Eindrapport over het Nationaal Programma Onderwijs - funderend onderwijs
Primair Onderwijs
Brief regering
Nummer: 2025D50699, datum: 2025-12-08, bijgewerkt: 2025-12-09 10:12, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.M. Becking, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Van crisis naar kans. Eindrapportage over het Nationaal Programma Onderwijs in het funderend onderwijs
- Evaluatie Nationaal Programma Onderwijs funderend onderwijs
- Het verhaal achter de cijfers. Een verkenning van verklaringen voor uiteenlopende leerprestaties in het funderend onderwijs na de coronaperiode
- Addressing Learning deficits and Student Well-being: International Insights for the Evaluation of the Dutch National Education Programme
- Ontwikkeling in de leergroei in het basisonderwijs vijf jaar sinds COVID-19
- Financiële Verantwoording NP Onderwijs 2025
- Beslisnota bij Eindrapport over het Nationaal Programma Onderwijs - funderend onderwijs
- De kenniscommunity als proeftuin. Evaluatie kenniscommunity van het Nationaal Programma Onderwijs
- Vaardigheid Examenkandidaten 2025
- Trends in het voortgezet onderwijs 2025. De ontwikkelingen binnen het leerlingvolgsysteem van 2019 - 2025
- Blijf bij de les! NP Onderwijs: we blikken terug en kijken vooruit. Najaar 2025
- Leren en groeien in crisistijd .Leerlingen over hun ervaringen met het Nationaal Programma Onderwijs tijdens en na Corona. Overkoepelende Analyse vs 1 december 2025
Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -858 Primair Onderwijs.
Onderdeel van zaak 2025Z21433:
- Indiener: K.M. Becking, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-12-09 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-12-18 10:15: Procedurevergadering Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG |
|---|
| Datum | 8 december 2025 |
|---|---|
| Betreft | Eindrapport over het Nationaal Programma Onderwijs - funderend onderwijs |
Onderwijsprestaties en Voortgezet Onderwijs Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl Contactpersoon |
Onze referentie 53252023 |
| Bijlagen |
| 11 |
In maart 2020 brak de COVID-19-pandemie in ons land uit. De pandemie veranderde veel, ook in het funderend onderwijs. Op meerdere momenten waren klaslokalen grotendeels leeg en kregen leerlingen afstandsonderwijs. Ondanks alle inspanningen van onderwijspersoneel, leerlingen en ouders, had de pandemie direct grote gevolgen voor leerlingen. Een groot deel van de leerlingen liep een leervertraging op en de kansenongelijkheid werd vergroot. Ook stond het welbevinden van veel leerlingen onder druk. Deze uitdagingen voor het onderwijs kwamen bovenop een neerwaartse trend in onderwijsprestaties in de jaren voorafgaand aan corona. Daarom is in 2021 besloten tot het Nationaal Programma Onderwijs (hierna: NP Onderwijs). Het programma richtte zich op het herstellen van door de pandemie ontstane leervertragingen, het verminderde welbevinden en de verminderde kansengelijkheid van leerlingen. Alle scholen en gemeenten in Nederland ontvingen geld uit het programma. Eind schooljaar 2024-2025 liep het programma af.
Sinds de start van het NP Onderwijs hebben scholen en gemeenten alles op alles gezet om het onderwijs zo goed mogelijk door te laten gaan en te zorgen voor herstel. De belangrijkste conclusies die uit de evaluatie van het NP Onderwijs naar voren komen zijn1:
Leervertragingen door de pandemie zijn voor leerlingen in het basisonderwijs ingehaald. Leerprestaties zijn hier weer op niveau van voor de pandemie.
Leerprestaties in het voortgezet onderwijs geven een wisselend beeld weer en vragen om blijvende aandacht.
De terugval in kansengelijkheid door de pandemie in het basisonderwijs is ingelopen. Ondanks dat een crisis vaak juist kwetsbare leerlingen meer treft, zijn scholen in het basisonderwijs in Nederland erin geslaagd dit tijdens de looptijd van het NP Onderwijs geheel te keren.
Leren staat niet los van welbevinden. Er is herstel zichtbaar in het welbevinden van leerlingen en schoolleiders en personeelsleden geven aan meer aandacht te hebben voor welbevinden; dit is goed voor het welzijn van leerlingen en een randvoorwaarde voor goede leerprestaties.
Deze opbrengsten zijn een directe weerspiegeling van de tomeloze inzet en toewijding van scholen, besturen en andere onderwijsprofessionals. Terwijl de pandemie aan het begin van het NP Onderwijs weer oplaaide, hebben zij het programma direct omarmd. Daar wil ik mijn waardering en dank voor uitspreken. Ook de opzet van het programma, waarin evidence-informed werken gestimuleerd werd en het geld terecht kwam waar het het hardst nodig was, hielpen hierbij.
In het vervolg van deze brief wordt dieper ingegaan op de hierboven genoemde conclusies. De Kamer is via zes voortgangsrapportages jaarlijks geïnformeerd over de voortgang. De eindrapportage van het NP Onderwijs en de onderzoeksrapporten die in deze brief centraal staan, zijn als bijlage bij deze brief opgenomen. In 2026 volgen nog: de laatste verantwoordingsgegevens over 2025, schoolloopbanenrapport 2026 NP Onderwijs en de verdiepende analyse tussen welbevinden en schoolloopbanen.
Leeswijzer
In deze brief wordt eerst teruggeblikt op de aanleiding en het doel van het NP Onderwijs. Vervolgens wordt ingegaan op de opbrengsten en geleerde lessen van het programma.
Een integraal programma voor herstel van leerprestaties en welbevinden
De COVID-19-pandemie veroorzaakte wereldwijd een grote verschuiving in het onderwijs2. Door plotselinge schoolsluitingen moesten scholen razendsnel overschakelen op afstandsonderwijs, wat hen voor immense uitdagingen stelde. Naast de logistieke en didactische uitdagingen, zorgde ook de uitval van ziek personeel en leerlingen voor verstoringen in het leerproces. Bovendien leidde de crisis tot een pijnlijk tekort aan sociaal contact tussen leerlingen onderling. De impact hiervan werd snel zichtbaar. Leerlingen kregen te maken met grote leervertragingen, hun welbevinden stond steeds meer onder druk en de kansengelijkheid van leerlingen verminderde. Het basisonderwijs en speciaal (basis) onderwijs zijn in totaal 13 weken gesloten geweest3. Het basisonderwijs is daarbij ook 4 weken gedeeltelijk gesloten (50%) geweest. Het voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs zijn in totaal 18 weken gesloten geweest. Daarbij heeft gedurende 15 weken een afstandsmaatregel van 1,5 meter gegolden in het vo en vso, waardoor niet alle leerlingen tegelijkertijd op school konden zijn4. De gevolgen van deze schoolsluitingen werden snel duidelijk. Onderzoek liet bijvoorbeeld al snel zien dat de eerste schoolsluiting gemiddeld tot 7-8 weken leervertraging in het basisonderwijs leidde5.
De urgentie om deze problemen aan te pakken was groot. Onder andere door de Kamer, maar ook door gemeenten en het onderwijs zelf, werd opgeroepen om tot een steunprogramma voor het onderwijs te komen. Begin 2021, nog tijdens de pandemie, kwam daardoor het NP Onderwijs tot stand. Vanwege de urgentie moest het geld zo snel mogelijk bij scholen terechtkomen. Daarom is ervoor gekozen het meeste geld via aanvullende bekostiging uit te keren. Het alternatief, een subsidie, zou ondoenlijk zijn geweest voor scholen in deze crisisperiode. Via het NP Onderwijs stelde het kabinet €8,5 miljard beschikbaar voor het hele onderwijs, van funderend tot hoger onderwijs. Voor het funderend onderwijs was in totaal €5,8 miljard beschikbaar. Dit geld werd ingezet om de doelen van het NP Onderwijs te realiseren:
De leerprestaties van leerlingen zo snel mogelijk, maar in ieder geval aan het einde van het NP Onderwijs, weer op het pre-COVID-19 peil te krijgen.
Scholen mitigeren en/of voorkomen de impact van de pandemie op de schoolloopbanen van leerlingen, en doen dit voor het einde van het NP Onderwijs.
De kansenongelijkheid, die tijdens de pandemie is toegenomen, is voor het eind van het NP Onderwijs hersteld. Dit geldt zowel voor de leerprestaties als voor de schoolloopbanen van leerlingen.
Scholen hebben tijdens het programma aandacht voor het welbevinden, de executieve vaardigheden en sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen.
Het NP Onderwijs kwam in korte tijd en onder aanzienlijke tijdsdruk tot stand. Dat maakt het des te bijzonder dat via het programma nieuwe werkwijzen op grote schaal zijn toegepast. Zo was het NP Onderwijs het eerste programma in Nederland waarin scholen dringend werd geadviseerd gebruik te maken van effectieve interventies, die zijn onderbouwd met wetenschappelijke kennis. Ook zijn in de beginfase van het programma heldere doelen geformuleerd, die via uitgebreide monitoring tijdens de hele looptijd van het programma zijn gevolgd; iets dat voorheen ongebruikelijk was bij onderwijsinvesteringen. De Algemene Rekenkamer beschreef deze doelen dan ook als een doorbraak in het denken over de relatie tussen financiële en inhoudelijke informatie, en de verantwoording erover.
Opbrengsten NP Onderwijs
Leerprestaties in basisonderwijs hersteld
In het basisonderwijs zien we dat de leergroei van leerlingen in schooljaar 2024 – 2025 vergelijkbaar is met de periode vóór COVID-19 voor begrijpend lezen, spelling en rekenen-wiskunde6. De leervertraging in het basisonderwijs, die was ontstaan tijdens de eerste jaren van pandemie, is daarmee ingelopen. Dit was essentieel voor het herstel van de ontwikkeling van leerlingen. Zo konden zij weer aansluiten bij het ontwikkelingsniveau dat zonder de pandemie mogelijk was geweest. Schoolleiders en personeel in het basisonderwijs geven aan ook positief te zijn over de resultaten van het programma7.
Leerprestaties geven wisselend beeld in het voortgezet onderwijs
In de onderbouw van het voortgezet onderwijs (de eerste drie leerjaren) zijn de leerprestaties ondanks alle inzet nog niet hersteld. Leerlingen hebben in het schooljaar 2024-2025 een lager vaardigheidsniveau8 voor Nederlands woordenschat en leesvaardigheid dan leerlingen pre-COVID-199. Ook bij rekenen-wiskunde is een daling te zien, hoewel deze minder sterk is dan bij Nederlands woordenschat en leesvaardigheid. Leerlingen hebben in schooljaar 2024-2025 wel een hoger vaardigheidsniveau voor Engels vergeleken met pre-COVID-19, met name voor woordenschat.
In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs zien we een wisselend beeld. Examenkandidaten hebben in schooljaar 2024-2025 geen lagere vaardigheid meer dan leerlingen pre-COVID-1910. Dit komt overeen met een langjariger beeld; eenmaal op het eindexamen laten leerlingen een stabielere leerprestatie zijn dan in de onderbouw. De gevolgen voor de doorstroom naar het vervolgonderwijs zijn daarmee beperkter dan je op basis van resultaten van leerlingen op 15-jarige leeftijd mag verwachten. Uitzondering hierop zijn havisten, waar wel een lagere vaardigheid zichtbaar is dan voor de pandemie. Ook hier zien we met name een stijgende vaardigheid bij Engels, en een dalende vaardigheid bij wiskunde.
Schoolloopbanen
De COVID-19-pandemie, het afstandsonderwijs en beleidsmaatregelen zoals het NP Onderwijs hebben in potentie niet alleen invloed gehad op de leerprestaties van leerlingen, maar ook op hun schoolloopbaan. Dit kan vervolgens invloed hebben gehad op hun leerprestaties. In het basisonderwijs zijn veranderingen in de schoolloopbaan van leerlingen tijdens en na de pandemie beperkt gebleven11. De impact op schoolloopbanen in het voortgezet onderwijs is groter geweest dan in het basisonderwijs. Direct na het uitbreken van de pandemie bleven leerlingen in het voortgezet onderwijs minder vaak zitten en lagen slagingspercentages hoger dan voorheen. Het is denkbaar dat dit een relatie heeft met de oproep aan scholen om coulanter om te gaan met overgangsnormen en met het niet doorgaan van het centraal eindexamen Men wilde namelijk niet dat leerlingen die door de pandemie hun potentie niet geheel konden laten zien, onnodig vertraging op zouden lopen, die ze richting het eindexamen of in het vervolgonderwijs weer in zouden kunnen halen.
Terugval kansengelijkheid ingelopen
Het onderwijs heeft de potentie om de grote gelijkmaker te zijn voor leerlingen uit verschillende achtergronden. Tijdens de directe uitbraak van corona is dat niet gelukt; zoals over de hele wereld zichtbaar was, worden juist leerlingen uit minder kansrijke achtergronden harder getroffen wanneer scholen sluiten of er sprake is van afstandsonderwijs. Het onderwijs is er echter in geslaagd om deze vergroting van kansenongelijkheid in te lopen tijdens corona. In het basisonderwijs zien we dat de door de COVID-19-pandemie toegenomen kansenongelijkheid inmiddels is ingelopen12. Leerlingen met praktisch opgeleide ouders hebben in schooljaar 2024-2025 een relatief gunstiger ontwikkeling in de leergroei vergeleken met pre-COVID-19 bij begrijpend lezen en spelling ten opzichte van leerlingen met theoretisch opgeleide ouders.
In het voortgezet onderwijs is geen informatie beschikbaar over het
verschil in de ontwikkeling van prestaties tussen leerlingen met
praktisch en theoretisch opgeleide ouders. Wel hebben onderzoekers in
beeld gebracht hoe de ontwikkeling is van vaardigheidsniveaus van
onderbouwleerlingen op scholen met verschillende achterstandsscores. Dit
inzicht lijkt aan te sluiten op het beeld in het primair onderwijs:
leerlingen op scholen met een hoge achterstandsscore hebben tijdens de
pandemie niet meer leervertraging opgelopen tijdens en na de pandemie
dan leerlingen op scholen met een lagere achterstandsscore. Dit
suggereert dat kansenongelijkheid na afloop van het NP Onderwijs niet is
toegenomen in het voortgezet onderwijs ten opzichte van
pre-COVID-19.
Herstel in welbevinden zichtbaar
Welbevinden, motivatie en leerresultaten kunnen niet los van elkaar
gezien worden. Tijdens de coronapandemie was een afname van de
levenstevredenheid van leerlingen zichtbaar: in 2021 tijdens de pandemie
gaven leerlingen in het voortgezet onderwijs hun leven gemiddeld een
7,113. In 2019, voor de pandemie, gaven
zij hun leven nog een 7,5. Vooral onder meisjes nam de tevredenheid af:
van een 7,3 in 2019 tot een 6,7 in 2021. Onder jongens bleef de daling
beperkt.
Tussen 2021 en 2023 steeg de levenstevredenheid weer, tot een 7,4 in 2023. Deze stijging zien we zowel bij jongens als bij meisjes. In het basisonderwijs zien we een soortgelijk beeld. In 2021 en 202214 gaven leerlingen in groep 8 hun leven gemiddeld een 8, ten opzichte van een 8,3 in 2017. Ook jongens in groep 8 zijn meer tevreden over hun leven dan meisjes. Het rapportcijfer dat jongens aan hun leven geven tussen 2017 en 2022 bleef ook redelijk gelijk, terwijl de levenstevredenheid van meisjes daalde: van een 8,2 in 2017 naar een 7,7 in 2021. In 2022 steeg hun tevredenheid licht, tot een 7,8.
Schoolleiders en personeelsleden maken zich na het NP Onderwijs minder vaak zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen en hun welbevinden, terwijl de zorgen hierover aan het begin van het NP Onderwijs fors waren. Aan het begin van de COVID-19-pandemie maakte 82% van de schoolleiders zich zorgen, in het najaar van 2025 is dit teruggelopen tot 41%.
De uitvoering van het NP Onderwijs verliep goed
Tijdens de pandemie zijn scholen direct voortvarend aan de slag gegaan met het NP Onderwijs. Omdat de vertragingen per school kunnen variëren, zijn scholen gestart met het uitvoeren van een schoolscan. Met deze scan brachten scholen de vertragingen en behoeften van hun leerlingen in kaart. De zorgen bleken in eerste instantie vooral groot over de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen, hun welbevinden en executieve vaardigheden.
Deze uitkomsten vormden daarmee de basis voor een schooleigen programma, waarin elke school beschreef hoe zij de door de pandemie ontstane vertragingen wilden aanpakken. Zij konden hiervoor gebruik maken van de door OCW aangeboden menukaart met evidence-informed interventies. Dat zijn aanpakken die hun bewezen effectiviteit vinden uit kennis, uit de wetenschap en de onderwijspraktijk. Te denken valt aan interventies zoals klassenverkleining, instructie in kleine groepen of de inzet van (extra) onderwijsassistenten. Per interventie stond in de menukaart aangegeven wat het verwachte effect van de interventie was, wat de kosten waren en hoe sterk het bewijs was. Het NP Onderwijs is toonaangevend met deze werkwijze: het is het eerste programma waarin scholen geadviseerd zijn gebruik te maken van evidence-informed interventies. Al snel gaven scholen ook aan dat dit het gesprek op school en in de lerarenkamer over wat effectief onderwijs is, heeft aangezet. Ook de kenniscommunity van het NP onderwijs heeft bijgedragen aan evidence informed werken op scholen, door kennis beter toegankelijk te maken, kennisdeling te stimuleren en door bewustwording te vergroten15. Daarnaast was een van de uitgangspunten van het NP Onderwijs dat ook de medezeggenschapsraad instemming gaf voor de besteding van het NP Onderwijsgeld. Een grote meerderheid van de scholen gaven in het jaarverslag over 2024 aan dit ook te hebben gedaan16.
Scholen positief over uitvoering
Scholen zijn er, ondanks de voortdurende pandemie en uitdagingen zoals het lerarentekort, goed in geslaagd hun schoolprogramma uit te voeren. 83% van de schoolleiders geeft dit aan17. Schoolleiders schrijven een succesvolle uitvoering met name toe aan een sterke samenwerking binnen het team, goede aansluiting van interventies bij de behoeften van leerlingen en het aansluiten bij bestaande schoolontwikkeling of verbetertrajecten. Het aandeel schoolleiders dat aangeeft dat de uitvoering minder goed is gelukt of hier neutraal over oordeelt, is beperkt. De meest genoemde knelpunten zijn drukte door andere onderwijsprioriteiten, een structureel tekort aan leraren en uitval van leraren door ziekte.
Gemiddeld hebben scholen tijdens het programma zeven interventies uitgevoerd. Met name instructie in kleine groepen (69-85% van de scholen18), de (extra) inzet van onderwijsassistenten (73-79% van de scholen) en interventies gericht op het welbevinden van leerlingen (70-91% van de scholen) bleken populair19. Ook bestuurders en personeelsleden zijn overwegend positief over de uitvoering: 84% van de bestuurders en 70% van de personeelsleden geeft dit aan. Bestuurders zijn met name positief over de beslissing om middelen direct naar de klas te laten gaan (95%). Ook de keuzeruimte voor scholen (90%) wordt positief beoordeeld.
Binnen het onderwijsveld zijn verschillende verklaringen genoemd voor de verschillen in herstel tussen het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs20. Deze zijn met name structureel en contextueel van aard. Structurele factoren die van invloed zijn geweest op het inlopen van de leervertragingen zijn bijvoorbeeld het lerarentekort en verschillen in onderwijskwaliteit. Voorbeelden van contextuele factoren zijn de mate van ouderbetrokkenheid en de geboden ondersteuning thuis. De invloed van beleidsmatige keuzes zoals kansrijk adviseren worden ook genoemd. Maatschappelijke trends spelen eveneens een rol, te denken valt aan veranderingen in leesmotivatie en toenemend schermgebruik die het leer- en concentratievermogen mogelijk beïnvloeden.
Bijna al het NP Onderwijsgeld besteed
Schoolbesturen hebben verantwoord hoe het NP Onderwijsgeld vanuit de aanvullende bekostiging is besteed21 en in welke mate de interventies van de menukaart ingezet zijn.
Tussen 2021 en 2024 hebben scholen in totaal € 3,4 miljard (83,5% van de direct ontvangen aanvullende bekostiging) van NP Onderwijsgeld besteed aan interventies22. Het meeste ging naar de extra inzet van personeel en ondersteuning: bijna 44%, wat neerkomt op € 1,4 miljard23. Hierna volgen andere interventies, zoals interventies voor effectiever onderwijs (17%, € 560 miljoen) en interventies voor meer onderwijs (13%, € 427 miljoen). In elk van de NP Onderwijsjaren gaat het meeste geld naar de extra inzet van personeel en ondersteuning, effectiever onderwijs en meer onderwijs. Op interventieniveau gaat het meeste geld naar de inzet van onderwijsassistenten (23%), gevolgd door instructie in kleine groepen (13%) en klassenverkleining (12%). Op bestuursniveau is iets meer dan € 600 miljoen besteed (14,8% van het ontvangen geld), vooral aan de extra inzet van personeel en ondersteuning (35%, € 214 miljoen). Op gepaste afstand volgen andere interventies, bijvoorbeeld voor effectiever onderwijs (16%, € 96 miljoen). Omdat het programma tot eind schooljaar 2024-2025 liep, ontbreken op dit moment de verantwoordingsgegevens over (het eerste halfjaar van) 2025. Zij komen in het najaar van 2026 beschikbaar.
Gemeenten focussen op sociaal-emotionele ontwikkeling
Ook gemeenten hebben met het NP Onderwijs sterk geïnvesteerd in verschillende maatregelen. Gemiddeld zetten gemeenten 5,5 interventies in24. Gemeenten hebben met name ingezet op sociaal-emotioneel vlak zoals schoolmaatschappelijk werk (59%), extra jeugdhulp in de school (55%) en activiteiten gericht op sport, cultuur of techniek (68%). Ruim de helft van de gemeenten richtte zich hierbij ook op specifieke doelgroepen, zoals leerlingen met mentale problemen en leerlingen in een kwetsbare thuissituatie. Voor de uitvoering van interventies werkten gemeenten vaak samen met partijen in het onderwijs (scholen en besturen) en kinder- en buitenschoolse opvang. Ook met jongerenwerk is frequent samengewerkt.
In de meeste gemeenten lukte het goed om de NP Onderwijsplannen uit te voeren. Acht op de tien gemeenten is, alles overziend, tevreden over de uitvoering van het NP Onderwijs25. Gemeenten schrijven een succesvolle uitvoering met name toe aan een sterke samenwerking met het onderwijs (89%), een sterke samenwerking met andere partijen (81%) en voldoende ruimte binnen bestedingsdoelen (78%).
4. Waardevolle lessen voor de toekomst
Het NP Onderwijs heeft ons waardevolle lessen geleerd. Dat geldt zowel
internationaal, als voor OCW, scholen en gemeenten. Het NP Onderwijs
onderscheidt zich internationaal door de snelle start van het programma
met concrete maatregelen, gerichte steun voor de meest kwetsbare
leerlingen, zorgvuldige monitoring, expliciete aandacht voor welbevinden
en ruimte voor scholen om binnen de menukaart uit
evidence-informed interventies te kiezen26.
Deze geleerde lessen vormen een belangrijke voorbereiding op mogelijke
toekomstige crises. Zo wordt op scholen als ook in verschillende
beleidsprogramma’s zoals Ontwikkelkracht, School en Omgeving en
Masterplan Basisvaardigheden, nu vaak met evidence-informed
onderwijs gewerkt.
Ook blijkt het toekennen van aanvullende middelen in het basisonderwijs op het gebied van kansengelijkheid succesvol te zijn geweest27. Op scholen zien we dat er veel geïnvesteerd is in de professionalisering van personeel. Na afloop van het NP Onderwijs blijft die kennis en kunde in het onderwijs aanwezig. Een ruime meerderheid van de schoolleiders en een groot deel van de gemeenten geeft aan interventies na afloop van het programma te continueren. Tot slot is één van de grote winstpunten van het NP Onderwijs dat welbevinden steeds meer aandacht heeft gekregen, zowel op scholen als in beleid. Een ruime meerderheid van de scholen heeft interventies gericht op het welbevinden van leerlingen ingezet, en vaak met succes: op veel scholen wordt met enthousiasme teruggeblikt op dit type interventies. NP Onderwijs heeft ons geleerd een completer perspectief te nemen op de rol van het onderwijs, waarbij ook aandacht voor welbevinden en kansengelijkheid worden meegenomen. Om dit in de toekomst duurzaam voort te zetten is blijvende samenwerking met alle betrokken partijen cruciaal.
Alle kinderen en jongeren in Nederland hebben steun ontvangen van het NP Onderwijs. Vanuit het NP Onderwijs is het magazine Blijf bij de Les samengesteld om de vele verhalen, persoonlijke ervaringen en voorbeelden uit het veld weer te geven.
5. Tot slot
Het herstel in het basisonderwijs, het herstel van de toegenomen kansenongelijkheid in het basisonderwijs en de aandacht voor het welbevinden van leerlingen laten zien dat het harde werk niet voor niets is geweest. Het NP Onderwijs laat mooie resultaten zien. Daar zijn we het onderwijsveld ontzettend dankbaar voor. Tegelijk laat de situatie in het voortgezet onderwijs zien dat we er nog niet zijn. Daar komt bij dat we ook voor de COVID-19-pandemie al te maken hadden met dalende leerprestaties in het onderwijs. Via onder andere het Masterplan Basisvaardigheden, de oplevering van een nieuw, kennisrijk curriculum en een versterkte inzet op evidence-informed onderwijs wordt daarom de komende tijd blijvend gewerkt aan het verbeteren van de basisvaardigheden van leerlingen. De urgentie om dit te doen is en blijft groot. Voor kennis uit wetenschap en ondersteuning bij het invoeren van effectieve interventies met
betrekking tot welbevinden kunnen scholen de komende jaren terecht bij het Nationaal Kennisinstituut Onderwijs en Gezonde School. Laten we doorgaan met samenwerken, leren en verbeteren. Met oog voor wat echt telt: de leerling.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Koen Becking