[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op de brief betreffende de financiële verschillen tussen voogdijschap en pleegouderschap

Brief regering

Nummer: 2014D19144, datum: 2014-05-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2014Z09604:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2014

Met de brief van 6 maart 2014 vraagt de vaste commissie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid om een reactie op de brief van mevrouw M.
betreffende de financiele verschillen tussen voogdijschap en
pleegouderschap. De vraag betreft mede de beleidsterreinen van de
ministeries van Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en
Sport en de beantwoording vereiste dan ook afstemming met die
ministeries. Daarom heeft de reactie langer op zich laten wachten dan
gebruikelijk, waarvoor ik u mijn excuses aanbied. 

Mevrouw M. beschrijft een situatie waarbij een ouder met het gezag over
een kind overlijdt, er een overblijvende ouder is die niet het gezag
heeft over het kind, en een broer of zus die de voogdij op zich neemt.
Zoals u bekend, kunnen we niet treden in individuele situaties en daarom
slechts in algemene zin ingaan op de geschetste situatie.

Voogdij versus pleegzorg

De kaders en de doelstelling van enerzijds een gezagsvoorzienende
maatregel (het benoemen van een voogd) en anderzijds een indicatie voor
pleegzorg in het kader van de jeugdzorg verschillen.

De casuistiek waar mevrouw M. over schrijft, betreft een situatie waarin
er een gezagsvacuuem is ontstaan door het overlijden van de ouder met
gezag. Omdat de achterblijvende ouder geen gezag heeft, dient er zo snel
mogelijk in het gezag te worden voorzien. In deze gevallen is de oudere
broer of zus voogd geworden. Daarmee is het gezag geregeld. Dit is
voldoende als er geen sprake is van een hulpvraag in het kader van de
jeugdzorg. Alleen als er sprake is van een hulpvraag en hier een
indicatie voor gegeven wordt, kan pleegzorg en daarmee ook een
pleegzorgvergoeding worden ingezet. 

 

Om de voogd van een minderjarige te worden zoals in de situaties die
briefschrijfster schetst, is het nodig een bereidverklaring af te leggen
bij de griffie van de rechtbank. Het nemen van de voogdij gebeurt dus
vrijwillig en het ligt dan ook in de rede dat de potentiele voogd zich
goed laat informeren over alle gevolgen, juridisch en financieel. Een
voogd is immers verantwoordelijk voor de opvoeding en het onderhoud van
het kind. In de regel bevraagt de rechter de potentiele voogd ook of hij
het nemen van deze verantwoordelijkheid aandurft en weet wat dit
betekent.  

Bij sterke twijfels of onenigheid over wie de voogd zou moeten worden
kan de  rechter met het oog op de gezagsvoorziening ook onderzoek en
advies aan de Raad voor de Kinderbescherming vragen.

De op voorgaande wijze benoemde voogd komt in aanmerking voor
kinderbijslag en eventueel kindgebonden budget. Voor alleenstaande
voogden die bijstandsgerechtigd zijn of studiefinanciering ontvangen,
geldt op dit moment de alleenstaande-oudernorm resp. een toeslag
een-oudergezin. In deze brief ga ik niet in op de eventuele aanwezigheid
van een wezenuitkering of vermogen van het kind. Wel wil ik er op wijzen
dat als de voogd jonger is dan 21 jaar en er geen beroep kan worden
gedaan op de ouders, bijzondere bijstand kan worden verstrekt door de
gemeente als de noodzakelijke kosten van het bestaan hoger zijn dan de
toepasselijke norm.

 

Tenslotte wil ik opmerken dat  er geen verschil in behandeling is op
grond van leeftijd bij de huurtoeslag; voor personen die zorgen voor een
kind of pleegkind geldt de hoge rekenhuur, ongeacht leeftijd.

Constatering

De briefschrijfster constateert dat de situaties die haar bekend zijn en
waarbij de broer of zus als voogd het kind opvoedt en onderhoudt, tot
ongunstigere financiele gevolgen leidt ten opzichte van pleegzorgopvang.
Mw. M. vraagt daarom om een minder stringente scheiding tussen pleegzorg
en voogdijschap.

In dat kader merk ik op dat het ongewenst is het onderscheid tussen
pleegzorg en voogdijschap, zoals familieleden op zich genomen hebben, te
laten vervallen. Beide zaken hebben namelijk een ander doel: aan
pleegouderschap gaat een hulpvraag vooraf, aan de benoeming van een
voogd bij een gezagsvacuuem zoals briefschrijfster omschrijft, over het
algemeen niet.

Wel is het van belang dat de potentiele voogd goed op de hoogte is van
de juridische en financiele gevolgen van het voogdijschap. Daarvoor zijn
verschillende mogelijkheden raadpleegbaar zoals de site van de Raad voor
de Kinderbescherming of die van voogdijregelen.nl. Verder zal ik
gemeenten in de Verzamelbrief om aandacht vragen voor deze situaties in
het kader van de verstrekking van bijstand.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma