[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34432 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wijziging van de Wet wapens en munitie, de Flora- en faunawet en de Wet natuurbescherming in verband met de versterking van het stelsel ter beheersing van het legaal wapenbezit

Wijziging van de Wet wapens en munitie, de Flora- en faunawet en de Wet natuurbescherming in verband met de versterking van het stelsel ter beheersing van het legaal wapenbezit

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2016D12473, datum: 2016-03-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2016Z06050:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


RAADNo.W03.15.0393/II 's-Gravenhage, 18 december 2015

Bij Kabinetsmissive van 12 november 2015, no.2015001980, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie en de Flora- en faunawet in verband met de versterking van het stelsel ter beheersing van het legaal wapenbezit, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt ertoe beter te waarborgen dat legale wapens alleen in handen komen en zijn van diegenen die kunnen omgaan met de vergaande verantwoordelijkheid die wapenbezit met zich brengt. Dit resulteert in een verzwaarde screening voor wapenbezitters.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht op onderdelen een dragende motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen. Zo zou in het licht van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nadere aandacht moeten worden besteed aan de noodzaak voor verdere verwerking van de verzamelde persoonsgegevens.

1. Verdere verwerking persoonsgegevens

Naar aanleiding van het schietincident in 2011 in Alphen aan den Rijn heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid het stelsel ter beheersing van het legale wapenbezit onderzocht en enkele aanbevelingen gedaan om het stelsel te verbeteren.1 De aanbevelingen hielden onder meer in dat zou moeten worden gekomen tot een regeling die de belanghebbende verplicht meer inzicht te verschaffen in zijn persoonlijke situatie met het oog op de beoordeling van de vraag of hem of haar een vuurwapen kan worden toevertrouwd. De verzwaarde screening voor wapenbezitters, die dit wetsvoorstel introduceert, bestaat uit de volgende elementen:

(a) een verplichte aanvraag in persoon, met een verplichte psychologische test (“e-screener”) en opgave van tenminste drie referenten, alsmede persoonlijke aanwezigheid bij controle op de opslagmogelijkheden voor wapens in het huis of bedrijf van de aanvrager,

(b) een controle op verplichte psychiatrische opnames in het verleden bij de aanvraag en

(c) een doorlopende controle op psychiatrische opnames voor houders van een bevoegdheidsdocument.

Bij het gebruik van de e-screener en het onderzoek op basis van referenten worden persoonsgegevens verzameld en verwerkt. Volgens de regering wordt de verwerking van deze gegevens genormeerd door de Wet politiegegevens.2 Naar aanleiding van de eis in artikel 8 EVRM dat de inbreuk op de privacy zo beperkt mogelijk moet zijn, wordt in de toelichting gesteld:

“Daarom wordt voorgesteld de artikelen 8 en tot met 12 van de Wet Politiegegevens op grond waarvan verdere verwerking van verzamelde gegevens is toegestaan, niet van toepassing te verklaren op de gegevens die in het kader van de e-screener en de BOPZ-melding door de officier van justitie worden verstrekt. Deze gegevens mogen daarmee niet voor andere doelen worden gebruikt of verstrekt.”3

Gelet op deze toelichting valt het de Afdeling op dat in het wetsvoorstel de artikelen uit de Wet politiegegevens welke het mogelijk maken om vastgelegde gegevens door de politie aan derden te verstrekken, niet buiten toepassing zijn verklaard.4 Dit betekent dat in het kader van de screening verzamelde gegevens onder omstandigheden kunnen worden verstrekt aan derden, bijvoorbeeld de burgemeester in het kader van de handhaving van de openbare orde. In bijzondere gevallen kan bovendien verstrekking plaatsvinden aan personen of instanties voor het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven of voor het opsporen van strafbare feiten.5 Hiermee krijgt de verwerking van persoonsgegevens een grotere reikwijdte dan als doel is vermeld, namelijk het waarborgen dat legale wapens alleen in handen komen van hen die deze verantwoordelijkheid kunnen dragen.6

De Afdeling wijst erop dat onder meer de Wet politiegegevens bepaalt dat persoonsgegevens niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen.7 In de toelichting wordt niet gemotiveerd waarom de verdere verstrekking verenigbaar is met het oorspronkelijke doel. De noodzaak voor de verdere verwerking van gegevens die uit de e-screener en het referentenonderzoek of de BOPZ-melding naar voren komen, wordt in de toelichting ook niet gemotiveerd.8 Dit klemt temeer nu het kan gaan om gegevens betreffende de (psychische) gezondheid van de aanvrager. Dergelijke gevoelige gegevens mogen slechts worden verwerkt voor zover dit voor het doel van de verwerking onvermijdelijk is.9

De Afdeling adviseert de noodzaak van de mogelijkheid van het verstrekken van persoonsgegevens aan anderen dan de politie nader te motiveren en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.

2. Unierechtelijke aspecten

Op Unierechtelijk niveau is de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens geregeld in Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991,10 waaronder mede de eisen voor het verwerven en voorhanden hebben van vuurwapens (artikel 5). Ook ligt er een recent voorstel voor een richtlijn tot wijziging van richtlijn 91/477/EEG voor.11 De verhouding van het wetsvoorstel tot genoemde richtlijn en het voorstel tot wijziging daarvan behoeft aandacht, evenals de eventuele noodzaak tot kennisgeving (artikel 15 van de richtlijn) dan wel notificatie.12 In de toelichting dient tevens aandacht te worden besteed aan het Handvest van de grondrechten van de EU (en dan in het bijzonder de artikelen 7 en 8) voor zover het voorstel uitvoering van Unierecht behelst. De Afdeling adviseert in de toelichting op de Unierechtelijke aspecten in te gaan.

3. Delegatie

In het voorgestelde artikel 6a, vierde lid, van de Wet wapens en munitie is bepaald dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gegeven over het bepaalde in het eerste en tweede lid.13 Het tweede lid stelt dat het eerste lid niet van toepassing is op de aanvrager die reeds in het bezit is van een in het eerste lid genoemde erkenning, verlof, of ontheffing waarvan de geldigheidsduur nog niet is verstreken, tenzij de toepassing van de onderdelen b, c of d, naar het oordeel van de korpschef of Onze Minister, noodzakelijk is voor een deugdelijke beoordeling van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, onderdeel b. In de toelichting wordt niet ingegaan om wat soort regels het kan gaan met betrekking tot het tweede lid.

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen, dan wel in het voorgestelde artikel 6a, vierde lid, van de Wet wapens en munitie “en tweede lid” te laten vervallen.

4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.


De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W03.15.0393/II

  • Artikel IV van het wetsvoorstel en de toelichting op artikel IV en artikel VI opnemen.