Antwoord vragen van de leden Besselink en Blanksma-Van den Heuvel over de rol van het Innovatieplatform bij het stimuleren van innovatieve ondernemers
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2009D08278, datum: 2009-02-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.P. Balkenende, minister-president (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2009Z01446:
- Gericht aan: M.J.A. van der Hoeven, minister van Economische Zaken
- Gericht aan: J.P. Balkenende, minister-president
- Indiener: M. Besselink, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: P.J.M.G. Blanksma-van den Heuvel, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Hierbij zend ik u, mede namens de ministers van Economische Zaken en
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, antwoorden op de schriftelijke vragen
van de leden Besselink (PvdA) en Blanksma-Van den Heuvel (CDA) over de
rol van het Innovatieplatform bij het stimuleren van innovatieve
ondernemers. De vragen werden mij op 29 januari toegezonden onder nummer
2009Z01446 / 2080911080.
DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,
mr.dr. J.P. Balkenende
2009Z01446 / 2080911080
Vragen van de leden Besselink (PvdA) en Blanksma-van den Heuvel (CDA)
aan de minister-president, minister van Algemene Zaken en de minister
van Economische Zaken over de rol van het Innovatieplatform bij het
stimuleren van innovatieve ondernemers. (Ingezonden 29 januari 2009)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over het onderzoek van de
Commissie Scheepbouwer, die concludeert dat er gebrek aan steun is
vanuit de overheid en het Innovatieplatform richting innovatieve
ondernemers? 1) 2)
1) Het Financieele Dagblad, 21 januari 2009: `Overheid laat steken
vallen bij steun aan Innovatieplatform'
2) Het Financieele Dagblad, 22 januari 2009: `Effect innovatiesteun na
vier jaar nog onduidelijk'
Antwoord
Ja. Ik heb ook op 3 februari jl. de bijdrage van professor Ben Dankbaar,
lid van de Voortgangscommissie Sleutelgebieden, gezien in het
Financieele Dagblad onder de titel `Sleutelgebieden van het
Innovatieplatform lijkt een veelbelovende proeftuin'. Zijn artikel geeft
een genuanceerd beeld van de Sleutelgebiedenaanpak zoals die door het
vorige Innovatieplatform is ontwikkeld. De conclusie is dat continuiteit
in het beleid nodig is en dat sleutelgebieden enige tijd dient te worden
gegund, maar dat ook consequenties getrokken dienen te worden als
onderlinge samenwerking niet lukt en prestaties achterblijven. Het
gebrek aan steun door de overheid aan innovatieve ondernemers zoals in
de door u genoemde artikelen in het Financieele Dagblad spoort niet met
de hoofdboodschap in het rapport van de Voortgangscommissie. Dat laat
onverlet dat de commissie aanbevelingen heeft, ook voor de overheid.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de constatering dat er teveel ministeries los van
elkaar werken op dit terrein, wat tot verkokering leidt?
Antwoord
De Voortgangscommissie Sleutelgebieden roept de overheid inderdaad op de
verkokering tegen te gaan. Het is zeker waar dat de ministeries de
handen nog meer ineen kunnen slaan dan thans het geval is. Er zijn
echter ook al stappen gezet. Ik denk bijvoorbeeld aan het samenwerken
tussen EZ en VWS bij het innovatieprogramma Life Sciences & Health,
tussen EZ en LNV op het sleutelgebieden Flowers & Food en tussen EZ en
V&W op het terrein van Logistiek. Voor tevreden achterover leunen is
echter geen plaats; de overheid pakt de handschoen graag met de
sleutelgebieden op om verdere verbetering te realiseren. Terecht
constateert de voortgangscommissie Sleutelgebieden dat de aanpak het
beste werkt als verschillende ministeries die aanpak breed adopteren.
Daarbij moet in overleg met de gebieden ruimte zijn voor maatwerk
waardoor de overheid mee kan helpen met de realisatie van doelen die de
gebieden zich stellen.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de conclusie dat de sleutelgebieden beperkte groei
laten zien sinds deze aangewezen zijn?
Antwoord
De voortgangscommissie concludeert niet dat de sleutelgebieden beperkte
groei laten zien vanaf het moment dat ze als zodanig zijn aangewezen. De
voortgangscommissie constateert dat er relatief weinig, recente harde
informatie is over de ontwikkeling in de sleutelgebieden. Dat heeft te
maken met de officiele statistiek waar met name internationale
vergelijkingen altijd een paar jaar achter lopen bij de actualiteit.
Met de innovatieprogramma's van EZ heeft het kabinet concrete invulling
gegeven aan de sleutelgebiedenaanpak. Over de voortgang van deze
innovatieprogramma's bent u bij brief van 22 oktober 2008 (TK 27406,
nr.123) geinformeerd. Deze informatie zal ook worden verwerkt in de
midterm review (MTR) van het programmatische innovatiebeleid die direct
is gestart na het verschijnen van het onderzoek van de
voortgangscommissie. Ik verwacht u de uitkomsten van de MTR in juni 2009
te sturen.
Vraag 4
Wat gaat u doen met de conclusies van dit onderzoek?
Antwoord
Zoals gezegd is het onderzoek in de eerste plaats een aanmoediging door
te gaan met het sleutelgebiedenbeleid. De conclusie van het kabinet is
dan ook om door te gaan met die aanpak en dus ook met de
innovatieprogramma's. Deze zijn immers de concrete invulling van de
sleutelgebiedenaanpak. Twee aanbevelingen die er wat het kabinet betreft
uitspringen zijn: (i) zorg voor meer regie en samenwerking en (ii) zorg
voor een actieve opstelling en bevorder dynamiek in de sleutelgebieden.
De kennisuitwisseling tussen de sectoren (bedrijven en
kennisinstellingen) en de overheid laat volgens de voortgangscommissie
soms te wensen over. Departementen kunnen soms ook nog beter samenwerken
zoals bijvoorbeeld nu gebeurt in het kader van de Taskforce Technologie
Onderwijs Arbeidsmarkt waarbij EZ, OCW en SZW samen zoeken naar het
oplossingen voor het knelpunt van voldoende technisch, gekwalificeerde
medewerkers. Voorts pleit de commissie voor (nog) meer onderzoek ten
bate van de sleutelgebieden. Dat zijn punten die ook aan de orde komen
in de genoemde midterm review van het programmatische innovatiebeleid
van EZ.
Het gaat bij de sleutelgebiedenaanpak om betrokkenheid van de gebieden
en de overheid. Vrijblijvendheid is dan niet aan de orde. Binnen de
innovatieprogramma?s moeten bedrijven, kennisinstellingen en de overheid
zich committeren aan de afgesproken doelen. Indien doelen niet worden
bereikt, moet dat in beginsel gevolgen hebben. Het omgekeerde geldt ook:
als er in innovatieprogramma's uitstekende prestaties worden geleverd en
na afloop van de looptijd van het programma (meestal 4 tot 5 jaar) zou
voor een volgende periode een nieuw programma worden ingediend dat
volgens een onafhankelijke toetsingscommissie aan de gestelde eisen
voldoet, dan moet een vervolg mogelijk zijn. Door systematisch te
toetsen op kwaliteit worden dynamiek en concurrentie bevorderd.
Innovatieprogramma's noch sleutelgebieden zijn er voor de eeuwigheid.
Vraag 5
Hoe kijkt u aan tegen de kritiek dat de overheid haar eigen
verantwoordelijkheid onvoldoende neemt om bedrijven en
universiteiten/kennisinstellingen te laten samenwerken?
Antwoord
Ik heb in het rapport van de voortgangscommissie sleutelgebieden niet
gelezen dat de overheid haar eigen verantwoordelijkheid onvoldoende zou
nemen om bedrijven samen te laten werken met kennisinstellingen en
universiteiten. De sleutelgebieden en het innovatieplatform worden beide
aangemoedigd om van elkaar te leren, nog meer samen te werken, vooral
ook binnen en tussen de sleutelgebieden, en om het onderzoek ten bate
van de sleutelgebieden verder te versterken. Voor dat laatste zal de
overheid haar eigen rol nog eens tegen het licht houden. Zoals u echter
weet worden, bijvoorbeeld via de valorisatieagenda, al veel activiteiten
ondernomen om de kennis te laten stromen tussen bedrijven en de publieke
kennisinfrastructuur. Het is goed de effectiviteit van die acties nader
te bezien voor de sleutelgebieden. De overheid neemt hier het
initiatief; voor valorisatie van kennis is echter niet alleen de inzet
van de overheid nodig, maar ook die van bedrijven en kennisinstellingen.
Samenwerking kan en wil de overheid niet afdwingen.
Vraag 6
Hoe kijkt u aan tegen de samenwerking van sleutelgebieden van het
Innovatieplatform en de Pieken in de Delta, geformuleerd door
Economische Zaken?
Antwoord
Met Pieken in de Delta ondersteunt het kabinet sterktes in de regio met
een nationaal belang. Voor een deel vallen de regionale sterktes samen
met de sleutelgebieden. Dat is bijvoorbeeld het geval in de regio rond
Eindhoven op het gebied van High Tech Systemen & Materialen. Binnen EZ
vindt, waar relevant, afstemming plaats tussen projecten uit Pieken in
de Delta en de Innovatieprogramma's die zijn geent op de
sleutelgebieden. Daarover heb ik u in 2008 geinformeerd in de zogenoemde
stroomlijningsbrief van EZ van 28 februari 2008 (TK 31200 XIII, nr 47).
Ik noem ter illustratie twee voorbeelden die de meerwaarde van de
samenwerking tussen beide instrumenten laat zien. Het Pieken in de Delta
project Settlink dat zorgt voor het helpen settelen van kenniswerkers in
Zuidoost Nederland. Een ander voorbeeld is het project HIPrins, een
innovatieproject ondersteund met Pieken in de Delta, waarvan de
ontwikkelde technologie door het innovatieprogramma Point One verder is
opgepakt.
VERTROUWELIJK Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van NUMPAGES \*
MERGEFORMAT 4
Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 4
> Retouradres Postbus 20001 2500 EA Den Haag
Aan de voorzitter van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 20 februari 2009
Betreft Antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Besselink
(PvdA) en Blanksma-Van den Heuvel (CDA), nr. 2009Z01446 / 2080911080
Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 4
Minister-President
Binnenhof 19
2513 AA Den Haag
Postbus 20001
2500 EA Den Haag
www.minaz.nl
Onze referentie
3074911