[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nader rapport

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten in verband met de introductie van en het toezicht op premiepensioeninstellingen (Wet introductie premiepensioeninstellingen)

Nader rapport

Nummer: 2009D12432, datum: 2009-03-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z04617:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


	

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 21 november
2008, nr. 08.003332, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan ons te
doen toekomen. Dit advies, gedateerd 26 januari 2009, nr. W06.08.0481,
bieden wij U hierbij aan.

Naar aanleiding van het advies van de Raad van State merken wij het
volgende op.

1. De Raad adviseert om in de memorie van toelichting nader in te gaan
op de gefaseerde aanpak van het API-traject. We hebben aan het verzoek
van de Raad gehoor gegeven door in het algemeen deel van de memorie van
toelichting nader op deze materie in te gaan.

2a. De Raad is van oordeel dat de relatief zwakke positie van de
deelnemers in de premiepensioeninstelling (PPI) nadere onderbouwing
behoeft. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad is in het
algemeen deel van de memorie van toelichting meer aandacht besteed aan
dit element. Ter toelichting zij hier opgemerkt dat de positie van de
deelnemer aan een Nederlandse pensioenregeling wettelijk is geregeld in
de Pensioenwet. De Pensioenwet wordt op onderdelen aangepast teneinde er
zorg voor te dragen dat de positie van de deelnemer wiens
pensioenregeling is ondergebracht bij een PPI - vanuit de Pensioenwet
bezien - vergelijkbaar is met de positie van de deelnemer met een
rechtstreeks verzekerde regeling. Overigens dient bedacht te worden dat
de deelnemer - ongeacht de vraag waar de regeling wordt ondergebracht -
geen directe invloed heeft op de inhoud van de pensioenregeling. Wel
heeft de deelnemer een zekere invloed op de uitvoering van de regeling.
Vorenstaande laat onverlet dat de beleggingsrisico's van een regeling
die door de PPI wordt uitgevoerd bij de deelnemer neerslaan. Dat hangt
echter niet samen met de aard van de instelling (de PPI), maar is
onlosmakelijk verbonden met de aard van de regeling. Immers, de PPI
voert slechts premieregelingen uit. 

2b. De Raad adviseert om het voorgestelde artikel 98a in de Pensioenwet
te vervangen door een volwaardige wettelijke regeling. Dit advies is
overgenomen door in een nieuw lid in artikel 2 van de Pensioenwet
expliciet aan te geven welke artikelen worden geacht te behoren tot het
sociaal- en arbeidsrecht. In artikel 98a wordt vervolgens bepaald dat
dit sociaal en arbeidsrecht niet van toepassing is bij uitvoering van
een buitenlandse regeling. Op een vergelijkbare wijze is de Wet
verplichte beroepspensioenregeling aangepast.

3. De Raad spreekt een zekere twijfel uit over de concurrentiepositie
van de PPI. Alvorens hier nader op in te gaan, memoreren wij dat enkele
marktpartijen nadrukkelijk om deze constructie gevraagd hebben. Wij zijn
ons echter bewust van de beperkte reikwijdte van de PPI. Het werkterrein
van deze nieuwe instelling beperkt zich immers tot premieregelingen. De
verwachting is dan ook dat de PPI in Nederland (waar pensioenregelingen
overwegend een DB-karakter hebben) slechts een bescheiden rol zal
vervullen. 

Wel tekenen we hierbij aan dat in de beperkte reikwijdte nu juist ook de
kracht van het vehikel kan liggen. De PPI `mikt' immers vooral op de
internationale DC-markt. Een markt die bovendien groeit. In de memorie
van toelichting is dit nader onderbouwd door cijfermateriaal. In
paragraaf 7 van de memorie van toelichting is bovendien aangegeven dat
regelingen met een rendementsgarantie - onder de daar uiteengezette
omstandigheden - wel degelijk door een PPI kunnen worden uitgevoerd. Of
een IORP moet kunnen voorzien in een risico verzekering is een keuze van
de lidstaten (zie hieronder). Uiteraard kan behoefte blijven bestaan aan
andere vehikels.

4a. Zoals de Raad opmerkt in zijn advies, voldoet de PPI aan de
definitie van een IORP in de betreffende richtlijn. Dat er gelijkenissen
bestaan met andere (Europese) vehikels (zoals de ICBE) staat
desalniettemin buiten kijf. Dat lijkt echter geen reden om te twijfelen
aan de status van de PPI. Dat de PPI geen verzekeringstechnische
risico's mag dragen, is niet in strijd met de IORP-richtlijn.
Integendeel, de richtlijn biedt overduidelijk deze ruimte. Door de
Europese Commissie en het CEIOPS wordt  een onderscheid gemaakt tussen
artikel 17 en niet-artikel 17 IORP's. Deze laatste IORP's hoeven geen
buffers aan te houden. In de memorie van toelichting hebben we onder het
kopje `Relatie tot bestaande instellingen en pensioenuitvoerders:
toegevoegde waarde PPI' een en ander nader toegelicht.

4b. In de fiscale paragraaf (par. 5) is het verzoek van de Raad van
State verwerkt en duidelijker gemaakt hoe andere lidstaten met de
vrijstelling van artikel 5 VPB omgaan. Uit paragraaf 8.5 van het
OESO-commentaar op artikel 4 van het OESO-modelverdrag 2000 - 2008 volgt
dat de meeste OESO-lidstaten een onder voorwaarden van de belasting
vrijgesteld lichaam beschouwen als inwoner voor verdragsdoeleinden. Om
de aanspraak op een vermindering van buitenlandse belasting uit hoofde
van een Nederlands belastingverdrag geldend te kunnen maken is de
Nederlandse belastingdienst dan ook bereid aan een Nederlands
pensioenfonds, waaronder nu ook de PPI, een woonplaatsverklaring af te
geven. In de memorie van toelichting is overigens nog eens duidelijk
aangegeven dat een PPI een pensioenfonds is in de zin van de
belastingverdragen, maar niet in de zin van artikel 1 Pensioenwet.

5a. We hebben gehoor gegeven aan het verzoek van de Raad om de vereisten
waarvoor ontheffing kan worden gegeven (2:54h) expliciet te benoemen.
Deze systematiek sluit geheel aan bij soortgelijke bepalingen in de Wft
(zoals artikel 2:5).

5b. De suggestie van de Raad is gevolgd om de eisen die in de Wft worden
gesteld aan de inrichting van de bewaarder van beleggingsinstellingen
eveneens van toepassing te doen zijn op de pensioenbewaarder. Daartoe
zijn in het voorstel wijzigingen in de artikelen 4:9, 4:10, 4:11, 4:13
en 4:14 opgenomen. Ter verdere verduidelijking van de wijze waarop
premiepensioeninstellingen en pensioenbewaarders door de gedragsregels
van de Wft worden geraakt zijn enige technische wijzigingen aangebracht
in het voorstel. Er is een definitie van premiepensioenvordering
toegevoegd aan artikel 1:1 en de definitie van financieel product in dit
artikel is aangepast, zodat ook premiepensioenvorderingen onder deze
term worden begrepen. Deze wijzigingen hebben tot gevolg dat
premiepensioeninstellingen als aanbieders van deze financiele producten
daarmee tevens als financiele dienstverleners en als financiele
ondernemingen hebben te gelden. Het eerdere voorstel dat strekte tot het
toevoegen van premiepensioeninstellingen als een nieuwe categorie in de
definitie van financiele onderneming kon daardoor komen te vervallen.
Tot slot is een aantal reikwijdteartikelen in het Gedragsdeel aangepast
(de artikelen 4:8, 4:12 en 4:18) en is afdeling 4.3.9.
Premiepensioeninstellingen hernoemd en vernummerd tot paragraaf 4.3.1.6.
Premiepensioenvorderingen. De artikelen die onderdeel uitmaakten van de
afdeling zijn eveneens hernummerd. De artikelen 4:105, 4:106, 4:107 en
4:108 worden thans aangeduid als 4:71a, 4:71b, 4:71c en 4:71d.

5c. Tot slot, we hebben het verzoek van de Raad ingewilligd om meer
uitgebreid in te gaan op de inperking van de rechtsvorm. Onder het kopje
`Rechtsvorm', wordt meer uitgebreid toegelicht waarom de stichting, de
besloten, naamloze en Europese vennootschap de meest voor de hand
liggende rechtsvormen voor de PPI zijn.

Wij moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Financien

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

 Committee of European Insurance and Occupational Pensions Supervisors.

Directie Financiele Markten



Ons kenmerk

FM/ U







	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  4 



Directie Financiele Markten 

Korte Voorhout 7

2511 CW  Den Haag

Postbus 20201

2500 EE  Den Haag 

 HYPERLINK "http://www.minfin.nl" www.minfin.nl 

Inlichtingen

dhr. mr. dr. H. van Meerten 

T	070-3428354

F	070-3427928

h.meerten@minfin.nl



Ons kenmerk

FM/ U

Uw brief (kenmerk)

Bijlagen

> Retouradres Postbus 20201 2500 EE  Den Haag

De Koningin



Datum	3 maart 2009

Nader rapport inzake het voorstel van wet introductie
premiepensioeninstellingen  





	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  4