[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2009D59997, datum: 2009-11-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Protocol tot wijziging Overeenkomst Singapore tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen. (2009D59996)

Preview document (🔗 origineel)


Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Regering van het
Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Singapore tot
het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan
van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar
het vermogen; 's-Gravenhage, 25 augustus 2009 (Trb. 2009, 145)

TOELICHTENDE NOTA

I. Algemeen

Inleiding

Op 6 maart 2009 heeft de regering van de Republiek Singapore aangegeven
dat Singapore op verzoek bankinformatie voor belastingdoeleinden wil
gaan uitwisselen en dat het bereid is om bestaande belastingverdragen op
dit punt te herzien. 

	Deze gebeurtenis staat niet op zichzelf, maar moet worden gezien tegen
de achtergrond van de recente economische gebeurtenissen. Met name de
kredietcrisis heeft wereldwijd het bewustzijn verhoogd dat de
'globalized economy' uitdrukkelijk verantwoordelijkheden met zich
meebrengt, ook op fiscaal terrein. Immers, terwijl de
belastingplichtigen in de `globalized economy' min of meer onafhankelijk
van nationale grenzen kunnen opereren, moeten de belastingautoriteiten
deze grenzen bij het uitvoeren van hun taken wel respecteren. Bepalingen
die zien op informatie-uitwisseling bieden hun een juridisch kader om
over de grenzen samen te werken zonder de soevereiniteit van andere
landen of de rechten van belastingbetalers te schenden. 

	Informatie-uitwisseling is dan ook een belangrijk instrument om er voor
te zorgen dat belastingplichtigen hun `fair share' aan de nationale
schatkisten bijdragen.

	Er zijn in de voorbije jaren door de OESO verschillende instrumenten
ontwikkeld die een juridisch kader bieden voor uitwisseling van
informatie. Hieruit is een internationale standaard voortgekomen die
reeds in 2004 is onderschreven door de ministers van financien van de
groep twintig economisch meest belangrijke staten (G-20 landen) en in
2008 ook door het Verenigde Naties Comite van Experts in Internationale
Samenwerking op het gebied van Belastingen. De internationale standaard
voorziet in uitwisseling van informatie op verzoek in alle
belastingkwesties ten behoeve van de toepassing of de tenuitvoerlegging
van de nationale belastingwet, waarbij een verzoek niet geweigerd mag
worden enkel omdat de verzochte staat zelf geen belang heeft bij de
gevraagde informatie of vanwege het bestaan van een bankgeheim.
Daarnaast voorziet de standaard ook in uitgebreide waarborgen om de
vertrouwelijkheid van de uitgewisselde informatie te beschermen.

	Met name landen die van oudsher een bankgeheim kennen, hebben
consequent een voorbehoud gemaakt op het punt van de uitwisseling van
bancaire informatie. Dit geldt voor Singapore, maar ook voor
OESO-lidstaten als Belgie, Luxemburg, Oostenrijk en Zwitserland. Zij
beriepen zich doorgaans er op dat het bankgeheim in de weg stond aan een
dergelijke uitwisseling van informatie op belastingterrein. Daarnaast
waren er verschillende jurisdicties (`tax havens'), zoals bijvoorbeeld
de Kaaiman Eilanden en Bermuda, die (tot voor kort) in het geheel niet
bereid waren om (enige vorm van) informatie uit te wisselen. 

	In de aanloop naar de bijeenkomst van de G-20 landen in Londen van 2
april 2009 is de discussie over transparantie en informatie-uitwisseling
in een stroomversnelling geraakt. Duidelijk werd dat landen die zich
niet wilden committeren aan de internationale standaard, serieus
rekening moesten houden met sanctiemaatregelen (counter measures) vanuit
G-20 landen. Om de voortgang van de implementatie van de standaard
zichtbaar te maken publiceerde de OESO tegelijkertijd een overzicht
waaruit de status op dit punt van in totaal 84 landen kon worden
afgeleid. Dit overzicht werd vervolgens steeds aan de laatste stand van
zaken aangepast waardoor eventuele vooruitgang per land vrijwel direct
zichtbaar werd. In combinatie met de aangekondigde maatregelen leidde
dit niet alleen ertoe dat deze standaard vrijwel direct wereldwijd werd
erkend en onderschreven, maar bovendien leidde dit tot een ongekend
snelle uitbreiding van het aantal bilaterale onderhandelingen over
`verdragen tot uitwisseling van belastinginformatie (Tax Information
Exchange Agreements - TIEA's) en belastingverdragen met een moderne
informatie-uitwisselingsbepaling conform artikel 26 OESO-modelverdrag. 

	Het is dan ook toe te juichen dat verschillende staten al aan de
vooravond van de genoemde G-20 top hebben aangegeven zich ook op het
punt van uitwisseling van (bank)informatie aan de internationaal
overeengekomen standaard te willen conformeren. Dit geldt met name ook
voor landen met een bankgeheim, waaronder Singapore, Luxemburg, Belgie,
Oostenrijk en Zwitserland. Al deze landen hebben aangegeven het eerder
gemaakte voorbehoud bij artikel 26 van het OESO-modelverdrag, en dan met
name het vijfde lid dat ziet op uitwisseling van bankgegevens, in te
trekken en bereid te zijn om op verzoek ook voor belastingdoeleinden
bankinformatie uit te wisselen en bestaande belastingverdragen op dit
punt te herzien. Het op het bankgeheim gebaseerde verzet tegen ruimere
gegevensuitwisseling is hiermee nu dus doorbroken. 

	Met uitzondering van Belgie stellen deze landen wel een aantal
(aanvullende) voorwaarden om zogenoemde fishing expeditions te
voorkomen, waarbij zonder een concreet aanknopingspunt met betrekking
tot een of meerdere belastingplichtigen gegevens worden opgevraagd. Deze
voorwaarden zijn afgeleid van artikel 5 van het uit 2002 daterende
TIEA-model, dat op zijn beurt voor de internationale standaard model
heeft gestaan. In het geval van Singapore zijn deze voorwaarden terug te
vinden in een wetsvoorstel dat op dit moment in Singapore aanhangig is
en tot doel heeft om de implementatie van de internationale standaard op
het gebied van informatie-uitwisseling mogelijk te maken. 

	Vooralsnog is dus sprake van uitwisseling `op verzoek'. Artikel 26 van
het OESO-modelverdrag biedt landen in principe echter ook de
mogelijkheid om informatie op automatische basis of spontaan uit te
wisselen, een verplichting is dit evenwel niet. Nederland heeft altijd
onderstreept voorstander te zijn van automatische uitwisseling van
(bank)informatie, omdat daarmee een effectieve uitwisseling van
informatie naar verwachting het best zal zijn gewaarborgd. De
internationale standaard schrijft deze verdergaande vorm van
informatie-uitwisseling evenwel (nog) niet voor, en geen van de hiervoor
genoemde landen is op dit moment bereid om verder gaan dan hetgeen de
internationale standaard (thans) vereist.

	Vanuit Nederlandse optiek blijft volledige transparantie en
automatische gegevensuitwisseling de (logische) volgende stap.
Desalniettemin is met de huidige internationale standaard (`op verzoek')
zondermeer sprake van een belangrijke stap, omdat daarmee op het gebied
van informatie-uitwisseling voor het eerst een level playing field wordt
gecreeerd dat wereldwijd toepassing vindt. Het is daarom van groot
belang dat op internationaal niveau adequaat erop wordt toegezien of
landen hun afspraken ook nakomen en of er in de praktijk daadwerkelijk
sprake is van een effectieve uitwisseling van informatie. Het is dan ook
positief dat de ministers van Financien van de Groep van Acht (G-8)
tijdens hun bijeenkomst op 13 juni jl. in Lecce (Italie) aangaven
volledig achter het OESO-initiatief te staan om deze zaken ter hand te
nemen in het kader van een uitgebreid Global Forum, het zogenoemde
Global Forum on Transparency and Exchange of Information. In het Global
Forum zullen zowel OESO-lidstaten als niet-lidstaten samenwerken en een
van de eerste opgaven zal zijn om te komen tot een systeem van
peer-reviews waarbij landen elkaar onafhankelijk beoordelen op het punt
van de effectieve implementatie van de standaarden op het gebied van
transparantie en uitwisseling van informatie. Het Global Forum zal
terugrapporteren aan de ministers van financien van de G-20, dit is een
van de uitkomsten van eerder gememoreerde G-20 bijeenkomst in Londen.

	De totstandkoming van het onderhavige protocol (hierna `het Protocol')
moet worden gezien tegen de hiervoor geschetste achtergrond. Het
implementeert de internationale standaard op het gebied van
informatie-uitwisseling in het bestaande belastingverdrag tussen
Nederland en Singapore. Een van de belangrijkste karakteristieken is dan
ook dat het de uitwisseling van bankgegevens op verzoek voor
belastingdoeleinden mogelijk maakt. Het Protocol dient als aanvulling
bij de op 19 februari 1971 te Singapore tot stand gekomen Overeenkomst
tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van
de Republiek Singapore tot het vermijden van dubbele belasting en tot
het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot
belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol (Trb.
1971, 95), zoals gewijzigd door het op 28 februari 1994 te Singapore
ondertekende Protocol (Trb. 1994, 64) (Verdrag van 1971 met aanvullend
Protocol van 1994; hierna: 'het Verdrag').

Budgettaire gevolgen en administratieve lasten

	Door het uitwisselen van informatie kan Nederland op een meer adequate
wijze zijn belastingwetgeving toepassen. De informatie-uitwisseling moet
worden gezien in de context van het voorkomen van het ontgaan van
belasting. Op langere termijn zal het Protocol naar verwachting
positieve budgettaire gevolgen hebben voor de Nederlandse schatkist.
Deze zijn op dit ogenblik overigens niet nader te kwantificeren. Aan het
protocol zijn voor Nederland geen administratieve lasten van betekenis
verbonden.

Nederlandse situatie

De juridische grondslag voor de informatie-uitwisseling met Singapore
door Nederland is gelegen in het Verdrag zelf. De Wet op de
internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB)
beoogt de benodigde nationale maatregelen te treffen, zoals toegang tot
maatregelen voor informatievergaring en tot voorzieningen voor de
rechtsbescherming van de binnenlandse bron van de informatie. Er bestaan
in Nederland geen wettelijke belemmeringen om te voldoen aan bepalingen
voor informatie-uitwisseling zoals in het thans voorliggende protocol
met Singapore zijn neergelegd.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De huidige bepaling, die ziet op uitwisseling van inlichtingen (artikel
27), wordt geheel vervangen door een nieuwe bepaling. Deze nieuwe
bepaling (hierna: artikel 27) stemt volledig overeen met de
informatie-uitwisselingsbepaling uit het OESO-modelverdrag 2008 en is in
lijn met het Nederlandse verdragsbeleid. Met het in het eerste lid
gehanteerde criterium dat de gevraagde informatie voor de
belastingheffing (van het verzoekende land) `voorzienbaar relevant' is,
wordt beoogd om een zo breed mogelijke uitwisseling van informatie
mogelijk te maken, Hiertoe kunnen bijvoorbeeld ook inlichtingen behoren
die berusten bij een trust. De bepaling ziet niet alleen op de
belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, maar ook op door
Nederland of Singapore geheven belastingen van elke soort of benaming
(artikel 27, eerste lid, laatste volzin). Het eerste lid van artikel 27
opent voor beide verdragsstaten de mogelijkheid om op verzoek,
automatisch en spontaan informatie uit te wisselen. In lijn met de door
de G-20 gehanteerde `internationale standaard op het gebied van
informatie-uitwisseling voor belastingdoeleinden' en op uitdrukkelijk
verzoek van Singapore vindt informatie-uitwisseling - in ieder geval
voor wat betreft informatie-uitwisseling vanuit Singapore - in beginsel
plaats via de eerstgenoemde methode: `op verzoek'. Dit is neergelegd in
het eerdergenoemde (nationale) wetsvoorstel dat op dit ogenblik in
Singapore aanhangig is. In dat wetsvoorstel wordt voorts vastgelegd aan
welke procedurele vereisten een dergelijk aan Singapore gericht verzoek
moet voldoen. Deze vereisten zijn afgeleid van artikel 5 van het uit
2002 daterende TIEA-model, en hebben tot doel om zogenoemde fishing
expeditions - waarbij zonder een concreet aanknopingspunt voor grote
aantallen belastingplichtigen gegevens worden opgevraagd - te voorkomen.

	Het tweede lid van artikel 27 geeft aan hoe de staat die inlichtingen
ontvangt van de andere staat met deze inlichtingen om dient te gaan en
ziet daarmee tevens op de geheimhoudingsverplichting en het gebruik van
de inlichtingen. 

Zoals het tweede bepaalt, dient informatie, verkregen van een
Verdragsluitende staat, alleen ter kennis te worden gebracht van
personen of autoriteiten die in de andere Verdragsluitende staat
betrokken zijn bij de in het tweede lid vermelde situaties. Onder die
personen of autoriteiten vallen derhalve niet autoriteiten van derde
staten. In het OESO-commentaar bij het tweede lid van artikel 26
OESO-modelbelastingverdrag (punt 12.2) is nog eens uitdrukkelijk
aangegeven dat informatie, ontvangen door een Verdragsluitende staat,
niet ter kennis mag worden gebracht van een derde staat, tenzij er een
expliciete bepaling in het bilaterale verdrag tussen de Verdragsluitende
staten is opgenomen, die een dergelijke informatieverstrekking toestaat.
Een dergelijke bepaling is in het Verdrag of het Protocol niet
opgenomen. Het TIEA-modelverdrag kent een vergelijkbare uitwerking:
zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de bevoegde
autoriteiten van de aangezochte staat mag de van die staat verkregen
informatie niet worden verstrekt aan de derde staat (artikel 8, laatste
zin).

	De algemene grenzen van de verplichting tot de uitwisseling van
inlichtingen (de weigeringsgronden) zijn neergelegd in het derde lid van
artikel 27. 

	Het vierde lid van artikel 27 bepaalt dat de verdragsstaat waaraan
inlichtingen worden gevraagd, zijn nationale informatievergarende
maatregelen dient in te zetten, ook al heeft die staat die inlichtingen
niet nodig voor de eigen belastingheffing. Wel blijven de gronden voor
weigering van inlichtingen, zoals vermeld in het derde lid van artikel
27, van toepassing.

	In het vijfde lid van artikel 27 is bepaald dat het enkele feit dat
informatie in het bezit is van bijvoorbeeld een bank, een financiele
instelling of een zaakwaarnemer, geen reden mag zijn voor een
verdragsluitende staat om de informatie niet te verstrekken aan de staat
die om de informatie heeft verzocht. 

Artikel 2

Singapore is bereid om op verzoek bancaire gegevens voor
belastingdoeleinden uit te wisselen. Artikel V (ad artikel 27) van het
Protocol, ondertekend te Singapore op 19 februari 1971, kan zodoende
komen te vervallen. 

Artikel 3

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. Op verzoek van Nederland kan ook
informatie worden verkregen met betrekking tot tijdvakken die begonnen
zijn voor de datum van inwerkingtreding van het onderhavige Protocol
(terugwerkende kracht). Het commentaar bij het eerste lid van artikel 26
van het OESO modelverdrag bevestigt dat inlichtingen ook in het kader
van strafrechtelijke procedures kunnen worden ingezet. Aan de
terugwerkende kracht is hier in beginsel geen beperking gesteld. Op
verzoek van Nederland is dit vervat in een briefwisseling tussen
Nederland en Singapore. Voor de inhoud van deze briefwisseling kan
worden verwezen naar Trb. 2009, 145.

 

III. Koninkrijkspositie

Voor wat het Koninkrijk betreft, zal het onderhavige Protocol, evenals
de Overeenkomst, alleen voor Nederland gelden.

De Staatssecretaris van Financien,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 Te weten:

a) Artikel 26 van het OESO Modelverdrag. Dit is de basis voor de
informatie-uitwisselingbepaling die kan worden opgenomen in een
bilateraal belastingverdrag. Naast informatie-uitwisseling op verzoek
biedt artikel 26 ook de mogelijkheid om informatie op automatische basis
of spontaan uit te wisselen.; OESO-modelverdrag van 17 juli 2008, OECD
Model tax convention on income and capital, Parijs: OESO 2008

b) De zogenoemde `Tax Information Exchange Agreement' (TIEA), die is
gebaseerd op de OECD, Model Agreement on exchange of information on tax
matters, dat samen met een aantal niet-OESO lidstaten, waaronder
verschillende belastingparadijzen, is ontwikkeld
(DAFFE/CFA(2002)24/FINAL), Parijs: OESO 2002, inclusief Commentaar,
beschikbaar via   HYPERLINK
"http://www.oecd.org/dataoecd/15/43/2082215.pdf" 
http://www.oecd.org/dataoecd/15/43/2082215.pdf  

c) Het multilaterale Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand
in belastingzaken van 25 januari 1988 (Convention on mutual
administrative assistance in tax matters), dat tot stand is gekomen
onder auspicien van de OESO en de Raad van Europa (WABB-verdrag, Trb.
1991, 4).

 In het overzicht wordt een onderscheid gemaakt tussen landen die
respectievelijk de normen naleven (in de wandelgang wel genoemd de
`witte lijst'), landen die gecommitteerd zijn maar nog niet aannemelijk
maken dat zij de normen naleven (`grijze lijst') en non-cooeperatieve
landen (`zwarte lijst'). De witte lijst wordt gevormd door landen die
ten minste twaalf overeenkomsten hebben gesloten die voorzien in
informatie-uitwisseling conform de internationale standaard. 

 Overigens zal Belgie zich vanaf 1 januari 2010 tevens committeren aan
de Europese Spaartegoedenrichtlijn waardoor bancaire informatie vanaf
die datum op automatische basis zal worden uitgewisseld.

 Bron: http://www.mof.gov.sg

 Automatische uitwisseling vindt nu bijvoorbeeld al plaats tussen de
meeste EU-lidstaten in het kader van de spaartegoedenrichtlijn.

 Met uitzondering van Belgie dat zich vanaf 1 januari 2010 tevens
committeert aan de Europese Spaartegoedenrichtlijn waardoor bancaire
informatie vanaf die datum op automatische basis zal worden
uitgewisseld.

  PAGE  1