Advies afdeling advisering Raad van State inzake het voorstel van wet van de leden Ulenbelt en Krol ter overbrugging van de periode tussen de ingangsdatum van de Algemene Ouderdomswet en aanvullende inkomensregelingen (Tijdelijke wet overbruggingsuitkering AOW)
Voorstel van wet van de leden Ulenbelt en Krol ter overbrugging van de periode tussen de ingangsdatum van de Algemene Ouderdomswet en aanvullende inkomensregelingen (Tijdelijke wet overbruggingsuitkering AOW)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2022D19559, datum: 2013-10-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2013Z16812:
- Indiener: P. Ulenbelt, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: H.C.M. Krol, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2013-09-10 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-09-10 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-05-17 15:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W12.13.0321/III 's-Gravenhage, 16 oktober 2013
Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 september 2013 heeft de Tweede Kamer bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van de leden Ulenbelt en Krol ter overbrugging van de periode tussen de ingangsdatum van de Algemene Ouderdomswet en aanvullende inkomensregelingen (Tijdelijke wet overbruggingsuitkering AOW), met memorie van toelichting.
Met ingang van 1 januari 2013 wordt de AOW-gerechtigde leeftijd (stapsgewijs) verhoogd naar 67 jaar.1 Het voorstel voorziet in een recht op een overbruggingsuitkering voor personen die op of voor 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een VUT- en pensioenregeling of een vergelijkbare regeling en zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.
1. Noodzaak van het voorstel
Zoals de toelichting opmerkt,2 komt de inhoud van het wetsvoorstel volledig overeen met die van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW (hierna: de ministeriële regeling) van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW).3 Deze regeling is op 1 oktober 2013 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013 in werking getreden. Zij zal op 1 januari 2019 vervallen.4 Het voorstel en de ministeriële regeling verschillen slechts van elkaar wat de aanduiding ‘voorstel’ of ‘regeling’ betreft.
De ministeriële regeling is gebaseerd op artikel 3, eerste lid, juncto artikel 9 Kaderwet SZW-subsidies (hierna: Kaderwet). Artikel 9 Kaderwet biedt een grondslag voor spoedeisende, tijdelijke verstrekking van aanspraken op financiële middelen, niet zijnde subsidies, tenzij die aanspraak wordt verstrekt krachtens een andere wet. Deze grondslag wordt vaker toegepast.5
De ministeriële regeling heeft als doel om in individuele gevallen waarin een uitkering op 65-jarige leeftijd ophoudt, maar de AOW vanwege de verhoging van die leeftijd nog niet is ingegaan, onder bepaalde voorwaarden een uitkering ter overbrugging van deze periode te bieden. Deze uitkering heeft een looptijd van 1 tot maximaal 12 maanden. De ministeriële regeling heeft een werkingsduur van zes jaar.
Artikel 9 Kaderwet vereist niet dat een regeling die op dat artikel is gebaseerd na verloop van tijd een formeel wettelijke grondslag behoeft. Dit ligt anders als de verstrekking van structurele aard zou zijn.6 Gelet op het doel en de werkingsduur van de ministeriële regeling en gelet op de beperking van de duur van de uitkering gaat het in dit geval niet om structurele verstrekkingen. In deze situatie past het voor de ministeriële regeling de grondslag van artikel 9 Kaderwet te gebruiken. Dat neemt niet weg dat de ministeriële regeling op formeel wettelijk niveau kan worden gebracht.
De Afdeling meent dan ook dat in dit geval zowel kan worden volstaan met de huidige ministeriële regeling als voor de weg van een formele wet kan worden gekozen. De keuze is aan de wetgever.
2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
De vice-president van de Raad van State,
Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W12.13.0321/III
In artikel 32, eerste lid, de datum van 1 oktober 2013 aanpassen, nu deze reeds is verstreken.
Toelichten waarom in artikel 17 van het voorstel van artikel 17c van de Algemene Ouderdomswet wordt afgeweken.