Geclusterde versie van de antwoorden op feitelijke vragen
Bijlage
Nummer: 2011D21317, datum: 2011-04-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Lijst van vragen en antwoorden aan de regering over het rapport “Zicht op overheidsstichtingen; achtergrondstudie” van de Algemene Rekenkamer (2011D21315)
Preview document (🔗 origineel)
Antwoorden op feitelijke vragen:
``Zicht op overheidsstichtingen; achtergrondstudie''
Om de leesbaarheid van de beantwoording te vergroten, zal een aantal
vragen dat betrekking heeft op een gelijkluidend onderwerp geclusterd
behandeld worden.
De wettelijke procedure bij het oprichten van stichtingen
1. Voldoet het stichtingenkader nog aan de doelstelling om meer
duidelijkheid te verschaffen over afwegingen die ten grondslag kunnen
liggen aan de oprichting van stichtingen? Zo ja, hoe verhoudt zich dat
tot de conclusies van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van het
ontbreken van transparantie over die afwegingen? Zo nee, hoe gaat
regering hier verandering in brengen?
2. Waarom is niet voor alle opgerichte stichtingen de
Comptabiliteitswet 2001 gevolgd door het voornemen tot oprichting niet
in een voorhangprocedure aan de Staten-Generaal voor te leggen?
3. In hoeveel gevallen is het voornemen tot oprichting van een
stichting niet in een voorhangprocedure aan de Staten-Generaal voor
gelegd?
10. Heeft het Rijk stichtingen opgericht, mede opgericht of doen
oprichten waarbij niet de procedure zoals omschreven in artikel 34 van
de Comptabiliteitswet 2011 is gevolgd? Zo ja, wat was de reden hiervoor?
11. Is het wettelijk verplicht dat voor elke stichting waarbij de Staat
bij de oprichting is betrokken de procedure op grond van artikel 34
Comptabiliteitswet 2001 (voorhang) te volgen? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, waarom is dit dan niet altijd gebeurd?
12. Is het wenselijk dat voor elke stichting waarbij de Staat bij de
oprichting is betrokken de procedure op grond van artikel 34
Comptabiliteitswet 2001 wordt gevolgd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat
dit dan ook voortaan altijd gebeuren.
14. In hoeverre wordt het wettelijke kader voor het oprichten van
overheidsstichtingen nog volledig in de praktijk gevolgd? In hoeveel
gevallen is het wettelijke kader niet of niet volledig gevolgd?
15. Waarom wordt de toetsing voor het oprichten, mede oprichten of doen
oprichten van stichtingen door het Rijk niet gearchiveerd? Is de
regering van plan toetsing op te nemen in het toekomstige
totaaloverzicht van stichtingen?
16. Waarom is niet meer terug te vinden op welke gronden een stichting
is opgericht?
35. Hoe kan voor leden van het kabinet afdwingbaar worden gemaakt dat
zij voortaan wel de oprichting van een stichting goed motiveren? Welke
mogelijkheden heeft de minister van Financien voor het geval leden van
het kabinet dat niet doen?
Een stichting is een door een rechtshandeling in het leven geroepen
rechtspersoon, welke geen leden kent en beoogt met behulp van een
daartoe bestemd vermogen een in de statuten vermeld doel te
verwezenlijken. De ministeriele verantwoordelijkheid met betrekking tot
een stichting kan slechts die zaken raken die als bevoegdheden in de
specifieke wet en in de statuten van de stichting zijn toegedeeld, of
die als voorschrift zijn verbonden aan een subsidie die aan de stichting
is verleend. De mate en de manier waarop de minister verantwoording en
toezicht invult, is dus afhankelijk van de aan hem toegewezen
bevoegdheden.
Uitgangspunt van het kabinet is dat er in principe geen betrokkenheid
van het Rijk is bij het oprichten van stichtingen ("nee, tenzij....").
Er is geen algemeen wettelijk kader voor stichtingen, behoudens artikel
34 Comptabiliteitswet 2001 inzake de voorhangprocedure. Wel is er het zo
genoemde "Stichtingenkader" met een aantal algemene richtsnoeren en een
afwegingskader dat betrekking heeft op de vraag of de keuze voor een
stichting de best passende organisatievorm is. Belangrijke vragen
daarbij zijn onder meer: is er sprake van een publieke taak en zijn er
andere publiekrechtelijke alternatieven. Voornemens tot de oprichting
van een stichting worden in principe door het ministerie van Financien
en het ministerie van BZK op basis van het afwegingskader in het
Stichtingenkader getoetst.
Als een departement betrokken is bij het `mede oprichten', `doen
oprichten' of `oprichten' (hierna: het oprichten) van een stichting, dan
dient deze afweging conform artikel 34 Comptabiliteitswet 2001 aan de
Algemene Rekenkamer, de ministerraad en de Staten-Generaal te worden
voorgelegd. Het desbetreffende ministerie is verplicht in de brief aan
de Staten-Generaal behalve het advies van de Algemene Rekenkamer en het
besluit van de Ministerraad ook een motivering op te nemen. Deze
informatiewisseling betreft niet de toetsing zelve, maar vormt het
uiteindelijke sluitstuk van het afwegingsproces en kan daarom in
beginsel compact van vorm zijn. Voor de toetsing zelf, die veelal plaats
vindt op basis van overleg, is momenteel geen vastleggingvereiste van
toepassing. Bij de uitwerking van het overzicht van stichtingen (zie
beantwoording vragen onder kopje ``overzicht stichtingen'') zal dit
meegenomen worden. Overigens onderschrijft het kabinet dat het van groot
belang is de voorgenomen oprichting van een stichting goed te motiveren
naar de Staten-Generaal toe.
Uit de beschikbare informatie blijkt dat er sinds 2008 een negental
stichtingen is opgericht (zie bijlage 1). Daarbij is bij het merendeel
de procedure zoals vastgelegd in het Stichtingenkader gevolgd. Het
ministerie van VWS heeft vanwege onbekendheid bij de direct betrokkenen
de voorhangprocedure niet in alle gevallen van mede-oprichting correct
toegepast. De voormalig minister van VWS heeft dit achteraf ook aan uw
Kamer gemeld.
Ondanks het feit dat slechts in een enkel geval het Stichtingenkader
niet volledig is nageleefd, is het Stichtingenkader recent nog hernieuwd
interdepartementaal onder de aandacht gebracht, waarbij het belang van
een zorgvuldige procedure - ook naar uw Kamer toe - is benadrukt.
Ten aanzien van de vraag in hoeverre artikel 34 van de
Comptabiliteitswet 2001 ook separaat van toepassing is op stichtingen
waarvan de oprichting rechtstreeks voortvloeit uit nieuwe wetgeving, is
het kabinet van mening dat geen separate voorrangprocedure gevolgd hoeft
te worden, anders dan de procedure zoals die reeds van toepassing is op
het betreffende wetsvoorstel. De wet, die in zo'n geval ook het
voornemen tot het oprichten van een stichting omvat, is dan immers door
de Staten-Generaal mede gemaakt en/of goedgekeurd. Het is derhalve niet
logisch om ook bij deze stichtingen de voorrangprocedure van toepassing
te verklaren, omdat dit in feite dubbel werk zou betekenen.
Het kabinet is concluderend van mening dat het huidige Stichtingenkader
op zich aan zijn doelstelling van goede afweging voldoet en ziet daarmee
geen noodzaak tot aanpassing ervan.
Overzicht van stichtingen
5. Hoe gaat de regering de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om
een jaarlijks geactualiseerd overzicht van overheidsstichtingen te
maken, uitvoeren?
6. Hoe kan de Tweede Kamer de controlefunctie uitoefenen als er geen
up-to-date overzicht van overheidsstichtingen is?
13. Moeten ministers en in het bijzonder de minister van Financien over
een compleet overzicht van overheidsstichtingen beschikken? Zo ja,
waarom bestaat dat overzicht dat niet? Zo nee, acht de regering dit wel
wenselijk en hoe gaat de regering die wens verder gestalte geven?
32. Waarom is tot op heden nog geen totaaloverzicht van stichtingen die
het Rijk heeft opgericht, mede opgericht of doen oprichten, inclusief
het budgettaire beslag? Welke stappen heeft de regering ondernomen naar
aanleiding van de bevindingen en handreikingen in de achtergrondstudie
van de Algemene Rekenkamer om tot een actueel integraal overzicht te
komen dat tevens publiek toegankelijk is?
33. Hoe ziet de regering een digitaal overzicht voor alle stichtingen
zoals nu al voor de zelfstandige bestuursorganen bestaat?
37. Heeft de minister van Financien al overlegd met de andere
ministers? Zo ja, wat is het resultaat? Zo nee, wanneer is overleg
afgerond?
Zoals hiervoor aangegeven dienen voornemens tot oprichting van
stichtingen door het Rijk te worden voorgehangen bij de Staten-Generaal.
In die periode hebben de Staten-Generaal de mogelijkheid om:
(schriftelijke/mondelinge) informatie te vragen over de achtergronden
van de voorgenomen oprichting;
via moties invloed uit te oefenen op (de bevoegdheden van) de minister;
een wettelijke machtiging af te dwingen.
Op deze wijze heeft de Tweede Kamer de mogelijkheid bij oprichting van
een stichting invulling te geven aan haar controlerende taak. Daarnaast
ontvangen de Staten-Generaal jaarlijks departementale jaarverslagen van
ministeries die overzichten en informatie over stichtingen, zijnde
RWT's/ZBO's, bevatten. Dit biedt de Tweede Kamer de mogelijkheid bij de
behandeling van de departementale jaarverslagen in de betreffende
vakcommissie vragen te stellen.
Niettemin zeg ik toe om met de andere departementen te overleggen om een
overzicht van stichtingen per departement op te stellen en door de
departementen openbaar te maken. Op dit moment is er geen verplichting
om centraal per ministerie een integraal overzicht beschikbaar te
hebben. Het betreft dan stichtingen die de ministers hebben opgericht en
waarmee tevens een bestuurlijke en/of subsidierelatie aanwezig is. Om de
overzichten zo actueel mogelijk te houden, zal de verantwoordelijkheid
voor het openbaar maken en het bijhouden van de overzichten bij de
ministers zelf liggen. In bijlage 4 zijn de reeds beschikbare gegevens
opgenomen.
Overigens kan de toepassing van de term overheidsstichting - op basis
waarvan de Algemene Rekenkamer komt op het totaal van 275 stichtingen -
verwarrend werken. Het betreft namelijk een term die in wet- en
regelgeving niet voorkomt. Ook bij eerdere contacten met de
Staten-Generaal, bijvoorbeeld inzake het onderwerp
verzelfstandigingbeleid van het Rijk, is nooit over
``overheidsstichting'' gesproken. In al deze gevallen wordt de
wettelijke benaming ``stichting'' gebruikt die uit het Burgerlijk
Wetboek volgt. De term "overheidsstichting" wordt juist bewust vermeden,
omdat de hoedanigheid van de oprichter van een privaatrechtelijke
rechtspersoon in geen enkel opzicht bepalend is voor de opgerichte
rechtspersoon tijdens diens leven. Niet elke stichting die is opgericht
door een overheid onderhoudt vandaag de dag nog banden met die overheid.
Omgekeerd geldt dat stichtingen die niet zijn opgericht door overheden
vaak sterke banden onderhouden met overheden.
Inrichting van stichtingen
17. Hoe vaak komt het voor dat ambtenaren tevens lid zijn van het
bestuur, directie of raad van toezicht van een stichting? Hoe wordt in
die gevallen voorkomen dat er een loyaliteitsconflict ontstaat? Is er in
deze gevallen nog wel sprake van een gezonde functiescheiding tussen de
subsidiegever en -ontvanger? En zo ja: hoe dan? Zo nee, hoe gaat de
regering hier wel voor zorgen?
18. Hoe verhoudt het feit dat ambtenaren ook lid van het bestuur,
directie of raad van toezicht van een stichting zijn zich tot de wens om
overheidsstichtingen op afstand van de overheid te zetten?
24. Uit het casusonderzoek van de Algemene Rekenkamer komt naar voren
dat de inrichting van de stichtingen zeer gevarieerd is. Wat is de reden
hiervan? Acht de regering het wenselijk om te sturen op een meer
uniforme inrichting uit oogpunt van doelmatigheid, effectiviteit en
controleerbaarheid?
De stichtingsvorm is een rechtsvorm waarvoor geen standaard invulling
van het sturingsmodel bestaat, noch wordt voorgeschreven. De
bevoegdheden van de betrokken actoren zijn daarmee slechts afhankelijk
van hetgeen hierover in de statuten van de organisatie is opgenomen.
Bij het gebruik van een privaatrechtelijke rechtsvorm (stichting) binnen
het publieke domein is het derhalve noodzakelijk om de bevoegdheden van
de minister afdoende te regelen. Dit gebeurt onder meer op basis van de
AWB (Algemene Wet Bestuursrecht), waarin een aantal ministeriele
bevoegdheden voor subsidieverstrekkende organen wordt geregeld (zoals
bijvoorbeeld ten aanzien van het begrotingsvoorbehoud (artikel 4:34
eerste lid) en de uitvoeringsovereenkomst (artikel 4:36)). Het
Stichtingenkader doet daarnaast de aanbeveling om ook andere zaken goed
te regelen, zoals de bevoegdheid van de minister om (mee) te besluiten
over besteding van batig saldo bij liquidatie en de bevoegdheid tot het
benoemen, schorsen en ontslaan van bestuursleden. Daarnaast verwijst het
Stichtingenkader naar de algemene richtlijn dat er geen ambtenaren in
het bestuur van een stichting zouden moeten plaatsnemen, wegens de
mogelijke belangenverstrengeling. Indien hier toch de voorkeur naar uit
gaat, vereist dit een bijzondere argumentatie.
Welke bevoegdheden uiteindelijk geregeld worden, is daarom afhankelijk
van de specifieke situatie en dus altijd maatwerk. Vanwege het benodigde
maatwerk is het niet wenselijk om standaard statuten voor stichtingen
uit te werken en hiertoe te verplichten.
Informatie over het aantal stichtingen waarbij ambtenaren lid zijn van
het bestuur, directie of raad van toezicht is momenteel niet volledig
voorhanden. In bijlage 2 worden de reeds beschikbare gegevens
uiteengezet.
Het onderzoek van de AR
9. Waarom kreeg de Algemene Rekenkamer niet van alle 275
overheidsstichtingen gegevens en maar van 127? Wat zegt dit over de
representativiteit van het onderzoek?
34. Waarom worden door de betrokken bewindspersonen vraagtekens gesteld
bij de representativiteit van de onderzoeksbevindingen van de Algemene
Rekenkamer?
36. Op wiens verzoek is het woord "aanbevelingen" vervangen door
"handreikingen"? En wat is voor de praktijk van de handreikingen het
verschil met aanbevelingen?
`Zicht op overheidsstichtingen` is, zoals de Algemene Rekenkamer zelf
stelt, een achtergrondstudie met een verkennend karakter. Het doel van
het onderzoek is om meer inzicht te geven in het aantal
overheidsstichtingen, de verschillende verschijningsvormen en de manier
waarop de ministeriele verantwoordelijkheid daarvoor benoemd en
gewaarborgd is. De kern van het rapport is gebaseerd op een twintigtal
stichtingen (op een totaal van 275) die noch RWT noch ZBO zijn.
Gebruikelijk is dat zo'n eerste verkenning vervolgens dient als opmaat
naar een grootschaliger onderzoek, op basis waarvan breed geldende
conclusies getrokken kunnen worden en aanbevelingen worden gedaan.
Niettegenstaande de relatief beperkte steekproef en het verkennende
karakter omvat het rapport echter reeds een aantal algemene oordelende
uitspraken en aanbevelingen/handreikingen die het gehele scala
(inclusief RWT's en ZBO's) aan stichtingen betreft. Hiervoor zou naar
ons oordeel een bredere steekproefonderzoek wenselijk zijn geweest.
Een reden waarom het Kabinet slechts in staat was om bij 127 stichtingen
de door de Algemene Rekenkamer verzochte financiele informatie aan te
leveren, is dat bij het overgrote deel van de resterende stichtingen de
betreffende minister niet de statutaire bevoegdheid heeft die informatie
op te vragen.
Het rapport `Zicht op overheidsstichtingen' betreft zoals reeds gezegd
een achtergrondstudie. In het nawoord bij de bestuurlijke reactie geeft
de Algemene Rekenkamer zelf aan dat bij een achtergrondstudie inderdaad
de term ``handreiking'' past en niet ``aanbeveling''. Vanuit dat
perspectief heeft de Algemene Rekenkamer het woord aanbevelingen
vervangen door het woord handreikingen.
Beloningsstructuur
30. Hoe ziet de regering het ontbreken van een dergelijk overzicht in
relatie tot de Wet Openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde
topinkomens? (WOPT)
31. Zijn er stichtingen die het Rijk heeft opgericht, mede opgericht of
doen oprichten en waarvan sprake is van een subsidierelatie, waarbij de
beloning van bestuur en directie boven de Balkenendenorm ligt? Zo ja,
welke en wat gaat de regering hieraan doen?
De Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens
(WOPT) schrijft voor dat elke instelling die overwegend uit publieke
middelen wordt gefinancierd het belastbaar jaarloon per individuele
functionaris met wie zij een arbeidsrelatie heeft, jaarlijks op
functienaam zal publiceren indien dit boven dat van de Minister
President uitkomt. Deze informatie wordt, voor zover van toepassing,
derhalve ook in de jaarverslagen van de betreffende stichtingen vermeld.
Op 17 december jl. heeft uw Kamer de meest recente WOPT-rapportage
ontvangen, welke een integraal rijksbreed overzicht van overschrijdingen
omvat. Naleving van deze wet staat in de optiek van het kabinet
overigens los van een al dan niet centraal overzicht van stichtingen.
Daarnaast is aan uw Kamer recent door de minister van BZK het
wetsvoorstel ``normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en
semipublieke sector'' (WNT) ter behandeling aangeboden. In dit
wetsvoorstel wordt een maximum gesteld aan de beloning van bestuurders
en hoogste leidinggevenden in de publieke en semipublieke sector. Dit
maximum is hetzelfde als de `Balkenende-norm'. Stichtingen waar het Rijk
zeggenschap in heeft, vallen conform het wetsvoorstel ook onder de
werking ervan.
Verantwoording
20. Uit het casusonderzoek van de Algemene Rekenkamer komt naar voren
dat de ministeries zich vooral verantwoordelijk voelen voor de subsidie
of de opdrachten en daaraan verbonden voorwaarden, niet voor hoe de
stichting functioneert. Hoe kijkt de regering aan tegen deze bevinding?
Welke verbeteringen ziet de regering op dit punt?
22. De Algemene Rekenkamer constateert in de achtergrondstudie dat bij
de financiering van stichtingen die het Rijk heeft opgericht, mede
opgericht of heeft doen oprichten, de onderlinge afstemming tussen de
ministeries te wensen overlaat waardoor extra administratieve lasten
ontstaan. Hoe kijkt de regering aan tegen deze bevinding? Welke
verbeteringen ziet de regering op dit punt, bijvoorbeeld in het kader
van het `uniform subsidiekader' dat op 1 januari 2010 in werking is
getreden?
23. Welke verbeteringen ziet de regering ten aanzien van een
gestructureerd relatiemanagement?
29. De Algemene Rekenkamer constateert in de achtergrondstudie dat van
de onderzochte stichtingen de verantwoording slechts beperkt is
vergezeld van een accountantsverklaring die de rechtmatige besteding van
middelen afdekt. Hoe kijkt de regering aan tegen deze bevinding? Welke
verbeteringen ziet de regering op dit punt? Bijvoorbeeld in een
verplichtstelling van een dergelijke verklaring in de statuten van een
stichting die het Rijk opricht, mede opricht of heeft doen oprichten?
Zoals onder het kopje ``inrichting van stichtingen'' is toegelicht, is
de stichtingsvorm een rechtsvorm waarbij er bewust geen standaard
invulling van het sturingsmodel bestaat. De bevoegdheden van de
betrokken actoren, inclusief die van de betrokken ministers, zijn
daarmee slechts afhankelijk van hetgeen hierover in de statuten van de
organisatie is opgenomen. Met andere woorden, een minister is specifiek
verantwoordelijk voor het functioneren van een stichting binnen de
grenzen van hetgeen in de statuten is vastgelegd als zijnde zijn/haar
verantwoordelijkheden. Daarmee zei overigens uitdrukkelijk niet gezegd
dat ministers geen oog zouden hebben voor de vraag hoe een stichting in
algemene zin functioneert. Om zijn ministeriele verantwoordelijkheid
goed te borgen, houdt een minister immers in algemene zin toezicht op
organisaties die rijksgeld ontvangen en kent hij daarnaast in veel
gevallen ook verantwoordelijkheden op het terrein van het
systeemtoezicht.
Door de komst van het uniforme subsidiekader is, in lijn met de
suggestie uit bovenstaande vraag 22, inderdaad een eenduidige manier van
verantwoorden geintroduceerd. De spelregels rondom de inhoud van de
verantwoording, kostprijsmodel, verlenings- en vaststellingsperioden
zijn geueniformeerd, hetgeen een - ook in de ogen van het kabinet -
noodzakelijke vermindering van de administratieve lasten met zich
meebrengt.
Als het gaat om gestructureerd relatiemanagement plegen diverse
ministeries reeds regelmatig overleg met ``hun'' stichtingen over
lopende zaken en over de voortgang van de beoogde doelstellingen.
Ministeries en stichtingen hebben daarnaast in de ogen van het kabinet
afdoende veelvuldig contact op momenten dat men zich in het proces van
subsidieverstrekking en verantwoording daarover bevindt.
Ten aanzien van de rechtmatigheid van de bestedingen bij stichtingen
heeft de Algemene Rekenkamer in haar rapport opgemerkt dat er op twee na
in alle gevallen van hun cases-onderzoek sprake is van voldoende
verantwoording (middels accountantsverklaringen). Deze verplichting
wordt meestal in de subsidievoorwaarden naar de stichting toe geregeld.
Het kabinet ziet, mede ook vanwege het feit dat het huidige
verantwoordingsproces voldoet, geen aanleiding om dit proces te
wijzigen.
Ontbindingen
4. Waarom ontvangt de Tweede Kamer geen informatie over ontbindingen
van stichtingen?
39. Kan er een overzicht gegeven worden van wat er de afgelopen jaren
na opheffing van een stichting met het overgebleven vermogen gebeurd is?
Aan wie of wat is dit ten goede gekomen?
Er is geen wettelijke verplichting de Staten-Generaal over de ontbinding
van stichtingen te informeren. Bij gevallen waar dat gebeurd is, lag het
initiatief bij de departementen. De openbaar te maken
stichtingenoverzichten (zie antwoord onder kopje ``overzicht van
stichtingen'') zullen echter meer inzicht geven in de ontbinding van
stichtingen. Door de regelmatige actualisering van deze overzichten,
worden veranderingen in het stichtingenveld (zowel ten aanzien van
opgerichte als dus ontbonden stichtingen) immers beter weergegeven.
Met betrekking tot de vraag of het mogelijk is een overzicht te geven
van de vermogens van de recent ontbonden stichtingen, wordt opgemerkt
dat deze informatie momenteel niet integraal beschikbaar is. In bijlage
3 zijn de op dit moment beschikbare gegevens opgenomen. Het goed regelen
van de bestemming van resterend vermogen bij ontbinding in de statuten
van de stichting is een zaak die overigens expliciet door het
Stichtingenkader wordt onderschreven.
Financieel belang
7. Hoe is de ontwikkeling van het aantal overheidsstichtingen sedert
2008? Hoeveel van dergelijke stichtingen bestaan er op dit moment en wat
is de totale financiele omvang van die stichtingen?
8. Kan de regering het totale financiele belang geven van alle
bestaande stichtingen die het Rijk heeft opgericht, mede opgericht of
doen oprichten? Hoewel de subsidiestromen worden verantwoord onder de
programmabudgetten van ministeries, welk deel van het totale financiele
belang zou gemerkt kunnen worden als ?apparaatsbudget?? Om hoeveel fte
gaat het hierbij in totaal?
21. Hoe komt het dat vrijwel alle onderzochte overheidsstichtingen
sedert hun oprichting wat betreft het aantal personeelsleden zijn
gegroeid?
Zoals aangegeven bij beantwoording van de vragen onder het kopje ''de
wettelijke procedure bij het oprichten van stichtingen'', is er sedert
2008 een relatief beperkt aantal stichtingen bijgekomen. Er bestaat
echter nog niet bij alle departementen een centraal bijgehouden
overzicht van stichtingen, noch is er sprake van een centrale
registratie bij de departementen van het financiele belang en/of omvang
in fte's van stichtingen. Departementen pakken dit - in het licht van
het feit dat er geen wettelijke verplichting toe is - verschillend op,
zodat het vooralsnog niet goed mogelijk is om algemene ontwikkelingen op
dit vlak nader toe te lichten. Daarbij komt dat, zoals gezegd, bij een
deel van de stichtingen de betreffende minister niet de bevoegdheid
heeft om financiele informatie op te vragen. Informatie die
departementen hebben aangeleverd, is in bijlage 4 opgenomen. Deze
informatie kan dus mogelijkerwijs niet volledig zijn.
Staatssteun en ``openbare dienstverlening''
26. Hoe toetst de regering op concurrentievervalsing of ongeoorloofde
staatssteun wanneer een stichting die het Rijk heeft opgericht, mede
opgericht of doen oprichten haar activiteiten commercialiseert of nieuwe
activiteiten ontplooit terwijl er nog sprake is van een subsidierelatie?
27. Hoeveel stichtingen krijgen er subsidies en andere betalingen van
een ministerie die hoger zijn dan nodig is om de kosten van de
``openbare dienstverlening'' te dekken? Hoe hoog is het totaal aan van
dit hoger bedrag?
28. Is er, in het geval een stichting meer subsidies of andere
betalingen van een ministerie ontvangt die hoger zijn dan nodig is om de
kosten van de "openbare dienstverlening" te dekken, sprake van
staatssteun? Zo ja, mag dat?
Departementen die stichtingen hebben opgericht en met die stichtingen
een subsidierelatie hebben in het kader van de uitvoering van ``openbare
dienstverlening'', dienen er als gevolge van die subsidierelatie op toe
te zien dat de subsidie slechts wordt aangewend ter compensatie van de
``openbare dienstverlening''. Daarmee wordt gewaarborgd dat de subsidie
niet wordt ingezet voor andere activiteiten en wordt bijgevolg mogelijke
staatssteun voorkomen.
Echter ook in het geval een stichting meer subsidies of andere
betalingen van een ministerie ontvangt dan onverhoopt nodig is ter
compensatie van ``openbare dienstverlening'', zou er mogelijk sprake
kunnen zijn van staatssteun. Precieze cijfers over het aantal malen en
de omvang dat dit gebeurt, worden niet (centraal) geregistreerd. Of deze
staatssteun vervolgens geoorloofd is, dient per geval te worden
beoordeeld. Conform de interdepartementale afspraken inzake staatssteun
(gepubliceerd in de Staatscourant van 17 februari 2006, nr. 35) zijn de
departementen zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan de
verplichtingen inzake staatssteun, zoals het tijdig aanmelden van
voorgenomen steunmaatregelen bij de Europese Commissie en het naleven
van de stand still-verplichting (dat wil zeggen dat de voorgenomen
maatregelen niet mogen worden uitgevoerd voordat de Europese Commissie
een eindbeslissing heeft genomen over de toelaatbaarheid).
Kaderwet ZBO
19. Wanneer en hoe wordt duidelijk welke stichtingen onder de kaderwet
ZBO komen te vallen?
De Kaderwet ZBO heeft alleen betrekking op stichtingen die onder de
reikwijdte vallen van het begrip zelfstandig bestuursorgaan, zoals
gedefinieerd in artikel 1, onderdeel a, van de Kaderwet ZBO. Het proces
van het onderbrengen van betreffende ZBO's onder de Kaderwet ZBO is nog
in volle gang. In het ZBO-register ( HYPERLINK
"http://almanak.zboregister.overheid.nl"
http://almanak.zboregister.overheid.nl ) staat per ZBO vermeld of de
Kaderwet ZBO van toepassing is of niet en in voorkomend geval of het ZBO
alsnog onder de Kaderwet ZBO wordt gebracht. Dit register bevat ook de
informatie over welke stichtingen onder de Kaderwet ZBO vallen.
Evaluaties
22. De Algemene Rekenkamer constateert in de achtergrondstudie dat
stichtingen die het Rijk heeft opgericht, mede opgericht of doen
oprichten, beperkt worden onderworpen aan periodieke evaluaties met
betrekking tot het bestaansrecht, het gediende publieke belang en de
relatie tussen een stichting en een ministerie. Hoe kijkt de regering
aan tegen deze bevinding? Welke verbeteringen ziet de regering op dit
punt?
Met betrekking tot de stichtingen die ZBO zijn, voorziet de Kaderwet ZBO
in een vijfjaarlijkse evaluatie op doeltreffendheid en doelmatigheid
(art. 39, lid 1 Kaderwet ZBO). Bij sommige stichtingen wordt vooral
geevalueerd op programma's en resultaten, bij anderen meer op
bestaansrecht. Als het gaat om de uitvoering van subsidieregelingen via
stichtingen, dan is in de ABW bepaald dat eens in de vijf jaar een
onafhankelijke evaluatie dient te worden uitgevoerd inzake de effecten
van het gevoerde beleid met betrekking tot de bedrijfsvoering. Daarnaast
hebben het jaarlijks doen opstellen van een verantwoording met
jaarverslagen, naast het jaarlijks toewijzen van budget/subsidie op
grond van het jaar/activiteitenplan, sterke elementen van evaluatie in
zich. Vanwege alle benoemde redenen ziet het kabinet vooralsnog geen
aanleiding tot een aangepast evaluatiebeleid.
EMU-saldo en -schuld
38. Wordt het saldo van overheidsstichtingen bij het EMU-saldo en
EMU-schuld betrokken?
Het EMU-saldo en de EMU-schuld hebben betrekking op de sector overheid.
Alleen de stichtingen die onderdeel uitmaken van de sector overheid
hebben bijgevolg invloed op het EMU-saldo en de EMU-schuld. Het CBS
beoordeelt - aan de hand van de Europese voorschriften ter zake - case
by case welke overheidsstichtingen wel of niet onderdeel zijn van de
sector overheid.
Bijlage 1 Aantal opgerichte stichtingen sinds 2008
Tabel 1: aantal opgerichte stichtingen sinds 2008
departement # stichtingen
AZ -
BuiZa geen
BZK drie stichtingen, allen conform CW art. 34:
Stichting waarborgfonds politie (nu van V&J);
Pensioenfonds Caribisch Nederland;
Huis voor democratie en rechtstaat.
Defensie een stichting, conform CW art. 34:
Stichting Nederlandse Veteranendag.
ELI: oud EZ
oud LNV geen
geen
Financien geen
I&M: oud VROM
oud V&W geen
geen
OCW geen
SZW -
V&J -
VWS vijf stichtingen;
een stichting (Stichting geneesmiddelenbulletin), conform CW art. 34
bij de stichting PAN en bij stichtingen op Saba en St. Eustatius is de
Tweede Kamer in een later stadium geinformeerd.
- : geen informatie beschikbaar Bron: departementen
Bijlage 2 Aantal ambtenaren in het bestuur, directie en/of
raad van toezicht per ministerie
Tabel 2: aantal ambtenaren in bestuur, directie en/of raad van toezicht
(2011)
departement # ambtenaren
AZ -
BuiZa geen
BZK in 2010 heeft ``oud'' BZK een inventarisatie van deze gegevens
uitgevoerd. Exclusief het veiligheidsveld waren 10 ambtenaren
vertegenwoordigd in besturen van stichtingen. Op dit moment wordt een
nieuwe inventarisatie gedaan welke naar verwachting rond de zomer 2011
gereed zal zijn
Defensie er zitten twee ambtenaren in een Raad van toezicht; een
ambtenaar is directeur van een stichting
ELI: oud EZ
oud LNV een drietal ambtenaren heeft zitting in een RvB, RvT,
en/of Besuuursadviesraad
-
Financien bij een stichting (Holland Financial Centre) ambtenaar in RvB,
RvT, en/of Besuuursadviesraad
I&M: oud VROM bij drie stichtingen ambtenaren in een RvB, RvT, en/of
Besuuursadviesraad
oud V&W bij acht stichtingen ambtenaren in besturen of RvT
OCW geen volwaardig lidmaatschap van OCW-ambtenaren waarmee zij invloed
uit kunnen oefenen door stemrecht in bestuur, directie of RvT
SZW -
V&J -
VWS geen
- : geen informatie beschikbaar Bron: departementen
Bijlage 3 Aantal ontbonden stichtingen sinds 2008 + bestemming
van hun resterende vermogen
Tabel 3: aantal ontbonden stichtingen sinds 2008
departement # ontbonden + resterend vermogen
AZ -
BuiZa een stichting: die is opgegaan in stichting Lokaal Mondiaal. De
stichting als zodanig blijft bestaan en wordt gefinancierd via NCDO.
BZK twee stichtingen. Een is opgegaan in een andere stichting en de
andere is een publiekrechtelijke organisatie (ZBO) geworden. Van beide
organisaties is vermogen ingezet voor de nieuwe organisaties.
Defensie geen
EL&I: oud EEZ
oud LNV geen
vier stichtingen. Het overgebleven vermogen is in een begrotingsfonds
bij het ministerie van Financien opgenomen.
Financien geen
I&M: oud VROM
oud V&W geen
geen
OCW twee stichtingen. Het overgebleven vermogen is naar de
rechtsopvolger gegaan.
SZW -
V&J -
VWS vier stichtingen. Van een stichting is bekend dat het overgebleven
vermogen in de Rijkskas is gestort.
- : geen informatie beschikbaar Bron: departementen
Bijlage 4 Financieel belang bij stichtingen
Tabel 4: financiele belangen bij stichtingen
departement Financieel belang
AZ -
BuiZa zie separate tabel 4.a
BZK wordt -met reden- niet geregistreerd en gemonitord:
BZK heeft conform statuten niet altijd het recht op het ontvangen van
het jaarverslag/-rekening.;
Ook heeft de minister van BZK, eveneens conform statuten, niet altijd
het recht op het verkrijgen van inlichtingen.
Zie verder tabel 4b
Defensie -
ELI: oud EZ
oud LNV zie separate tabel 4.c
zie separate tabel 4.d
Financien zie separate tabel 4.e
I&M: oud VROM
oud V&W -
geen gegevens over de baten per stichting. In totaal is (o.b.v SOR2010)
een bedrag van ?57.264.317 (waarvan ? 47.300.000 tbv Stichting Deltares)
aan subsidies verleend aan stichtingen van oud V&W. Hierbij moet worden
opgemerkt worden dat de Stichting Deltares is overgegaan naar EL&I.
OCW zie separate tabel 4.f
SZW -
V&J -
VWS zie separate tabel 4.g
- : geen informatie beschikbaar Bron: departementen
Tabel 4.a: Ministerie van Buitenlandse Zaken: financiele belangen bij
stichtingen
Naam stichting
Financieel belang
Dick
Scherpenzeel Werd tot en met 2006 gefinancierd door BuZa maar is
overgedragen aan NCDO. Uit de jaarrekeningen NCDO blijkt dat 89.100 euro
per jaar naar de stichting gaat. Uitvoering geschiedt via Lokaal
Mondiaal.
Carnegie
Stichting Totale baten 2011: 7,2 mln waarvan 4,8 subsidie BZ. Totale
omvang begroting 2011: 7,2 mln
Stichting
IntEnt Baten 2009
EUR 925.440.
Bijdrage DGIS stop- gezet in 2006
IICD 2008: BuZa: 4.600.000
Overig: 980.555
Totaal: 5.580.555
2009: BuZa: 4.600.000
Overig: 1.436.073
Totaal: 6.036.073
IRC Eur 7.746.685,00 gebaseerd op de jaarrekening 2009. Recentere
gegevens zijn op dit moment nog niet beschikbaar. Gegevens 2010 worden
uiterlijk 31 mei 2011 verwacht.
NCDO
* is geen ZBO meer 2008: BuZa: 32.600.000
Overig: 2.475.377
Totaal: 35.075.377
2009: Buza: 32.834.936
Overig: 259.472
Totaal: 33.094.408
NIMD Eur 9,375 mln per jaar (2007-2011)
SNV 2008: Buza 88.420.689
Overig: 21.472.447
Totaal: 109.893.136
2009: Buza 99.455.528
Overig: 14.883.170
Totaal: 114.338.698
Prins Claus
Fonds 2009:
totale baten: 4.850.807 (BZ-deel is 83.56% = 4.053.352)
personeelskosten 852.791 voor 16.57 fte (gemiddeld 51.466 per fte)
Tabel 4.b: Ministerie van BZK: financiele belangen bij stichtingen
Stichting
Afkorting
bijdrage BZK (x ?1.000)
A+O fonds A+O fonds 2.317
Antilliaanse medefinancieringsorganisatie AMFO 8.285
Centrum arbeidsverhoudingen overheidspersoneel CAOP 7.617
Europees instituut voor bestuurskunde EIPA 202
Fondo Desaroyo Aruba FDA 8.594
Forum democratische ontwikkeling FDO 150
Het expertise centrum / Rijksopleidingsinstituut HEC/ROI 0
Huis voor democratie en rechtsstaat Huis nvt (*)
ICT Uitvoeringsorganisatie ICTU 48.996
Instituut Publiek en Politiek IPP 1.298
Kenniscentrum Europa Decentraal KED 650
Oorlogsgravenstichting OGS 5.069
Pensioenfonds caribisch nederland PCN nvt (*)
Stichting ontwikkeling nederlandse antillen SONA 55.519
Stichting verdeling overheidsbijdragen SVO 3.272
stichting verkiezing overheidsmananger van het jaar SVOJ 17
Verbond sectorwerkgeversoverheid VSO 431
Vut-fonds VUT-fonds nvt (**)
(*): stichting bestond nog niet in 2009
(**): wordt gemeld in jaarverslag BZK
NB: bedragen zijn optelsom van exploitatie- en algemene subsidies,
bijdragen en ?gewone? opdrachten bedragen uit 2009; niet alle
jaarverslagen (als daar recht op is) uit 2010 zijn gereed.
Tabel 4.c: Ministerie van ELI (``oud EZ''): financiele belangen bij
stichtingen
Organisatie Jaar van oprichting Baten
Stichting en RWT:
St. Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA)
2001
De totale baten voor COVA waren in 2009 92 miljoen euro en de totale
lasten waren in 2009 104 miljoen euro. Hiermee wordt geteerd op het
vermogen op de exploitatierekening. De inkomsten van COVA zijn afkomstig
van een heffing op transportbrandstoffen, als ware accijns. Dit is
vastgelegd in de Wet Voorraadvorming Aardolieproducten 2001.
Stichtingen
St. Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) 1955 Volgens de
geconsolideerde winst en verliesrekening 2009 bedroeg de totale
opbrengst (subsidie van het Rijk en overige opbrengsten) ?140,7 mln.
St. Kenniscentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) 2003
Totale omvang begroting in 2011: 3,75 miljoen
MVO Nederland wordt voor een belangrijk deel (circa 75%) gefinancierd
door het Rijk en ontvangt in 2011 een subsidie van circa ?2,9 mln. voor
basisactiviteiten (?1,6 mln.) en specifieke projecten (?1,3 mln.) . De
overige ? 850.000 betreft de inkomsten uit private bijdragen van
partners.
St. Syntens Innovatienetwerk voor ondernemers 1998 Ca. ? 40 mln.waarvan
? 32,8 subsidie van EZ
St. MARIN (Maritime Research Institute Netherlands) 1929 Bruto omzet in
2010: ? 37,4 mln. Programmafinanciering overheid in 2010: ? 4,3 mln.
St. Bevordering van de Uitvoer (SBU) 1939 ?2.665.000 in 2010;
grotendeels bijdragen van het ministerie van Buitenlandse zaken, EL&I en
het Nuffic
St. Economische publicaties (SEP) 1947 Geen baten, geen bijdrage
Tabel 4.d: Ministerie van ELI (``oud LNV''): financiele belangen bij
stichtingen
ZBO's/RWT's: Baten
Stichting Bloembollenkeuringsdienst zbo is tariefgefinancieerd
Totale baten in 2009:
? 5.159.883,-
Stichting Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden Zuivel zbo is
tariefgefinancieerd
Totale baten in 2009:
? 6.285.597,-
Stichting Controlebureau Pluimvee, Eieren en Eiproducten zbo is
tariefgefinancieerd
Totale baten in 2009:
? 2.362.869,-
Stichting Kwaliteitscontrole alternatieve landbouwproductiemethoden zbo
is tariefgefinancieerd
Totale baten in 2009:
Stichting Kwaliteitsbureau Groente en Fruit zbo is tariefgefinancieerd
Totale baten in 2009:
? 12.349.469,-
Stichting Nederlandse algemene kwaliteitsdienst Tuinbouw zbo is
tariefgefinancieerd
Totale baten in 2009:
? 20.078.000,-
Stichting Nederlandse algemene keuringsdiensten zbo is
tariefgefinancieerd
Totale baten in 2009:
? 22.647.000,-
Stichting Skal zbo is tariefgefinancieerd
Totale baten in 2009:
? 3.010.000,-
RWT's
Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek Totale baten in 2009: ? 351,4
mln.
(Bijdrage vanuit Rijksbegroting 2009: ? 173,7 mln.)
Overig
Stichting Nationaal Groenfonds Totale baten in 2009:
? 6.394.000,-
Stichting Voedingscentrum Nederland Totale baten in 2009:
? 9.747.090,-
(Bijdrage vanuit Rijksbegroting 2009: ? 3.800.000,-)
Stichting Landelijke inspectiedienst dierenbescherming Bijdrage vanuit
Rijksbegroting 2011: ? 300.000,-.
Tabel 4.e: Ministerie van Financien: financiele belangen bij stichtingen
Organisatie
Financiele omvang bijzonderheden
AFM
Autoriteit Financiele Markten Baten 2010
Overh.bijdr: ? 30,9 mln.
Bijdrage sector: ? 58,0 mln.
Overige baten: ? 1,9 mln.
Totale baten: ? 90,8 mln.
SENS
Exploitatie Nederlandse Staatsloterij Totale omvang 840 mln.
Bijdrage uit begroting 0
Premie gefinancierd deel: 0
Tariefgefinancierd deel: 0
Opbrengsten vanuit de exploitatie van activiteiten
HFC
Holland Financial Centre Totale omvang: - mln.
Bijdrage uit begroting 0
Premie gefinancierd deel: 0
Tariefgefinancierd deel: 0
Stichting wordt door private partijen gefinancierd.
SJHF
Joods Humanitair Fonds Totale omvang: - mln.
Bijdrage uit begroting 0
Premie gefinancierd deel: 0
Tariefgefinancierd deel: 0
Financiering vindt plaats vanuit het Fonds Overheidstoezicht is
beeindigd m.i.v. 1 jan. 2005
SMO
Maror-gelden Overheid Totale omvang: - mln.
Bijdrage uit begroting 0
Premie gefinancierd deel: 0
Tariefgefinancierd deel: 0
Stichting Collectieve Maror-gelden Nederland (COM) beheert de
Maror-gelden van private partijen (banken, beurs, verzekeraars) die
bestemd zijn voor collectieve doelen binnen de Joodse gemeenschap in
Nederland en verstrekt daaruit projectsubsidies;
Overheidstoezicht is beeindigd m.i.v. 1 jan. 2005
WM
Waarborgfonds Motorverkeer Totale omvang: 68 mln.
Bijdrage uit begroting 0
Premie gefinancierd deel: 0
Tariefgefinancierd deel: 0
Financiering door verzekeringsmij'en
Tabel 4f: Ministerie van OCW: financiele belangen bij stichtingen
(ultimo 2008)
Naam opgerichte rechtspersoon Totaal gerealiseerde inkomsten / baten
2007* Totaal gerealiseerde uitgaven / lasten 2007 Totaal Rijksgeld 2007
St. Beheer van het Museum Boerhaave 5.556.411 4.335.363 5.320.146
St. Beheer van het Museum Meermanno-Westreenianum 1.957.096 1.848.841
1.715.416
St. Beheer van Huis Doorn 708.093 876.836 337.014
St. Centraal Bureau voor Genealogie
2.643.080 2.758.225 1.511.014
St. Exploitatie van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie
(RKD) 5.704.150 5.710.073 5.227.250
St. Het Geld- en Bankmuseum 3.797.422 3.753.084 1.018.966
St. Het Nederlands Openluchtmuseum 16.109.040 15.271.243 8.429.951
St. Het Rijksmuseum 53.428.000 54.480.000 27.971.566
St. Koninklijk Kabinet van Schilderijen het Mauritshuis 12.971.000
13.748.300 2.891.713
St. Kroeller-Mueller Museum 10.206.601 10.690.610 6.801.957
St. Museum Catherijneconvent 5.342.479 5.316.341 4.297.364
St. Museum Slot Loevestein 1.690.930 1.333.384 931.946
St. Nationaal Historisch Museum nvt nvt nvt
St. Nationaal Natuurhistorisch Museum (Naturalis) 20.345.316 18.775.290
16.567.193
St. Nationaal Restauratiefonds geen
subsidierelatie (meer) geen subsidierelatie (meer) geen subsidierelatie
(meer)
St. Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam 8.580.222 7.883.650 8.089.218
St. Paleis het Loo, Nationaal Museum 14.093.984 14.009.497 11.748.826
St. Rijksmuseum Het Zuiderzeemuseum 9.775.110 10.057.250 6.956.368
St. Rijksmuseum Muiderslot 1.644.096 1.441.241 480.773
St. Rijksmuseum Twenthe 3.877.500 3.806.700 3.179.474
St. Rijksmuseum van Oudheden 7.914.944 7.036.667 6.777.523
St. Rijksmuseum voor Volkenkunde 11.778.490 11.747.276 10.225.114
St. Van Gogh Museum (voorheen: rijksmuseum Vincent van Gogh/rijksmuseum
H.W. Mesdag) 29.039.314 26.846.555 6.404.634
Stichting Anno (voorheen St. Actueel Verleden)
2.320.846 2.901.880 2.000.000
Stichting Amstel 218 nvt nvt nvt
Mondriaan Stichting 23.440.529 26.480.214 22.274.386
St. Architectuur Lokaal 794.547 911.028 395.000
St. Fonds voor Cultuurparticipatie
nvt nvt nvt
St. Fonds voor de Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst (BKVK)
16.727.524
16.935.485 16.409.978
St. Kosmopolis
901.967 706.807 832.693
St. Materiaalfonds voor de Beeldende Kunst
94.001 92.950 79.861
St. Nederlands Fonds voor de Film 35.353.926 35.265.330 31.519.150
St. Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten+
subsidierelatie miv 1 nov 2007 subsidierelatie miv 1 nov 2007
subsidierelatie miv 1 nov 2007
St. Rijksacademie voor Beeldende Kunst en Vormgeving 5.838.276 5.862.678
4.875.308
St. Stimuleringsfonds voor Architectuur 5.856.810 5.316.851 4.906.358
St. Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren en ander
onderwijspersoneel (SBL) 2.977.541 2.916.560 2.917.500
St. Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) 8.703.000 8.841.000
8.354.000
Europees Platform - internationaliseren in onderwijs 11.439.731
11.580.119 7.837.193
Fonds voor de Letteren 6.250.362 6.105.747 6.250.362
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG) 29.910.560 29.663.816
23.978.000
Nederlandse Omroep Stichting (NOS) = NPO
768.386.000 703.090.000 74.900.000
Nederlandse Programma Stichting (NPS) 55.308.000 54.931.000 39.170.000
St. Debatbureau Journalisten 92.260 113.158 29.120
St. Ether Reclame (STER)
203.578.000 12.089.000 de netto opbrengst (191.489.000)
wordt afgedragen aan OCW
St. Muziekcentrum van de Omroep 28.817.000 28.227.000 28.817.000
St. Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (NLPVF) 3.364.279
3.596.341 2.583.618
St. Radio Nederland Wereldomroep (Wereldomroep) 43.560.000 47.594.000
42.653.000
St. Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties (SNCO)
17.005.671 17.296.369 16.014.261
St. Nationaal ?Global Biodiversity Information Facility? Kennisknooppunt
(NL-BIF) 465.546 470.391 450.000
St. Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers 733.805 704.591 641.000
St. Nederlands Onderwijs in het Buitenland 14.773.000 14.618.000
14.153.000
St. Participatiefonds voor het onderwijs 104.393.000 90.098.000
4.613.000
St. Servicecentrum Scholenbouw (SCS)
nvt nvt nvt
St. Vervangingsfonds en bedrijfsgezondheidszorg in het onderwijs
324.489.000 346.451.000 12.900.000
Stichting Bijzondere Scholen op AlgemeneGrondslag III (Bestuur
defensiescholen)
2.706.707 2.721.581 2.687.493
Stichting Nationaal Onderwijs-museum te Rotterdam 1.477.374 1.664.873
750.000
* Betreft grotendeels OCW-gelden
Tabel 4.g.1: Ministerie van VWS: overzicht stichtingen waarmee op dit
moment een financiele en/of bestuurlijke relatie bestaat
Naam organisatie
Stichting Fonds voor de topsporter.
Topinstituut Pharma
Geneesmiddelenbulletin
Stichting Hallo Wereld
Saba Health Care Foundation
St. Eustatius Health Care Foundation
St. PAN
NKI
St. PRN
St. HIV monitoring
St. Palga
St. Psych casus register
St. Ex6
St. PVP
St. DBC-O
NICTIZ
NPCF
NNI
KNMG colleges
KNMG adviescommissies
KNMP
VU
NMT
Capaciteitsorgaan
SBOH
VVN colleges
VVN adviescommissies
FGzP colleges
FGzP adviescommissies
CBOG
CZO
Centrum Indicatiestelling Zorg
DBC-Onderhoud
Informatievoorziening Zorg (IVZ)
Keninscentrum Jeugd (Nederlands Jeugd Instituut)
Kenniscentrum Langdurige Zorg (Vilans)
Kenniscentrum Maatschappelijke Inzet (Movisie)
Nationaal Comite 4 en 5 mei (SNC)
Nederlandse Transplantatie (NTS)
Rechtsherstel Sinti en Roma
Waarborgfonds voor de Zorgsector
Tabel 4.g.2: Ministerie van VWS: financiele belangen bij stichtingen
Naam Bedrag inst.subs. (2011) Totale baten (2009)
St. PAN ? 0,921 mln ? 0,921 mln
NKI ? 19.289 mln. ? 65,476 mln.
St. PRN ? 0,627 mln. ? 0,894 mln.
St. HIV monitoring ? 2,872 mln. ? 2,872 mln.
St. Palga ? 3,461 mln. ? 3,461 mln.
St. Psych casus register ? 0,122 mln. ? 0,154 mln.
St. Ex6 ? 0,224 mln. ? 0,308 mln.
St. PVP ? 4,617 mln. ? 4,746 mln
St. DBC-O ? 14.500 mln. ? 14.406 mln.
Tabel 4.g.3: Ministerie van VWS: financiele belangen bij stichtingen
Naam Toelichting
Stichting Fonds voor de topsporter Totale baten bedragen ca. ? 8 miljoen
per jaar. Waarvan ? 5,6 miljoen vanuit begroting VWS, ? 1,6 miljoen
vanuit rente-opbrengsten van het kapitaal en ? 0,8 miljoen vanuit
NOC*NSF.
Stichting Geneesmiddelenbulletin totale baten 473.850 waarvan 455.000
subsidie VWS en 18.850 inkomsten van derden
Stichting Topinstituut Pharma opgericht in 2006 met voorhangprocedure
(betreft een FES-project). Jaarlijks fluctuerende bedragen totaal over
looptijd van FES-project ? 130 miljoen VWS subsidie, die gematched wordt
met ? 130 miljoen aan bijdragen door bedrijven en kennisinstellingen
Stichting Hallo Wereld instellingssubsidie van 0,8 mln euro
Tabel 4.g.4: Ministerie van VWS: financiele belangen bij stichtingen
Organisatie Instellingssubsidie
NICTIZ ? 28.147.246
NPCF ? 342.124
NNI ? 573.855
KNMG colleges ? 524.753
KNMG adviescommissies ? 93.812
KNMP ? 42.145
VU ? 661.875
NMT ? 39.850
Capaciteitsorgaan ? 1.117.557
SBOH ? 141.942.366
VVN colleges ? 181.956
VVN adviescommissies ? 32.868
FGzP colleges ? 78.063
FGzP adviescommissies ? 36.553
CBOG ? 1.320.271
CZO ? 251.797
Opgericht in 1998 en voortgekomen uit een aantal bestaande stichtingen
(Stichting ICNN en IMK Voorlichting) (TK 1997-1998 25518, nr. 10 p8)
PAGE \* MERGEFORMAT 1