Eindevaluatie Nationaal Programma Onderwijs in het vervolgonderwijs (mbo, hbo, en wo) en onderzoek
Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Brief regering
Nummer: 2025D50712, datum: 2025-12-08, bijgewerkt: 2025-12-09 10:28, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Beslisnota bij Eindevaluatie Nationaal Programma Onderwijs in het vervolgonderwijs (mbo, hbo, en wo) en onderzoek
- NP ONDERWIJS IN MBO, HBO, WO EN ONDERZOEK EINDEVALUATIE
- Figuren en tabellen
- Kwalitatieve evaluatie Nationaal Programma Onderwijs mbo/hbo/wo (2021-2024)
Onderdeel van kamerstukdossier 31524 -689 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie.
Onderdeel van zaak 2025Z21434:
- Indiener: G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-12-09 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-12-18 10:15: Procedurevergadering Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG |
|---|
| Datum | 8 december 2025 |
|---|---|
| Betreft | Eindevaluatie Nationaal Programma Onderwijs in het vervolgonderwijs (mbo, hbo, en wo) en onderzoek |
Middelbaar Beroeps Onderwijs Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl Contactpersoon |
Onze referentie 55403746 |
Bijlagen 3 |
Bijna 6 jaar geleden verstoorde de coronapandemie het Nederlandse onderwijs abrupt. Klaslokalen, werkplaatsen en collegezalen bleven leeg. Studenten volgden hun opleiding online, of met sterke beperkingen op locatie. Dat het onderwijs doorging, zegt veel over de veerkracht van studenten en docenten. Desondanks liet de coronacrisis duidelijke sporen na. Studenten liepen studievertragingen op en hun mentale welzijn ging achteruit.
In het voorjaar van 2021 deed het kabinet met het Nationaal Programma Onderwijs (hierna: NP Onderwijs) een eenmalige investering van € 8,5 miljard in het onderwijs. Met het geld konden onderwijsinstellingen werken aan herstel en hun studenten en onderzoekers in tijdelijke dienst ondersteunen.
Eind 2024 liep het NP Onderwijs in het vervolgonderwijs en onderzoek ten einde. Onderwijs- en onderzoeksinstellingen legden eindverantwoording af over hun deel van het programma en er werden twee evaluatierapporten opgesteld (zie de bijlagen 1 en 2).1 Nu maak ik de balans op: wat heeft het programma ons gebracht en welke lessen nemen we mee naar de toekomst? In deze brief informeer ik uw Kamer daarover.
Ik constateer dat het NP Onderwijs in het vervolgonderwijs heeft bijgedragen aan het weer op koers brengen van studenten. De studievertraging door de pandemie en de coronamaatregelen is flink teruggelopen en het studentenwelzijn is wezenlijk verbeterd. Ook de stageproblematiek is goeddeels opgelost. Bovendien zijn een groot aantal onderzoekers geholpen om hun onderzoek in die moeilijke periode af te ronden. Verder is duidelijk geworden dat we de effecten van de pandemie niet binnen een paar jaar helemaal kunnen herstellen. De coronaperiode heeft ook kwetsbaarheden in het onderwijs, die al langer bestonden, zichtbaarder gemaakt. Ik onderschrijf in belangrijke mate de getrokken conclusies en geleerde lessen uit de beide evaluaties:
De school is een cruciale ontmoetingsplaats voor persoonlijke ontwikkeling – van de kleutertijd tot en met het vervolgonderwijs. De coronaperiode heeft dat pijnlijk duidelijk gemaakt. Sociale interactie is een van de fundamenten waarop het onderwijs is gebouwd. Schoolsluitingen moeten daarom worden voorkomen of tot het uiterste worden beperkt.
Bepaalde groepen studenten zijn meer getroffen door de pandemie dan andere. Bijvoorbeeld studenten in een kwetsbare positie. Zij dragen studievertragingen en sociaal-emotionele problemen in hun studietijd langere tijd met zich mee. En juist voor deze studenten zijn maatregelen als inhaallessen en bijscholing buiten schooltijden minder effectief. Voor hen werkt gerichte en intensieve begeleiding beter. Ook begeleiding en coaching door oudere medestudenten werken goed. Deze vormen van hulp zijn laagdrempelig en maken gevoelige zaken rondom sociaal en mentaal welbevinden makkelijker bespreekbaar.
Studenten die een nieuwe (vervolg)opleiding startten tijdens een lockdown en studenten die gebruik hebben gemaakt van de versoepelde examenregels bleken kwetsbaar. Zij vielen, en vallen, flink vaker uit in het vervolgonderwijs. De versoepeling van de examens moest studenten in een moeilijke tijd voortgang en een succesbeleving gunnen, maar pakte niet voor hen allemaal goed uit. Juist studenten in een kwetsbaardere positie startten hun nieuwe (vervolg)opleiding met te weinig bagage. Daar komt bij dat het extra moeilijk is om tijdens een lockdown aansluiting te vinden bij je studiegenoten, terwijl de oude sociale context ook nog eens deels wegvalt.
Ondanks de moeilijke omstandigheden is er in de coronajaren een stille onderwijsrevolutie op gang gekomen die nog steeds voortduurt. Veel studenten en docenten vinden het nu vanzelfsprekend, maar online-onderwijs en nieuwe technologie hebben het onderwijs getransformeerd, en blijven dat doen. Denk aan de mogelijkheid om onderwijs te blijven volgen bij ziekte, meer plaats- en tijdonafhankelijk studeren en door meer maatwerk te bieden. Een gunstige bijkomstigheid van de coronaperiode is bovendien dat de vaardigheden van onderwijspersoneel op digitaal gebied flink zijn verbeterd.
Het sociaal-emotioneel welzijn van studenten is sterk verweven met hun motivatie en studievoortgang. Dat heeft de coronapandemie onmiskenbaar blootgelegd. Ook de instellingen zijn hiervan doordrongen en zetten hierin stappen richting de toekomst. Zo gaat een deel van de middelen uit de Werkagenda mbo bijvoorbeeld naar het blijvend ondersteunen van studentenwelzijn.
Door corona onderkennen we het belang van een ‘zachte landing’ van nieuwe studenten op de opleiding meer dan voorheen. Introductieprogramma’s en intensieve begeleiding gedurende die eerste maanden op de nieuwe opleiding zijn van groot belang. Het loont om te investeren in een goede start. Die investering betaalt zich gedurende de studie uit.
Hulp helpt. Het klinkt misschien voor de hand liggend, maar het is een van de belangrijkste lessen van het NP Onderwijs. Hulp helpt echt: studenten die aangeven dat ze voldoende hulp van hun opleider hebben ontvangen, doen het aanmerkelijk beter. Deze studenten hebben aanmerkelijk minder welzijns- en motivatieproblemen, minder studievertraging en ze vallen veel minder vaak uit. Dat geldt ook voor studenten in een kwetsbare positie die aangeven dat ze voldoende hulp hebben ontvangen.
Leeswijzer
Deze brief gaat, zoals gezegd, over de evaluatie van het NP Onderwijs in
het vervolgonderwijs en onderzoek. Uw Kamer ontvangt een aparte brief
over de evaluatie van het NP Onderwijs in het funderend onderwijs.
In het vervolg van deze brief leest u:
de ontstaansgeschiedenis en inhoud van het programma op hoofdlijnen;
de opbrengsten van het programma;
mijn visie op het NP Onderwijs als beleidsinstrument.
Voor een uitgebreider beeld verwijs ik de leden graag door naar de evaluatierapporten bij deze brief en de eerdere brieven en rapporten over het NP Onderwijs die uw Kamer heeft ontvangen.2
Terug naar 2020: corona breekt uit
In maart 2020 bereikte het coronavirus Nederland. De toenmalige
regering nam ingrijpende maatregelen om de verspreiding van het virus
tegen te gaan. Zo wilde de regering de druk op de zorg verlichten en
mensen met een kwetsbare gezondheid beschermen. Fysiek contact werd door
de coronamaatregelen beperkt. Onderwijsinstellingen sloten hun deuren en
gingen (grotendeels) over op online-onderwijs. Studenten konden door de
maatregelen geen, of beperkt, stages en coschappen volgen. Ook lag hun
sociale leven zo goed als stil. Door de recessie die volgde nam de kans
op een baan na afstuderen ook nog eens hard af.
NP Onderwijs: investeren in het vervolgonderwijs
Het kabinet investeerde € 2,7 miljard van de in totaal € 8,5 miljard aan
NP Onderwijsgelden in het vervolgonderwijs en onderzoek. In bijlage 3
treft u een overzicht waaraan dit geld is besteed, en ook een tijdslijn
met het verloop van de pandemie en het NP Onderwijs.
Een belangrijk deel van de middelen (circa € 1,1 miljard) werd als
financiële ondersteuning voor studenten ingezet. Bijna een half miljard
euro diende om onderwijsinstellingen te compenseren voor het toegenomen
aantal studenten in het eerste coronajaar. Minder jongeren kozen toen
voor een tussenjaar en er was minder kans was op een baan door de
economische recessie. Ook leidde de versoepeling van de examenregeling
ertoe dat vrijwel alle leerlingen in hun examenjaar van het voortgezet
onderwijs doorstroomden naar het vervolgonderwijs. Instellingen kregen
ongeveer € 1 miljard om hun studenten en onderzoekers te ondersteunen.
Het merendeel van deze middelen ging naar instellingen via de
‘corona-enveloppe’: een toevoeging aan de lumpsum. Tenslotte konden onze
leerbedrijven dankzij de extra middelen de maximale vergoeding blijven
ontvangen voor de begeleiding van bbl-studenten.
Deze evaluatie gaat met name in op de corona-enveloppe en de ophoging van het budget voor de Subsidieregeling praktijkleren. De andere bedragen zijn (eenmalige) tegemoetkomingen ten behoeve van studenten.
De bestuursakkoorden NP Onderwijs
Om de besteding van de corona-enveloppe in goede banen te leiden, sloot
de toenmalige minister van OCW in het voorjaar van 2021 twee
bestuursakkoorden met de sector- en koepelorganisaties in het mbo, hbo
en wo. Eén akkoord voor het onderwijs en één voor de ondersteuning van
onderzoekers in tijdelijke dienst3. In deze akkoorden
werden de doelen en een keuzelijst van maatregelen vastgelegd waaraan
instellingen de corona-enveloppe konden besteden.
De urgentie van de situatie leidde tot het besluit om de NP
Onderwijsgelden niet als subsidie, maar als aanvullende bekostiging aan
de instellingen te geven. Zo konden zij het geld snel, en zonder veel
administratieve lasten, ontvangen. De bestuursakkoorden gaven kaders,
maar daarbinnen ook keuzevrijheid voor de instellingen om het geld te
besteden naar hun eigen behoeften en inzichten. Nog die zomer en herfst
stelden alle onderwijsinstellingen een bestedings- en activiteitenplan
op. De medezeggenschapsraden van de instellingen gaven hun akkoord op de
plannen.
€ 162 miljoen uit de corona-enveloppe was bestemd voor de ondersteuning
van onderzoekers in tijdelijke dienst. Door de coronamaatregelen
verloren zij (deels) de toegang tot hun werkplekken en laboratoria. Het
bestuursakkoord onderzoek stelde de kaders voor de verdeling en
toekenning van dit bedrag. Dit betrof vooral contractverlenging voor
onderzoekers om hun onderzoek af te ronden. Tot slot staan in beide
akkoorden afspraken over de monitoring van de bestedingen, activiteiten
en geboekte resultaten.
Wat is er bereikt?
Vanaf het begin was duidelijk dat een zuivere analyse van de effecten
van het NP Onderwijs op het welzijn en de studievoortgang van studenten
niet mogelijk zou zijn. Een compleet beeld van studievertragingen en
studentenwelzijn aan de start van de coronaperiode ontbrak. We weten
echter wel veel over de schoolloopbanen van studenten voor, tijdens en
na de pandemie. Ook het welzijn van studenten is gedurende de looptijd
van het programma gemeten.
Het uitgangspunt van het NP Onderwijs was om studievertragingen weg te werken en het mentaal welzijn van studenten te verbeteren. Nu, aan het eind van het programma, is de belangrijkste vraag: is dat gelukt? Hebben we onze studenten met het NP Onderwijs op weg kunnen helpen en de ondersteuning kunnen bieden die nodig was?
Financiële compensatie
Door lockdowns en andere coronamaatregelen kregen studenten niet altijd
het onderwijs waar ze normaal gesproken op mochten rekenen. Als
tegemoetkoming ontvingen zij een halvering van het les-, cursus- of
collegegeld. Wanneer studenten daar recht op hadden, ontvingen zij ook
een tegemoetkoming op hun beurs en een verlenging van hun
studentenreisproduct (met 1 jaar).
Terug op koers
Veel studenten waren in het studiejaar 2024-2025 weer op koers, blijkt
uit de cijfers. De schade aan hun schoolloopbaan is beperkt gebleven.
Maar, onze studenten zijn niet helemaal zonder schade uit de pandemie
gekomen. Nog altijd heeft een deel van hen het gevoel dat zij door de
coronaperiode minder hebben geleerd. Het goede nieuws is dat studenten
aangeven dat studievertraging als gevolg van corona hard gedaald
is en goeddeels tot het verleden behoort. Ook uit de studie van DUO
blijkt dat studieloopbanen voor een groot deel zijn hersteld.4
Dat is in de eerste plaats de verdienste van studenten zelf, en van hun docenten. Lang niet alle studenten hadden hulp nodig. In het universitair onderwijs gaf meer dan de helft van de studenten aan geen hulp nodig te hebben. In het mbo hadden 4 van de 5 studenten wel een hulpbehoefte. De geboden hulp en financiële ruimte vanuit het NP Onderwijs hebben bijgedragen aan het herstel. Dat is een mooie prestatie. Temeer omdat het onderwijs tijdens de looptijd van het programma nog verschillende keren met lockdowns werd geconfronteerd.
Ik zie ook herstel van het studentenwelzijn. Veel onderwijsinstellingen verlegden gaandeweg een deel van hun inspanningen en maatregelen naar dit thema. Zeker toen bleek dat een deel van de studenten door de herhaalde lockdowns in een sociaal isolement terechtkwamen en hun sociale vaardigheden en mentaal welzijn afnamen. De instellingen gebruikten de coronagelden om hun zorgstructuur op- en uit te bouwen.
De afgelopen drie jaar is het aandeel studenten met een (zeer) slecht mentaal welzijn gedaald van bijna 25 procent in 2022 naar ongeveer 13 procent in het voorjaar van 2025. De percentages liggen in het hbo en wo iets hoger dan in het mbo. Ook zijn door de instellingen waar de problemen het omvangrijkst waren de grootste stappen gezet. Dat betekent overigens niet dat we geen aandacht voor studentenwelzijn moeten houden.
Het is verder de vraag of de studievertragingen en mentale problemen die nu spelen, nog steeds te maken hebben met de coronapandemie. Sinds 2020 is er immers veel gebeurd in de wereld. Veel daarvan heeft invloed op de leefwereld van jongeren.
Een andere ontwikkeling is dat de tekorten aan stage- en leerwerkplekken vrijwel zijn opgelost. In het eerste en tweede coronajaar kampte het mbo nog met een fors opgelopen tekort aan stages en leerwerkplekken (22.000). Dit kwam, onder andere, doordat vooral bedrijven waar mensen veel (fysiek) contact hadden hun deuren tijdelijk moesten sluiten. Momenteel is het tekort daaraan gedaald naar ongeveer 4000 stageplekken, dat is 1,4 procent van het totaal aantal stage- en leerwerkplekken. In het hbo zie ik een vergelijkbare ontwikkeling. Aanvankelijk nam voor de afgestudeerde studenten ook de kans op een baan sterk af. De jeugdwerkloosheid steeg in het eerste coronajaar naar een hoog niveau. Hierdoor kozen studenten vaker voor een andere-, of een vervolgopleiding in plaats van een onzekere zoektocht naar een baan. Ook hier zie ik, in de daaropvolgende jaren, een snel herstel.
Hier is een compliment op zijn plaats aan de onderwijsinstellingen en leerbedrijven die hebben samengewerkt om deze problemen het hoofd te bieden. Zo zetten werkgevers stage- en bbl-plekken zoveel mogelijk voort; ook al was dat bedrijfseconomisch een uitdaging. Hierdoor werden stage- en leerwerkachterstanden snel ingehaald toen de deuren van de bedrijven en instellingen weer opengingen. En daarbij duidt het huidige, kleine tekort meer op frictie tussen vraag en aanbod dan op daadwerkelijke schaarste. De maatregel om de Subsidieregeling praktijkleren op peil te houden werkte hier goed, net als de hulpprogramma’s van de overheid voor het bedrijfsleven. De maatregelen versterkten elkaar.
Studenten in een kwetsbare positie
Al bij de start van het NP Onderwijs zagen we dat de coronapandemie
bestaande verschillen in het onderwijs uitvergrootte.
Onderwijsinstellingen hadden voor de pandemie al moeite om studenten in
een kwetsbare positie te bereiken. De coronacrisis maakte dit nog
moeilijker. Dat zie ik ook terug in de cijfers. Deze groep heeft meer
studievertraging opgelopen en hogere uitvalcijfers. Een deel van deze
studenten is uitgevallen en ook niet meer teruggekomen in het onderwijs.
Een ander deel wisselde veelvuldig van opleiding en liep daardoor
vertraging op.
Uit beide evaluatieonderzoeken blijkt dat onderwijsinstellingen de ’gemiddelde’ student behoorlijk goed hebben bereikt. Maar voor studenten in een kwetsbare positie blijkt een andere aanpak nodig, met meer individuele aandacht en maatwerk. In het bijgevoegde evaluatieonderzoek van Berenschot staan mooie voorbeelden van instellingen die met een gerichte aanpak voor deze groep resultaten boeken. Instellingen deelden ook goede voorbeelden op het NP Onderwijs Kennisfestival in 2024. Meer dan 400 professionals uit het vervolgonderwijs kwamen hier samen om de geleerde lessen en opbrengsten uit de coronaperiode met elkaar te delen en het onderwijs verder te versterken.
De langere termijn
De impact van de coronatijd is niet voor elke student hetzelfde geweest.
Dit lijkt ook mede afhankelijk te zijn van het punt in hun
studieloopbaan waar studenten zich in die periode bevonden, zo blijkt
uit de cohortstudie van DUO.5 En nog altijd starten
eerstejaarsstudenten in het vervolgonderwijs met achterstanden op het
gebied van taal en rekenen, sociale vaardigheden en vakvaardigheden.
Er is een forse groei van het aandeel ongediplomeerde leerlingen vanuit het voortgezet onderwijs dat instroomt in het vervolgonderwijs. Dit is een verontrustende ontwikkeling, omdat instellingen moeite hebben om studieuitval bij deze groep te beperken. Ook studenten die tijdens de pandemie gebruik hebben gemaakt van de versoepelde examenregels in het voortgezet onderwijs, hebben een verhoogde kans op uitval; zowel in hun eerste studiejaar als in de jaren daarna. Dit gebeurt ondanks dat veel instellingen in het vervolgonderwijs hun nieuwe studenten intensief begeleiden met, bijvoorbeeld, uitgebreide introductieprogramma’s, peer-to-peer begeleidingsprogramma’s en coaching.
Onderzoekers in tijdelijke dienst
Uit de evaluatierapporten blijkt dat zo’n 9200 onderzoekers bij
universiteiten, hogescholen, UMC’s en publieke onderzoeksorganisaties
vanuit het NP Onderwijs extra tijd en geld hebben gekregen om hun werk
voort te zetten en af te ronden. Het NP Onderwijs heeft eraan
bijgedragen dat veel onderzoekers in tijdelijke dienst in staat waren
hun onderzoek af te ronden. De wetenschap behield hiermee jonge
onderzoekers die anders mogelijk waren uitgevallen of hun onderzoek niet
hadden afgerond.
Uit het evaluatieonderzoek blijkt overigens dat de geboden verlenging voor sommige onderzoekers niet voldoende was om de ervaren vertraging volledig te compenseren. Toch zijn onderzoekers, instellingen en koepelorganisaties over het algemeen tevreden over het programma en het grote aantal onderzoekers dat hiermee is geholpen. Zij waardeerden dat het bestuursakkoord onderzoek voldoende ruimte bood om maatwerk te kunnen leveren.
Het NP Onderwijs als beleidsinstrument6
De bestuursakkoorden zijn snel tot stand gekomen en bevatten brede
kaders. Dat ervaren alle betrokken partijen als zeer behulpzaam. Het
stelde de instellingen, naar eigen zeggen, in staat om de gevolgen van
de pandemie en de coronamaatregelen te verzachten, op een manier die
paste bij hun situatie. Bestuurders en NP Onderwijscoördinatoren bij de
instellingen geven aan dat het programma en de akkoorden hun voldoende
eigen regelruimte gaven. Dit zorgde bij de onderwijsteams voor een
gevoel van eigenaarschap en erkenning, zo blijkt uit de kwalitatieve
evaluatie.
De betrekkelijk korte looptijd en de grote hoeveelheid middelen maakten het wel uitdagend om de programma’s te bemensen. Naar schatting is bijna 90% van het geld besteed aan extra personeel om de maatregelen uit te kunnen voeren. Instellingen breidden contracten van zittend personeel uit en trokken nieuw - vooral tijdelijk - personeel aan. Een prestatie van formaat in tijden van krapte op de arbeidsmarkt. Het aantal docenten en ondersteuners, studentpsychologen en onderwijsassistenten steeg tijdelijk flink. Daarnaast deden instellingen een beroep op (ouderejaars)studenten, studentassistenten en alumni. Door deze maatregelen werd extra begeleiding en gerichte groepsverkleining mogelijk. Met ingang van 2023 zien we een afbouw van de inzet van extra personeel. Wel behielden onderwijsinstellingen functies gericht op het mentale welzijn van studenten.
De onderzoekers komen tot de conclusie dat het voldoende aannemelijk is dat de manier waarop het programma is vormgegeven en ingevuld, in de toenmalige context effectief is geweest. Ik kan me in die conclusie vinden.
Samen leren, samen stappen zetten
Er is veel waardering voor de gezamenlijke aanpak tijdens de uitvoering
van het programma en voor de afstemming tussen de sectororganisaties,
bonden, studentenorganisaties en OCW. Men vond het verrijkend om over de
grenzen van sectoren heen te kijken, van elkaar te leren en studenten,
bonden, werkgevers en onderwijs- en onderzoeksinstellingen bij elkaar
aan tafel te hebben. Hun verschillende perspectieven gaven meer scherpte
en diepte aan het programma. Deze werkwijze pas ik nu ook toe bij de
Werkagenda en het Stagepact mbo.
De administratie rond de monitoring en verantwoording van het programma was voor de meeste instellingen behapbaar. Inmiddels hebben alle instellingen hun jaarverslag 2025 ingeleverd. Uit de analyse van de jaarverslagen leren we dat nagenoeg alle middelen zijn besteed en verantwoord.7
Tot slot
Ik sluit af met de constatering dat voorkomen beter is dan genezen. We moeten schoolsluitingen, waar mogelijk, voorkomen. De belangrijkste les uit de coronaperiode is dat studenten fysiek onderwijs niet kunnen missen. Online-onderwijs kan daar een aanvulling op zijn, maar is op de langere termijn geen vervanging. Het digitale klaslokaal kan niet bieden wat onderwijs over de volle breedte moet bewerkstelligen.
Onze studenten hebben in de coronajaren een forse prijs betaald. Met behulp van het NP Onderwijs hebben we die prijs en de nadelige gevolgen (deels) kunnen verzachten. Voor alle studenten is het zo dat zij de tijd nooit meer terugkrijgen: deze jaren waren een periode van relatieve stilstand in een vormende periode van hun leven. Dit is een prijs die in de toekomst meer en beter tot zijn recht mag komen in de politiek-bestuurlijke afwegingen.
Het NP Onderwijs is het in mijn ogen dan ook waard geweest als poging om onze studenten weer op koers te krijgen.
Tot slot, wil ik nogmaals mijn grote waardering uitspreken voor de inzet en veerkracht van iedereen die samen de schouders eronder heeft gezet om te werken aan herstel: studenten, docenten, coördinatoren en bestuurders in (en rond) het onderwijs en iedereen die betrokken was bij dit unieke programma.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gouke Moes