[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

35871 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de verhoging van het wettelijk strafmaximum van doodslag (verhoging wettelijk strafmaximum doodslag)

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de verhoging van het wettelijk strafmaximum van doodslag (verhoging wettelijk strafmaximum doodslag)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2021D25366, datum: 2021-06-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z11712:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


RAADNo.W16.21.0057/II 's-Gravenhage, 12 mei 2021

Bij Kabinetsmissive van 9 maart 2021, no.2021000420, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de verhoging van het wettelijk strafmaximum van doodslag (verhoging wettelijk strafmaximum doodslag), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel beoogt het wettelijk strafmaximum van doodslag te verhogen van vijftien naar vijfentwintig jaar gevangenisstraf.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de verhouding tussen het voorstel en de wettelijke systematiek en over de samenhang tussen het voorstel en de (nog in werking te treden) Wet straffen en beschermen. In verband daarmee is aanvulling van de toelichting wenselijk.

1. Het wetsvoorstel

Met de verhoging van het wettelijk strafmaximum van doodslag van vijftien naar vijfentwintig jaar gevangenisstraf komt de regering tegemoet aan een al langer bestaande wens.1 Zo zijn er signalen dat het strafmaximum bij zeer ernstige gevallen van doodslag als knellend wordt ervaren.2 Ook brengt de verhoging de verhouding tussen de ernst van dit delict en sommige andere, minder strafwaardig geachte delicten beter tot uitdrukking.3 Daarnaast wordt met de verhoging het in de loop der tijd ontstane ‘strafgat’ tussen de maximale duur van de gevangenisstraf voor doodslag en de maximale duur van de tijdelijke gevangenisstraf voor moord verkleind. Moord wordt bedreigd met een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste dertig jaar.4

2. Systematiek

Het Wetboek van Strafrecht verhoogt de gegeven maximumstraf voor een delict met een derde in geval van herhaling of samenloop met andere delicten.5 Ook bepaalt het dat een tijdelijke gevangenisstraf in geen geval meer dan dertig jaar kan bedragen.6 Bij een strafmaximum van vijfentwintig jaar is een verhoging met een derde dus niet mogelijk. De Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) stelt dat een strafmaximum van vijfentwintig jaar daarmee niet overeenkomstig de wettelijke systematiek is.7

In reactie daarop heeft de regering in de toelichting gesteld dat de verzwaring van de straf in gevallen waarin een gepleegde doodslag in verband staat met het plegen van een of meer andere misdrijven haar oorsprong heeft in de samenloop van meerdere misdrijven. Die verzwaring betreft niet de strafwaardigheid van doodslag, aldus de regering.8 De verhouding tussen het voorstel en de wettelijke systematiek blijft daarmee in de toelichting evenwel buiten beschouwing. Daarbij komt dat de verhoging van de tijdelijke gevangenisstraf voor moord met de helft van de oorspronkelijke 20 jaar eerder zou leiden tot een verhoging van de maximale straf voor doodslag met de helft van de huidige 15 jaar dan met een verhoging van 2/3 van de huidige maximumstraf.

De Afdeling adviseert daarom voorgestelde verhoging tot 25 jaar dragend te motiveren en de toelichting in het licht van het voorgaande aan te vullen.

3. Wet straffen en beschermen

De Wet straffen en beschermen brengt de periode van voorwaardelijke invrijheidsstelling terug van een derde deel van de oplegde gevangenisstraf tot maximaal de laatste twee jaar daarvan.9 De NVvR wijst erop dat de meeste veroordeelden voor doodslag daarmee een aanzienlijk groter gedeelte van hun straf in detentie zullen doorbrengen dan nu het geval is. Het is volgens de NVvR aannemelijk dat de rechter hiermee rekening zal houden bij het vaststellen van de hoogte van de gevangenisstraf. Zij trekt de effectiviteit van het wetsvoorstel dan ook in twijfel.10

In reactie daarop stelt de regering in de toelichting dat de tenuitvoerlegging van een straf gescheiden moet worden gezien van de oplegging daarvan. Daarnaast verwacht de regering dat het signaal dat het voorstel afgeeft over de strafwaardigheid van doodslag wel degelijk zal leiden tot zwaardere straffen.11

De Afdeling erkent dat het de wetgever vrij staat een signaal af te geven over de (relatieve) ernst van doodslag. De reactie van de regering met betrekking tot de twijfel over de effectiviteit vindt de Afdeling niet overtuigend. Het is juist dat de tenuitvoerlegging van een straf moet worden gescheiden van de oplegging daarvan. Dit geeft evenwel niet aan waarom de voorgestelde verhoging effectief zou zijn, mede in het licht van de vrijheid die aan de rechter toekomt bij de strafoplegging. De Afdeling ziet niet in dat de effectiviteit van de voorgestelde wet zou volgen uit de scheiding tussen de tenuitvoerlegging en de oplegging van een straf. Zij adviseert in de toelichting nader in te gaan op de effectiviteit van het wetsvoorstel.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.


De vice-president van de Raad van State,