eerder in debatten hier in de Kamer ook gedaan. Ik hecht er namelijk aan toch op te merken dat ambtenaren in Nederland professioneel onafhankelijk opereren en dat ze dat ook naar eer en geweten doen op basis van hun ambtseed. Daar moeten we, als politici en zeker als leden van het kabinet, pal voor staan. Daar begint het mee. Dat doe ik ook hier, op deze plek.

De heer Eerdmans raakte aan een punt waar we in de Kamer al een aantal keer over hebben gesproken, namelijk hoever de opvatting strekt versus het professioneel inzicht dat een ambtenaar een minister wil geven. Ik ben er altijd heel duidelijk over geweest: opvattingen van ambtenaren doen niet ter zake, behoudens in hun privédomein. Tegelijkertijd is het belangrijk dat ambtenaren, op basis van hun professionaliteit, bewindslieden te allen tijde kritisch kunnen adviseren. Dat doen ze in huis en niet buitenshuis. Daar ben ik altijd heel helder over geweest.

Dan de volgende vraag. Naar aanleiding van 19 september heeft de minister van Buitenlandse Zaken een onderzoek ingesteld. Over de stand van zaken van dat onderzoek is mij nu niets bekend, maar ik ben graag bereid om de minister van Buitenlandse Zaken te vragen de Kamer daar snel over te informeren.

Dan vroeg mevrouw Beckerman — ik moet even zoeken waar zij nu zit; de SP zit ongeveer nog in dezelfde hoek, constateer ik — naar de Wet regels vervolgfuncties bewindspersonen. Laat ik beginnen met de opmerking dat het kabinet al heeft toegezegd zich te houden aan die wet, voor zover dat mogelijk is. Bewindspersonen kunnen nu dus al advies inwinnen, maar dan nog zonder het vastgestelde formulier. Maar dat systeem werkt dus al. Formeel is het echter zo dat de onderliggende regelgeving die bij deze wet hoort, een AMvB, nu voorligt bij de Raad van State voor advisering. De verwachting is dat het gehele pakket, dus de wet en de onderliggende regelgeving, in het voorjaar van 2026 in werking zal kunnen treden.

Mevrouw Beckerman (SP):

Het voordeel van die plek in de zaal is dat je nog een beetje in beweging blijft. Dank aan de heer Schoof voor het antwoord. De wet heeft in artikel 9 de optie om verschillende artikelen al wel in werking te laten treden, zag ik. Dat zouden dan losse koninklijke besluiten moeten zijn. Is daar ook naar gekeken?

Minister Schoof:

Nu overvraagt u mij. Dat durf ik u echt niet te zeggen. Ik zal die vraag aan de minister van BZK stellen; die zal dat ongetwijfeld weten. Misschien kan ik er in tweede termijn iets over zeggen. Volgens mij is het allerbelangrijkste — daar begon ik mijn antwoord ook mee — dat we conform handelen. Dat is, denk ik, het allerbelangrijkste.

Mevrouw Beckerman (SP):

Daar heeft de minister-president helemaal gelijk in. Dat is ook het allerbelangrijkste. Alleen, het lastige is natuurlijk dat we dit debat ook hebben gevoerd voor het aftreden van het vorige kabinet. Toen werd er gezegd: wacht u maar af, want we hebben die nieuwe wet wanneer er weer een kabinet aftreedt. Die wet blijkt nu natuurlijk pas volgend jaar in te gaan. Dat is dus ook de achtergrond van deze vraag. Maar dank voor het antwoord.

Minister Schoof:

Voorzitter. Dan vervolg ik het pleidooi met betrekking tot herdenkingen en jaarlijkse nationale feestdagen. Het al dan niet werken op feestdagen is overigens niet bij wet geregeld; daarover worden afspraken gemaakt in cao-verband of per bedrijf.

Op 3 juli 2025 — dan ga ik specifiek in op Ketikoti — is bij het debat over het slavernijverleden ook een motie ingediend om Ketikoti tot nationale feestdag te maken. Die vragen zijn toen als volgt door toenmalig minister Uitermark beantwoord. Zij heeft gezegd: "De motie is op dit moment ontijdig. Het comité is nu bezig dit te onderzoeken en zal met een advies komen. Dat wil ik afwachten. Het advies komt in de loop van volgend jaar." Dat is 2026. Ze zal — dat geldt ook voor het kabinet — dat niet vertragen; zodra dat binnen is, zal ik het kabinet op basis van het advies van het comité reageren.

Dan kom ik bij de vragen met betrekking tot het koningshuis. Mevrouw Belhirch heeft een aantal vragen gesteld, en de heer Flach overigens ook, met betrekking tot nevenfuncties en meer in zijn algemeenheid. De een met iets meer enthousiasme voor de brief van het kabinet dan de ander, maar ik beschouw dat als gradueel.

Bij de vorige begrotingsbehandeling heb ik toegezegd met reflecties te komen op nevenfuncties van leden van het Koninklijk Huis. Hierover heb ik u de brief gestuurd. Zonder te herhalen wat daarin staat, is dat volgens mij de lijn die het kabinet heeft gekozen. Het gaat hierbij, kort gezegd, om het vinden van een goede balans tussen het openbaar belang enerzijds en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds. Dit is bij alle leden van het huis aan de orde, maar ik wijs erop dat het bij leden zonder grondwettelijke uitkering feitelijk niet gaat om nevenfuncties, maar om hoofdfuncties waarmee zij voorzien in hun bestaan. Daarom is het van belang dat alle betrokkenen zich ervan bewust zijn dat het gaat om een subtiel evenwicht tussen alle belangen die in het geding zijn en de ruimte die nodig is voor de goede uitoefening van de functie. Daarbij geldt ook het woord "maatwerk". Daarnaast zal er op gezette tijden sprake zijn van evaluaties en van contacten tussen betrokken bewindspersonen en de leden van het huis, waarbij eventuele aanpassingen besproken kunnen worden. Op deze manier kan het stelsel ook voor de komende generatie goed blijven werken.

De primaire ministeriële verantwoordelijkheid geldt voor de Koning. Dit is een alomvattende verantwoordelijkheid voor al het handelen van de Koning. De Koning is immers onschendbaar; de ministers, in casu de mp, zijn verantwoordelijk. Voor de andere leden van het Koninklijk Huis geldt een afgeleide ministeriële verantwoordelijkheid. Zij zijn niet het staatshoofd en als zodanig dus ook geen onderdeel van de regering. Zij vallen dus niet onder de onschendbaarheid van de Koning. Tegelijkertijd zijn ze wel onderdeel van het Koninklijk Huis en kunnen hun activiteiten en werkzaamheden het openbaar belang raken. In dat geval geldt een afgeleide ministeriële verantwoordelijkheid.

Daarbij geldt ten aanzien van de nevenfuncties dat de eerstverantwoordelijke bewindspersoon op het beleidsterrein ook de afgeleide ministeriële verantwoordelijkheid draagt voor leden van het Koninklijk Huis die hierop actief zijn. Dat is dus de vakminister. Deze heeft immers ook de kennis en ondersteuning om deze verantwoordelijkheid waar te maken. Dit geldt uiteraard eens te meer wanneer de werkzaamheden nauw samenhangen met de taakuitoefening van het departement, zeg ik ook in de richting van de heer Flach. Het is dus niet zo dat de minister-president altijd primair verantwoordelijk is. Hij is wel verantwoordelijk voor het stelsel van het Koninklijk Huis in algemene zin. Het is onvermijdelijk dat hierdoor raakvlakken kunnen ontstaan bij de vakminister, die de eerste verantwoordelijkheid draagt voor de functie. Ook dit vraagt om maatwerk en een beoordeling van geval tot geval. Dit vraagt inzicht en wijsheid van alle betrokkenen, ook van de minister-president, los van degene die dit ambt op enig moment zal vervullen.

Voorzitter. Dan ga ik door naar de functie van prins Constantijn bij het NATO Innovation Fund. Alle nevenfuncties van de leden van het Koninklijk Huis worden volgens een instemmingsprocedure door de betreffende vakminister en/of minister-president beoordeeld. Er wordt bekeken of de ministeriële verantwoordelijkheid zich zou verzetten tegen de vervulling van een functie. Indien dit niet het geval is, is er binnen die functie vervolgens ruimte om deze in te vullen. Voor niet-uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis geldt, zoals ik net al zei, een afgeleide ministeriële verantwoordelijkheid. Deze geldt niet, tenzij het openbaar belang wordt geraakt. Functies buiten de functie van lid van het Koninklijk Huis zijn voor niet-uitkeringsgerechtigde leden immers de hoofdfunctie. De aanvraag van de nevenfunctie van prins Constantijn bij het NATO Innovation Fund heeft de bovengeschetste procedure doorlopen. Een positieve conclusie van de minister van Economische Zaken is op 1 mei 2023 medegedeeld aan de toenmalige minister-president. De minister-president heeft deze conclusie onderschreven. De functie is vervolgens bekendgemaakt op de website van het Koninklijk Huis.

De minister van EZ draagt de ministeriële verantwoordelijkheid voor het verlenen van de goedkeuring van deze functie, indien deze geactiveerd zou worden, dus als daar aanleiding toe zou zijn. Dat geldt dus niet, tenzij het openbaar belang wordt geraakt. Er vindt periodiek overleg plaats met de betrokken vakminister. De functie van prins Constantijn bij het NATO Innovation Fund sluit aan op het beleidsterrein waarvoor EZ verantwoordelijk is. Denk daarbij aan innovatie, technologie, economische veiligheid, strategische autonomie en start-upbeleid. Daarnaast kan worden aangesloten op de bestaande ministeriële verantwoordelijkheid van de minister van EZ voor prins Constantijn als special envoy bij Techleap.nl en als lid van de adviescommissie voor het Nationaal Groeifonds. Met betrekking tot de nieuwe functie geldt dat die de facto niet is gewijzigd. Ik denk dat het belangrijk is om u daarover te informeren.

Voorzitter. Dan ga ik door naar belastingvrijdom.

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman heeft nog een interruptie op dit punt.

Minister Schoof:

Sorry. Deze keer hoorde ik haar niet aankomen, voorzitter.

De voorzitter:

Daarom zeg ik het voor u.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik zal een soort speciaal loopje of duikje ontwikkelen.

De voorzitter:

Een soort yell.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik dacht meer aan zo'n Van Hooijdonkduikje van vroeger. Ik ben zo oud dat ik daaraan refereer.

Even over de nevenfunctie van prins Constantijn. De minister-president zegt: die is op 1 mei 2023 goedgekeurd; die nieuwe functie is de facto niet veel anders. Klopt het, zo vraag ik de minister-president, dat hij nu zowel fondsbestuurder als toezichthouder is? Daarmee hou je dus ook toezicht op jezelf. Dat is wel degelijk een andere rol erbij. Dat is ook nog eens een hele vreemde constructie. Laat ik als eerste vragen of de minister-president het daarmee eens is.

Minister Schoof:

De rol van boardmembers bij het NIF, het NATO Innovation Fund, waaronder die van Constantijn, is het houden van toezicht op de investment manager. Het is niet zo dat hij zichzelf zou controleren vanuit zijn functie. In zijn functie is hij geen lid van het investeringsteam. Hij heeft dus geen besluitvormende rol ten aanzien van het dagelijks fondsbeheer. Of, zoals dat zo mooi in de documenten heet: they are not members of the investment team and do not make decisions in relation to day-to-day fund management.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ja, maar toch zijn het twee functies bij hetzelfde fonds, namelijk bestuurder en toezichthouder. De minister zei: op 1 mei 2023 is de functie goedgekeurd door EZ. Heeft een nieuwe beoordeling voor deze nieuwe functie plaatsgevonden? Is er toestemming verleend?

Minister Schoof:

In onze ogen is de functie niet gewijzigd en is er daarmee geen aanleiding voor een nieuwe instemmingsprocedure. De facto is zijn functie niet gewijzigd, zoals ik al zei. Overigens blijft de minister van EZ wel primair de ministeriële verantwoordelijkheid dragen.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik laat het hierbij, maar laat duidelijk zijn dat wij het hiermee niet eens zijn.

De voorzitter:

Helder, dank u wel. De minister-president vervolgt.

Minister Schoof:

Ik vervolg met belastingvrijdom. Ik ga terug naar de motie-Van Nispen, want die verzocht de vrijstelling van inkomsten-, erf- en schenkbelasting op te heffen. Deze motie is vorig jaar aanvaard na het debat. Ik kan me dat debat ook nog zeer goed herinneren.

Laat ik beginnen met toch zeggen dat de Koning gewoon belasting betaalt, maar op een tweetal punten niet. Kort gezegd is dat over zijn eigen inkomen en bij de vererving van vermogen aan de troonopvolger. In het debat van vorig jaar is de complexiteit van dit vraagstuk nog eens een keer aan de orde gekomen. Principieel is er iets te zeggen voor afschaffing van belastingvrijdom. Tegelijkertijd zul je het beoogde doel, gelijke behandeling onder fiscale wetgeving, nooit volledig bereiken. De Koning heeft immers nu eenmaal een bijzondere rol, waarin hij bijvoorbeeld geacht wordt een bijzondere huishoudelijke staat te voeren. Ook is hij altijd Koning, waardoor het onderscheid tussen zakelijk en privé anders is dan voor andere burgers. In dat opzicht is de fiscale problematiek van publiek en privé wezenlijk anders dan bij anderen. Er zal hier een geheel eigensoortig fiscaal statuut moeten worden ontworpen voor een paar personen, zoals ook bleek uit het onderzoek van ABDTOPConsult. In mijn brief van 4 december jongstleden heb ik hierbij opgevoerd dat deze regeling zodanig moet zijn dat deze niet voor derden geldt en een algemene fiscale werking krijgt door een beroep op het gelijkheidsbeginsel.

Het netto maatschappelijk resultaat is toch betrekkelijk gering als je uitgaat van compensatie van de belastingheffing via verhoging van het inkomen. Als het voorstel primair beoogt het inkomen van de Koning te verminderen — daar heb ik vorig jaar ook uitvoerig met u over gedebatteerd — als dat de doelstelling is, dan is het aanpassen van de Wet financieel statuut daarvoor een eenvoudige route. Om het even kort samen te vatten: twee derde meerderheid, één lezing. De procedure voor het afschaffen van belastingvrijdom is lang en weerbarstig: grondwetswijziging in twee lezingen, de tweede lezing met twee derde meerderheid, wijziging van de Wet financieel statuut, met twee derde meerderheid, en wijziging van fiscale regelgeving.

In het debat in oktober vorig jaar was wederom, na eerdere onduidelijkheid hierover in een eerder debat met mijn voorganger in dit ambt, onduidelijk gebleven op welke wijze de Tweede Kamer de wetswijziging wil vormgeven. Wilt u het inkomen grofweg halveren of wilt u belasting en dus bruteren? Hiermee is onduidelijk wat nu het doel is van een eventuele wetswijziging. Het risico is hiermee dat er een grondwetswijziging wordt ingezet die uiteindelijk niet op steun kan rekenen in beide Kamers en dat de financiële positie van de Koning langdurig onderwerp van maatschappelijk en politiek debat wordt gemaakt. Het in de debatten van vorig jaar gebleken gebrek aan duidelijkheid en draagvlak vind ik, zoals ik hiervoor heb toegelicht en ook vorig jaar heb gezegd, vanuit onze gezamenlijke opgave tot bescherming van het instituut bezien risicovol, onverstandig en onwenselijk.

De voorzitter:

Bent u daarmee aan het einde gekomen van dit specifieke deelonderwerp?

Minister Schoof:

Dit was het blokje belasting.

De voorzitter:

Dan is er een interruptie van mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Als ik het goed begrijp, heeft het kabinet gezegd: we gaan er niet mee verder, want we weten niet zo goed wat de Kamer bedoelt. Daar kunnen wij natuurlijk duidelijkheid over geven. Ik heb net in een interruptiedebat gezegd dat het ons niet gaat om het inkomen, want daar voeren we eigenlijk jaarlijks een debat over. Dus daar hoeven we de Grondwet niet voor te wijzigen. Ik zei dat het ons inderdaad gaat om een symbolisch gebaar: wij betalen allemaal belasting en onze Koning en zijn familieleden doen dat ook. Ik weet niet of de rest van de Kamer daar ook zo over denkt, maar ik zal dat zo meteen in een motie proberen te formuleren. Dan kan het kabinet er vervolgens weer mee aan de slag. Wat betreft een grondwetswijziging: daar heb ik ervaring mee. Ik ben in de laatste fase betrokken geweest bij de wijziging van artikel 1. Dus het kan wel. Het kost heel veel tijd. Zo'n Koningshuis is sowieso al heel symbolisch. Dus daar past ook wel bij dat je een symbolische maatregel neemt die je vastlegt in de Grondwet. Maar dat is mijn opvatting.

Minister Schoof:

Voorzitter, ik heb geen vraag gehoord, dacht ik.

De voorzitter:

Nee.

Minister Schoof:

Als er wel een vraag was geweest, had ik natuurlijk willen antwoorden. Daarom check ik het even.

De voorzitter:

Ik heb die ook niet gehoord. U vervolgt uw beantwoording.

Minister Schoof:

Ja, voorzitter. De vraag van, ik dacht, mevrouw Beckerman: waarom stijgen de uitkeringen aan de Koning en de leden van het Koninklijk Huis? De hoogte en de jaarlijkse aanpassing van de uitkering aan de koning en de koningin, de afgetreden koningin en de kroonprinses zijn geregeld in artikel 1 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. De jaarlijkse verhoging van het inkomensbestanddeel, de A-component, is gerelateerd aan de voor rijksambtenaren geldende cao-ontwikkeling. Zoals de cao nu staat, betekent dat dat daar in 2026 dus niets mee gebeurt. De jaarlijkse verhoging van de kosten die vallen onder de B-component is voor de personele kosten eveneens gerelateerd aan de voor rijksambtenaren geldende cao-ontwikkeling en voor de materiële kosten aan de consumentenprijsindex zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. In die zin is de stijging van de uitkering dus pure techniek.

Voorzitter. Dan ga ik naar transparantie. De begroting van de Koning geeft inzage in de uitgaven die met het koningschap samenhangen. In zowel de begroting als in het jaarverslag wordt toelichting gegeven over de bestemming van deze uitgaven. Volledige transparantie in de bestedingen van de uitkeringen is niet mogelijk. De besteding van het inkomensdeel, de A-component, behoort tot de persoonlijke levenssfeer, die valt onder artikel 10 van de Grondwet. Daarnaast verhindert de vrijheid van de Koning om zijn Huis in te richten, artikel 41 van de Grondwet, het bieden van transparantie in de besteding van personele en materiële kosten behorende tot de B-component.

Tegelijkertijd, ondanks die grondwettelijke grenzen aan de openbaarheid, die overigens nog een keer zijn bevestigd in diverse voorlichtingen van de Raad van State, waarvan de laatste in juli 2023 was, zijn er binnen de mogelijkheden van de grondwettelijke grenzen de afgelopen jaren substantiële stappen gezet om waar mogelijk meer inzicht te geven. Sinds '22 wordt in de begroting en het jaarverslag uitgebreide toelichting gegeven bij de inrichtingswerkzaamheden van de Dienst van het Koninklijk Huis. Vanaf 2023 wordt in het jaarverslag informatie verstrekt over de dotaties en onttrekkingen aan bestemmingsreserves die binnen de Dienst van het Koninklijk Huis worden gevormd. Ten slotte kan, los van de begrotingsgerelateerde informatie, ook verwezen worden naar het sinds 2011 verschijnende Jaaroverzicht Koninklijk Huis, met een overzicht van de door de leden van het Koninklijk Huis verrichte activiteiten.

Voorzitter. Ik ga verder. De heer Van Meijeren vroeg waarop de mp de brede waardering die er voor het Koningshuis zou zijn, baseert. Peilingen zijn momentopnames; dat weet u nog beter dan ik. Het is een goede gewoonte van velen om daar dan ook niet altijd al te veel aandacht aan te besteden. Maar toch, ook de cijfers die de heer Van Meijeren hier nu noemt zijn cijfers waar de politiek, en overigens ook vele andere instituten, alleen maar van zou kunnen dromen op dit moment. Ik denk dat we die brede waardering maar gewoon met elkaar moeten aannemen op basis hiervan.

Dan zijn er een aantal opmerkingen mijnerzijds over ceremonieel koningschap. Daar zijn een aantal vragen over gesteld. In mijn reactie op de aangenomen motie-Sneller met betrekking tot het ceremonieel koningschap heb ik opgemerkt dat deze een onbepaald karakter heeft en mede daarom feitelijk niet uitvoerbaar is, ook in relatie tot het goed functioneren van het koningschap en het Koninklijk Huis. De motie-Sneller is toen in de parlementaire behandeling door de indiener toegelicht met verwijzing naar de drie aanhangige initiatiefwetsvoorstellen. Deze voorstellen, die overigens inderdaad zijn vervallen conform het Reglement van Orde in mei 2025, zijn onbepaald en maken niet duidelijk wat het begrip "ceremonieel koningschap" inhoudt. Dat komt ook door het uitblijven van een nader rapport volgende op de uitvoerige adviezen van de Raad van State hierover. Deze onbepaaldheid is op zichzelf al een reden om niet te kunnen instemmen met deze voorstellen en de motie die zich hierop beroept. Verder is deze motie niet alleen onuitvoerbaar maar ook ongewenst, omdat deze afbreuk doet aan de goede uitoefening van het koningschap zoals we die kennen.

Voorzitter. Dan heb ik nog twee opmerkingen. De eerste gaat over de kinderadviseur. Dank voor uw suggestie. De Koning richt, zoals u weet, zijn eigen Huis in. U hintte misschien op de wekelijkse gesprekken, maar daar kan ik nooit mededelingen over doen. Ik verzeker u dat wat hier in de Kamer ter sprake komt de Koning zal bereiken, dus ook op dit punt.

Dan heb ik nog een korte opmerking over het predicaat "hofleverancier", want daar sprak de heer De Kort kort over. Ik kan me herinneren dat dat vorig jaar ook even aan de orde kwam. Daarom wil ik er nu ook even aandacht aan besteden. Het ministerie van EZ heeft in samenwerking met werkgevers en brancheorganisaties nadrukkelijk aandacht gevraagd voor het predicaat "hofleverancier". De koninklijke predicaten zijn er als uithangbord voor het Nederlandse bedrijfsleven, het mkb in het bijzonder. Door aandacht te vragen voor deze unieke onderscheidingen wordt het Nederlandse bedrijfsleven, terecht, in een positief daglicht gezet. Het ministerie van EZ meldt in een brief dat het de huidige aanpak ter uitreiking van het predicaat "hofleverancier" behoudt, in plaats van de uitreiking te laten doen door een lid van het kabinet of de Koning een jaarlijkse receptie te laten organiseren, maar dat geheel terzijde.

Voorzitter. Daarmee heb ik geprobeerd de vele vragen uit uw bijdragen zo goed mogelijk te beantwoorden.

De voorzitter:

Namens de leden dank ik u daarvoor. Dat was de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Ik stel voor om meteen door te gaan met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef daarvoor het woord aan mevrouw Belhirch, die spreekt namens de fractie van D66. Ga uw gang.

Termijn inbreng

Mevrouw Belhirch (D66):

Dank u wel, voorzitter. Het was een interessant eerste debat voor mij in deze Kamer. Ik bedank de minister-president voor het beantwoorden van de vragen en ik dank ook de ambtenaren die het werk hebben gedaan. Twee onderwerpen stonden voor mij centraal: de nevenfuncties en de reactie op de moties.

Wat betreft de nevenfuncties heeft de minister-president een uiteenzetting gegeven over hoe dat is gegaan bij de functie van een lid van het Koninklijk Huis. Wat voor mij wel belangrijk is, ook in dit geval, is hoe dit beter zou kunnen, want je ziet dat er onduidelijkheid is, misschien door de mindere transparantie hierover. Zou het goed kunnen zijn om hier beter over te communiceren, bijvoorbeeld door antwoord te geven op de vragen hoe het in dit geval gegaan is, in hoeverre dit is gecommuniceerd en in hoeverre destijds in de communicatie is meegenomen welke ministeriële verantwoordelijkheid van toepassing is? Daar zou ik graag een reflectie op willen van de minister-president. Het zou nog mooier zijn als de minister-president zou kunnen toezeggen dat hij voortaan dit soort zaken ook naar de Kamer communiceert.

Een ander punt is de brief. Ik heb mijn onvrede over de wijze van beantwoording al geuit. Het is duidelijk dat deze demissionaire minister-president hier niets meer aan gaat doen, en daar heb ik op zich begrip voor. Ik zal daar verder ook niet zwaar aan tillen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer De Kort voor zijn inbreng in de tweede termijn namens de fractie van de VVD. Gaat uw gang.

De heer De Kort (VVD):

Dank u, voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn beantwoording en ik dank ook u, voorzitter, voor de leiding van dit debat. Het zou mooi zijn als de suggesties die gedaan zijn ook Noordeinde bereiken. Daar heb ik ook alle vertrouwen in. Wellicht leidt dat nog tot een mooie ontwikkeling in dit koperen jubileum van het koningschap van ons staatshoofd. Namens ons zal de heer Flach nog een motie indienen.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Kort. Het woord is aan mevrouw Bromet voor haar inbreng in de tweede termijn namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Dank u zeer. Ik heb een motie gemaakt, omdat ik van de premier hoorde dat het kabinet niet precies weet wat er bedoeld is met de vorige motie. Ik vind het jammer dat het een jaar geduurd heeft voordat dat bericht ons bereikt heeft, want nu hebben we geen overleg kunnen plegen. Ik hoor graag of de premier op deze motie zit te wachten. In zijn appreciatie kan hij dan aangeven wat er wel of niet in staat en dan kunnen we de motie wijzigen.

Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan is het woord aan de heer ... O, mevrouw Bromet, u heeft nog een interruptie van de heer Flach.

De heer Flach (SGP):

Dit is natuurlijk in lijn met het debat dat we net gevoerd hebben. Ik zit wel even met de staatsrechtelijke variant waarin een dubbeldemissionair kabinet wordt gevraagd om met een grondwetswijziging te komen. Vindt mevrouw Bromet dat wenselijk?

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Na dit dubbeldemissionaire kabinet komt er een ander kabinet. Deze motie geldt ook voor alle volgende kabinetten. Ik hoop dat ze er gewoon mee aan de slag gaan, want anders hadden we vanavond net zo goed thuis kunnen blijven. We gaan dus gewoon door en we hopen dat als deze premier weg is, hij dit doorgeeft aan de volgende.

De heer Flach (SGP):

Prima. Mag ik uw motie dan zo beluisteren dat deze oproep eigenlijk via de oren van de minister-president gericht is aan het volgende kabinet?

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Nou, dat zou ik echt een diskwalificatie vinden van degene die hier nu het kabinet vertegenwoordigt. Hij zit er nu in vol ornaat. We weten alleen niet hoelang.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bromet. Het woord is aan de heer Van den Brink voor zijn inbreng in tweede termijn namens het CDA.

De heer Tijs van den Brink (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn antwoorden. Ik ben vooral mevrouw Bromet nog een antwoord op haar vraag schuldig. Ik vind het een sympathiek idee om van Ketikoti een jaarlijkse vrije dag te maken. Wij denken dat het kan helpen om onze geschiedenis beter te leren kennen. Maar we zijn een partij van de samenleving, dus we zouden het mooi vinden dat als er zoiets zou komen, dat ook vanuit de samenleving opkomt. Werkgevers en werknemers kunnen daar bijvoorbeeld afspraken over maken in cao's. De minister-president zei ook al: het is geen wettelijk recht. Maar als het uit de samenleving opkomt, dan zullen wij daar goed naar kijken.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van den Brink. Het woord is aan de heer Eerdmans. Nee, hij ziet af van zijn tweede termijn. Dan nodig ik de heer Flach uit op het rostrum voor zijn tweede termijn namens de fractie van de SGP.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter. Dank aan de minister-president voor de beantwoording van de vragen die ik in zijn richting heb gesteld. Ik zou willen afsluiten met de motie die ik al heb aangekondigd in de eerste termijn.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik heb de motie gelezen. Ik kijk even naar de eerste overweging: "dat het schadelijk is voor het aanzien van de Tweede Kamer als telkens ophef ontstaat over personen tijdens de formatie". Maar wat betekent het als de Koning die rol overneemt? Dan kan het dus het koningshuis beschadigen. Als je dit omdraait, kan het probleem zich dus verplaatsen van de Kamer naar de Koning. Zitten we daar met elkaar op te wachten?

De heer Flach (SGP):

In theorie kan dat, meneer Eerdmans. In het verleden, toen onze voormalige vorstin koningin Beatrix dat deed, hebben we echter gezien dat het eigenlijk heel zorgvuldig gebeurde. Je ziet toch dat daar rust, stabiliteit en kennis over de jaren heen is. Daardoor gebeurden dat soort ongelukken eigenlijk niet. We hadden daardoor hier in de Kamer dus ook geen debatten waarin politiek leiders elkaar daar in allerlei toonaarden op moesten bevragen en de brokken van zo'n formatieproces moesten zien te lijmen. De rust, stabiliteit en onafhankelijkheid van het staatshoofd kan in dit proces dus van toegevoegde waarde zijn, zijn wij van mening.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik denk toch dat de tijden wel veranderd zijn. In 2010 was het niet te bedenken dat privéappjes een rol zouden spelen tijdens een informatiefase. We spelen dan dus wel een beetje met dat risico. Daarnaast herinner ik me dat de Koning destijds de verkenning deed. Dat is volgens mij wat we toen hadden. Dan gingen we naar het paleis. De eerste ronde was dan van de Koning. Die liet zich informeren door de fractievoorzitters en een aantal vaste adviseurs. Hij kwam dan met het voorstel, ook ingefluisterd door partijen, denk ik, voor wie de eerste informateur werd. Dat is alleen niet wat de heer Flach voorstelt. Althans, ik krijg hier niet duidelijk … Eigenlijk vind ik vrij vaag wat nou het verzoek aan het Presidium is. Moet de Koning weer de verkenner worden? Of gaat de Koning een verkenner aanwijzen?

De heer Flach (SGP):

Dank voor de vraag, want dat geeft gelegenheid om dit enigszins uit te werken. De formulering is bewust gekozen zoals ze gekozen is. Je hoeft namelijk geen vast format neer te leggen. Het hoeft niet per se zoals het was ten tijde van koningin Beatrix. Er zijn ook andere varianten mogelijk. Wat we gezien hebben, is dat het van waarde kan zijn dat ons staatshoofd personen aanwijst en die een opdracht geeft om tot uitwerking te laten komen. Daar gaat vaak een lange fase van screening aan vooraf. De Koning heeft ook een hele staf ter beschikking die dat kan doen. Eigenlijk is de term "verkenner" pas ontstaan toen de Kamer er zelf over ging. In het verleden was er inderdaad het bezoek aan het paleis. Daar deden alle fractievoorzitters netjes hun verhaal. Vervolgens wees de koningin iemand aan die het verder moest begeleiden. Waarschijnlijk heette dat toen een "informateur". Uiteindelijk moest het dan tot een kabinet komen via een formateur. We zouden prima kunnen kijken naar de vorm waarin dat kan, maar nu staat het Reglement van Orde het überhaupt niet toe. Door het Reglement aan te passen zijn er dus mogelijkheden om het aanwijzen van personen en het formuleren van een opdracht bij het staatshoofd neer te leggen. Je zou het een "verkenningsfase" kunnen noemen.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt.

De heer Eerdmans (JA21):

Tot slot. Dit is heel interessant; het is een goeie discussie. Je zou nu toch bijna niet meer kunnen bedenken dat als er nu een informateur door D66 wordt aangewezen, dat ineens een PvdA'er zou worden? Dan zouden we met z'n allen toch best raar staan te kijken. Is dat wel wat de heer Flach bedoelt? Bedoelt hij dat als een partij uitgesproken de grootste wordt, de Koning met zijn adviseurs dan nog gaat over het aanwijzen van de informateur? Of is het toch het bekende verhaal dat de Koning ook ingefluisterd krijgt: doe maar deze persoon, want dat is degene die we het liefst zouden willen? Dan heb ik het even over de situatie waarin bijvoorbeeld één partij heel groot wordt. Denk aan de tijd van Rutte. Toen werd het volgens mij Uri Rosenthal. Dan zou je toch denken: het is ook wel logisch dat in ieder geval de grootste partij daar een flinke vinger in de pap heeft. Of zegt de heer Flach: nee, in dit voorstel zal het echt zo zijn dat de Koning zijn oren sluit en zelf naar aanleiding van alles wat hij gehoord heeft kijkt wie hij zal kiezen?

De heer Flach (SGP):

Dat zou kunnen als de Koning dat doet op basis van de gesprekken die hij heeft gevoerd met de fractievoorzitters. Als dat nodig is, zou hij dat kunnen doen. Maar ik kan me ook voorstellen dat de Koning daar verstandig mee omgaat, en dat, als een partij inderdaad met afstand gewonnen heeft, dat ook betekenis heeft voor degene die je daarin aanwijst.

Ik wil er nog één punt aan toevoegen. Het kan ook goed zijn voor het functioneren van de Kamer zelf. Nu zie je dat lijsttrekkers van partijen die soms vrij onverwacht, in de laatste week, een grote overwinning boeken — we hebben het al een paar keer gezien — vanaf dag één na de verkiezingen in een soort dubbelrol terecht komen van toekomstig minister-president, degene die alles aan elkaar moet lijmen, degene die ook een informateur moet gaan aanzoeken en degene die een screening moet doen. Kortom: er komt heel veel op zo'n politieke partij af. Dat leidt dan tot heel veel politieke druk, terwijl je meer de rust in het proces zou moeten hebben om gewoon een frisse start te maken. Nu gaat er vaak heel veel aandacht uit naar het gedoe rondom een formatie en te weinig naar de inhoud. Wij zijn van mening dat door de positie van het staatshoofd juist ook de winnende partijen iets meer hun handen vrij hebben.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Flach. Tot slot geef ik het woord aan mevrouw Beckerman. Zij is de laatste spreker van de zijde van de Kamer in de tweede termijn. Zij zal haar inbreng leveren namens de fractie van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Zeker, voorzitter. In deze tweede termijn dien ik alleen twee moties in.

Dank u wel. Ik schors de vergadering voor tien minuten, dus tot 19.45 uur. Daarna zullen we nog luisteren naar de beantwoording van de laatste gestelde vragen en de appreciatie van de zijde van het kabinet van de ingediende moties.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de minister-president voor de tweede termijn van de zijde van het kabinet. De minister-president.

Termijn antwoord

Minister Schoof:

Voorzitter, dank. Ik had één vraag en vier moties.

De vraag, van mevrouw Belhirch, ging over de communicatie over de nevenfuncties. De functies van de leden van het Koninklijk Huis worden gepubliceerd op de website van het Koninklijk Huis; dat weet u natuurlijk. Deze website is algemeen toegankelijk voor iedereen, maar het zou naar mijn oordeel niet passend zijn om deze functies te melden aan de Tweede Kamer. Dat klinkt misschien gek, maar door de functies te melden aan de Tweede Kamer wordt de suggestie gewekt dat het openbare belang bij de vervulling van deze functies per definitie zou worden geraakt en de ministeriële verantwoordelijkheid geactiveerd zou moeten worden. Bovendien worden de functies door het expliciet melden aan de Kamer ook onderdeel van het debat. Dat is de reden waarom wij geen wijziging van de procedure voorstaan.

Voorzitter. Dan de moties.

De motie op stuk nr. 8, van mevrouw Bromet, gaat over een grondwetswijziging. Ik heb op basis van deze motie overigens nog geen duidelijkheid over de vraag of u brutering wenst. U wilt wel een grondwetswijziging — daar bent u helder over — maar moet ik dat dan verstaan in termen van brutering of gaat u voor een halvering van het inkomen? Dan zou overigens het financieel statuut volstaan. Ik zit dus nog steeds even te zoeken, maar dat neemt niet weg dat er, ook gelet op het debat en de andere redenen die ik heb genoemd, voor dit kabinet in ieder geval geen reden is om hieraan te beginnen. Daarom ontraden we de motie.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik heb aangeboden om de motie aan te passen om het duidelijk te maken, en de premier geeft aan dat het hem nog steeds niet duidelijk is. Hij heeft het over het verschil tussen brutering en halvering van het inkomen. Ik zou daar graag wat meer uitleg over willen hebben.

Minister Schoof:

Ik heb dat in mijn bijdrage al kort gedaan, maar brutering … Nee, laat ik beginnen bij de halvering van het inkomen. Als je gewoon het inkomen wil halveren, volstaat een wijziging van het financieel statuut. Dan heb je ook geen grondwetswijziging nodig. Als je brutering wil, dan heb je een wijziging van de Grondwet, van het financieel statuut en vervolgens nog van de fiscale wetten nodig. Dat is een hele riedel en een enorm tijdsbeslag. Dat leidt ertoe dat het inkomen van de Koning hetzelfde blijft en we wel meer uitgeven maar dat via de belasting dan weer terughalen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik heb hier dus geformuleerd dat wij een grondwetswijziging willen. Dat gaat dan over die brutering en dus niet over de halvering van het inkomen, want daar is geen grondwetswijziging voor nodig. Volgens mij is dat dus nu duidelijk.

Minister Schoof:

Helder. Dank voor deze helderheid. Ik denk dat dat ook voor de Kamer helder is, want ook vorig jaar was er steeds onduidelijkheid over welke lijn zou moeten worden gekozen. Ik heb uitgelegd welke stappen we allemaal moeten doorlopen. Naar het oordeel van het kabinet zijn dat allemaal stappen die de facto weliswaar symbolisch van aard zijn, maar die zich niet verhouden tot de hoeveelheid werk die erin zit. Als de motie wordt aangenomen, wordt die natuurlijk opgepakt door het kabinet en ongetwijfeld ook door mijn opvolger.

De voorzitter:

Maar mevrouw Bromet lijkt te impliceren dat de verwijzing naar een grondwetswijziging zegt dat het gaat om brutering van het inkomen. Leidt dat tot een andere appreciatie van de motie?

Minister Schoof:

Nee.

De voorzitter:

Daarmee is de motie op stuk nr. 8 nog steeds ontraden. Tot slot, mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik zal overwegen om het woord "brutering" op te nemen als dat voor het kabinet duidelijker is. Ik zou ook willen zeggen: er is al een motie aangenomen. Het kabinet kan dus nu net doen alsof deze motie het allemaal veel ingewikkelder maakt, maar ik zou ook wel hopen dat het kabinet de wens van de Kamer respecteert. Wij hebben dit debat maar één keer per jaar. Als we elk jaar moeten vragen hoe het ervoor staat en achtereenvolgende premiers dan steeds zeggen "moeilijk, moeilijk, moeilijk", dan kan ik de volgende keer ook beter thuisblijven.

Minister Schoof:

Dat zou ik noch de volgende premier noch een Kamerlid toewensen, want ik denk dat we altijd het debat met elkaar moeten blijven voeren. Vorig jaar hebben we dit debat inderdaad ook gevoerd, maar was er grote onduidelijkheid en kon de Kamer uiteindelijk ook niet tot overeenstemming komen over de vraag of het over brutering of over halvering van het inkomen ging. Dat was echt een fors onderdeel van het debat. Daar ging het een groot gedeelte van het debat over. Vandaar dat ik wel blij ben met de helderheid die nu in deze motie wordt gegeven.

Voorzitter, de motie blijft ontraden.

De voorzitter:

Daarmee blijft, ongeacht de formulering, de appreciatie "ontraden" op de motie op stuk nr. 8 overeind?

Minister Schoof:

Ja.

De motie op stuk nr. 9 is niet aan mij. Die is aan het Presidium.

De voorzitter:

Ja.

Minister Schoof:

Ik onthoud mij van commentaar daarover.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 10.

Minister Schoof:

De motie op stuk nr. 10, over de transparantieverplichting, krijgt het oordeel ontraden. Ik verwijs naar het debat waarin ik al gewezen heb op de grondwetsartikelen 10 en 41.

De motie op stuk nr. 11 over het indexeren van de loonontwikkeling van de A-component van de uitkering ontraad ik. Dat is een wijziging van de CAO Rijk naar een gemiddelde cao. Daarvoor moeten we met een tweederdemeerderheid het financieel statuut gaan wijzigen. Ontraden.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van het kabinet en dus aan het einde van de behandeling van de begrotingen Algemene Zaken en de Koning.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zal dinsdag gestemd worden en over de begrotingen pas na de behandeling van alle andere begrotingen.

Ik wil de minister-president van harte bedanken voor zijn aanwezigheid, de beantwoording van de gestelde vragen en het gevoerde debat. Ik dank de aanwezige Kamerleden en de collega's van de Kamerorganisatie. Ik sluit de vergadering van 9 december 2025.

Sluiting