Inbreng verslag schriftelijk overleg over het Fiche: Aanbeveling over het faciliteren van beleggingsrekeningen (Kamerstuk 22112-4201)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D50418, datum: 2025-12-08, bijgewerkt: 2025-12-09 15:11, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.M.T. van der Lee, voorzitter van de vaste commissie voor Financiƫn (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: R.A. van der Steur, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z19555:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiƫn
- 2025-11-12 13:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-11-19 09:45: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2025-12-04 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2025-12-04 14:00: Fiche: Aanbeveling over het faciliteren van beleggingsrekeningen (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiƫn
Preview document (š origineel)
INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG |
|
De vaste commissie voor Financiƫn heeft op 4 december 2025 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister en staatssecretaris van Financiƫn over het door de minister van Buitenlandse Zaken op 7 november 2025 toegezonden fiches op het beleidsterrein Financiƫn: Fiche: Aanbeveling over het faciliteren van beleggingsrekeningen; (Kamerstuk 22 112, nr. 4201) |
|
De fungerend voorzitter van de commissie,Van der Lee |
|
Adjunct-griffier van de commissie,Van der Steur |
|
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
|
| De leden van de PVV-, VVD-, CDA-, JA21- en BBB-fracties hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche en hebben hierover enkele vragen of opmerkingen. | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat de kern van de
aanbeveling is dat lidstaten kaders voor beleggingsrekeningen opzetten
die voldoen aan een zestal kenmerken. EƩn van de kenmerken is dat de
kosten voor het openen van aanhouden van beleggingsrekeningen eerlijk,
proportioneel en begrijpelijk dienen te zien. Deze leden willen weten
wat hier concreet onder wordt verstaan. Wordt de hoogte van deze kosten
volledig overgelaten aan de lidstaten of worden er toch bepaalde
begrenzingen voorgesteld? In het geval van begrenzingen: welke
begrenzingen zijn er? Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie De leden van de VVD-fractie zien net als de Europese Commissie heil in het gebruiken van het āslapendeā geld op Europese en Nederlandse spaarrekeningen voor het aanjagen van de Europese en Nederlandse economie. Dit gaat namelijk om een grote som passief geld: zoān 11,5 biljoen euro in Europa. Tegelijkertijd kampt het Nederlandse bedrijfsleven met gebrekkige financiering, zo blijkt uit onderzoek, waardoor zij vaak uitwijken naar het buitenland als het bedrijfsleven wil opschalen, zoals naar de Verenigde Staten. Deze leden zijn het eens met de Europese Commissie en het kabinet dat deze trend een halt moet worden toegeroepen. Deze leden lezen dat het kabinet denkt dat fiscale stimulering in box 3 het gebruik van een beleggingsrekening kan vergroten. Deze leden lezen dat het kabinet het daarbij van belang acht dat de stimulering niet alleen vermogensopbouw ondersteunt, maar ook een beleidsdoel dient door investeringen in Nederlandse en Europese bedrijven in strategische sectoren te stimuleren. Het kabinet acht het onwenselijk om tegelijkertijd met de behandeling van het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 een fiscale regeling voor de beleggingsrekening in box 3 te behandelen, waardoor het kabinet eerst de inwerkingtreding van de Wet werkelijk rendement box 3 wil afwachten, zo merken deze leden op. Deze leden vragen of het kabinet niet echter nu al kan starten met de voorbereidingen voor een fiscale stimulering in box 3, zodat het bij de inwerkingtreding van de Wet werkelijk rendement box 3 voortvarend met deze wijziging aan de slag kan. Graag ontvangen deze leden daarop een toelichting. Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet het voordelig acht voor huishoudens om meer van hun spaargeld te gaan beleggen, mits dit verantwoord gebeurt en huishoudens hiervoor voldoende liquide buffers aanhouden. Deze leden vragen wat volgens dit kabinet een voldoende liquide buffer is. Ook merken deze leden op dat het kabinet stelt dat de helft van de Nederlandse huishoudens voldoende buffers heeft. Deze leden vragen hoe het kabinet wil stimuleren dat ook de andere helft van Nederland financieel weerbaarder wordt en ook in staat wordt gesteld buffers op te bouwen en welke acties het kabinet hiertoe onderneemt. De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland Finance Europe heeft ondertekend, een label voor beleggingsrekeningen en -producten die voor minstens 70 procent in de EER beleggen en ontworpen zijn om langdurig aan te houden. Deze leden vinden dit een heel goed initiatief en vragen het kabinet of een dergelijk label ook voor overwegend Nederlandse beleggingen kan worden gemaakt. Deze leden zijn benieuwd in hoeverre het kabinet verwacht dat er een verschil in rendementen zit tussen zoān Europees label en een Nederlands label. Ook vragen deze leden hoe het Zweedse model is ingericht, omdat deze leden begrijpen dat daarmee vooral beleggingen in de Zweedse economie worden bereikt. Kan het kabinet een inschatting maken hoeveel potentieel kapitaal hiermee in de Nederlandse markt vrijgemaakt zou kunnen worden, uitgaande van een conservatief scenario? De leden van de CDA-fractie lezen dat te zijner tijd wordt onderzocht hoe een en ander kan worden ingepast voor fiscale stimulering in box 3. Deze leden zijn blij met de toezegging in het commissiedebat Eurogroep/Ecofin van 3 december 2025 om dit eerder te onderzoeken. Deze leden vragen per wanneer het kabinet hierover denkt te kunnen rapporteren. Het lijkt deze leden immers van het grootste belang het stimuleren van beleggen met positieve effecten op de economie zo snel mogelijk in gang te zetten, zodat dit direct van start kan tegelijk met inwerkingtreding van het nieuwe stelsel, waar we ook nog twee jaar op moeten wachten. Deze leden vinden het goed dat beleggingen in risicovolle producten die geen investeringen in de reĆ«le economie vertegenwoordigen worden uitgesloten en zij vragen dit onderscheid in de fiscale behandeling ook mee te nemen. Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-fractie De leden van de JA21-fractie zien in het beter faciliteren van beleggingsrekeningen zowel een kans voor versterkte vermogensopbouw als een mogelijke impuls voor de Europese economie. Tegelijkertijd constateren ze dat de Europese Commissie haar voorstel presenteert als een aanbeveling en verzoeken deze leden het kabinet om te bevestigen dat deze status betekent dat Nederland geen enkele verplichting heeft om onderdelen over te nemen. Ook vragen deze leden of het kabinet verwacht dat deze aanbeveling in de toekomst alsnog zou kunnen worden omgezet in een verordening of richtlijn, zoals in het verleden vaker is gebeurd bij initiatieven van de Europese Commissie. Daarnaast vernemen de leden van de JA21-fractie dat Nederland een intentieverklaring heeft ondertekend voor de lancering van Finance Europe. Daarbij valt het deze leden op dat Nederland pas voornemens is om de fiscale aspecten in nationale wetgeving om te zetten nadat box 3 is herzien. Deze leden vragen of het niet juist wenselijker is om dit traject parallel te laten lopen aan de herziening van box 3, zodat fiscale keuzes rondom beleggen in een stelsel kunnen worden vormgegeven. Graag vernemen deze leden welke mogelijkheden het kabinet ziet om het label op nationaal niveau te faciliteren. Zouden producten met het label van Finance Europe bijvoorbeeld kunnen worden ondergebracht binnen de vermogenswinstheffing van de nieuwe box 3? Daarnaast verzoeken deze leden om een overzicht per lidstaat van de fiscale behandeling die andere ondertekenaars (Frankrijk, Duitsland, Spanje, Luxemburg, Estland, Portugal en Polen) op dit moment toepassen op, dan wel voornemens zijn toe te passen op, producten met dit label. Voorts merken deze leden op dat in het verslag wordt aangegeven dat de sector al aan de slag kan met de ontwikkeling van beleggingsrekeningen en -producten die voldoen aan de voorwaarden van Finance Europe. Deze leden vragen welke instantie toezicht zal houden op de naleving van deze voorwaarden en op welke wijze wordt geborgd dat de producten daadwerkelijk aan de criteria van het label voldoen. Tot slot vragen deze leden in hoeverre de huidige Nederlandse regelgeving aansluit bij de niet-fiscale kenmerken die in het fiche worden genoemd en of het kabinet van plan is de overige aanbevelingen van de Europese Commissie, voor zover die nu nog niet zijn verwerkt, op te nemen in de Nederlandse wet- en regelgeving. Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie De leden van de BBB-fractie zijn kritisch op het voornemen van de Europese Commissie om lidstaten op nationaal niveau kaders te laten creĆ«ren voor spaar- en beleggingsrekeningen. Deze leden lezen dat de Europese Commissie schrijft dat een dergelijk raamwerk ruimte zou moeten geven aan specifieke beleggingsproducten waarbij andere, meer risicovolle beleggingsproducten die naar het inzicht van de Europese Commissie geen toegevoegde waarde hebben in de economie worden uitgesloten. Ook complexe beleggingsproducten ziet de Europese Commissie het liefst uitgesloten. De leden van de BBB-fractie ervaren een bepaalde spanning bij het actief sturen van het beleggingsgedrag van particulieren door een nationale overheid. Bepaalde beleggingsproducten/investeringskansen worden zodoende voorgetrokken op andere wat niet past bij een vrije beweging van kapitaal. Heeft het kabinet begrip voor dit standpunt? Deze leden vragen ook in hoeverre naast het wegnemen van barriĆØres
voor bepaalde beleggingsproducten ook barriĆØres worden opgeworpen voor
andere producten/bedrijven/investeringsvehikels binnen de Europese Unie?
Hoe verhoudt het voorstel zich tot de eigen
EU-staatssteunwetgeving? |